Antje Orion

Door: Dirk Huizinga

Ontwerp:Hendrik de Boer, van een ‘plezieraakje’. 1906
Bouw: Gebroeders de Boer 1907
Opdrachtgever: W.Z. van der Mey, Leiden
Eerste naam: Zeemeeuw
Afmetingen: Lengte 8.55 meter Breedte 3.15 meter
Diepgang: 0.75 meter

Bij het honderdjarig bestaan van dit aakje, in 2007, is door de eigenaren een zeer informatief en alleraardigst boekje uitgegeven over de geschiedenis van dit jachtje. (Zie Douwen en Deen, 2008)

Geschiedenis
Periode eigenaar scheepsnaam ligplaats

1907 W.Z. van der Mey. Zeemeeuw. Warmond
1907-1912 W.Z. van der Mey. Johanna. Warmond
1912-1918 A.C. Dieben. Maria Maria Geertruida. Leiden
1918-1925 Joh. Speelman. … Sassenheim
1925-1930 W. Roodenburg. Ariadne. Dordrecht (?)
1930-1935 B. Wilton. Beresteyn. Voorburg
1935-1937 A. Vlielander. Frothblower. Numansdorp
1937-1955 A. Blussé van Oud-Alblas. Orion. Rotterdam
1955-1988 J.D. Wilton. Antje R’dam. Hellevoetsluis,
                                                      Braassem
1988-1997 W.P. Waller. Antje. Muiden
1997- 2017 Van Douwen/Van Deen. Orion. Gaastmeer
2017 -heden Stijn van Esser. Utrecht. Orion. Huizen

Het aakje dat de Gebroeders De Boer in 1907 bouwden voor Willem van der Mey werd door de opdrachtgever een boeier genoemd en door De Boer een plezieraakje. Het scheepje heeft de afmetingen van een boeier, maar de vorm van een visaak. Dat mocht je ook verwachten als je een dergelijk scheepje bij De Boer liet bouwen. Overigens was het helemaal niet ongebruikelijk bij scheepswerf De Boer om ook kleine visaken te bouwen. Bij een Lemsteraak hoeven we niet perse aan een schip van meer dan tien meter te denken. De zijzwaarden van het plezieraakje waren wel wat breder dan de zwaarden van zeegaande aken. Willem van der Mey zeilde er vooral mee op de Kaag, wat de reden zal zijn geweest om het scheepje uit te rusten met wat bredere zwaarden. Opmerkelijk bij dit fraai gelijnde aakje is zeker ook de lage kajuit. De Boer (en opdrachtgever Van der Mey) hebben geen enkele moeite gedaan om op dit scheepje van 8.60 meter lengte een of andere vorm van stahoogte in de kajuit te creëren. Stahoogte was er in de kuip en op dek. In de kajuit kon je zitten. Dat idee heeft tenminste geleid tot een fraaie vorm zonder storende kajuit die door haar hoogte alle aandacht weg zou trekken van de belijning van de romp.

Lijnenplan van het plezieraakje Orion (FSM)

Ook opmerkelijk is de schuine stand van de mast. Voor het gevoel, zoals wij dus gewend zijn, helt de mast wel erg ver naar achteren. Waarom zou je die mast niet wat steiler zetten, denk je. Dat is toch niet zo moeilijk? Uit de mastbankconstructie bleek echter, dat de hellende stand van de mast zo door De Boer bedoeld was. De Gebroeders de Boer hebben vaker aakjachten gebouwd met sterk hellende masten. Een schuinstaande mast is in deze gevallen dus origineel.

Toen Mr. A. Blussé van Oud-Alblas het aakje dat hij ‘Orion’ noemde, in 1937 overnam, verving hij niet alleen de mast die na 30 jaren rot was, maar ook de berghouten. Zoals bij geklonken schepen gebruikelijk was, waren de berghouten niet van ijzer, maar werd er een houten berghout in een U-profiel bevestigd. Ook dat berghout was verrot en moest vervangen worden. Interessant is, dat het berghout bij dit jachtje op drie manieren is uitgevoerd. Het gestrekte deel langs de romp is van hout, geklemd tussen twee aan de huid geklonken hoekprofielen. In de boegen is een geklonken stuit gemaakt van vier hoekprofielen met een afdekstrip. Daarmee wordt een U-balk geconstrueerd die (alleen in de boegen) aan de binnenkant open is. Vanuit het schip is de holte van het berghout te zien met de profielen en de koppen van de vele klinknagels. Een doosvormige voorsteven was met de klinktechniek evenmin te maken. Die bleef aan de bovenkant open. De opening werd afgedekt met een houten afdekplaatje.

Bij visaken werd vaak minder moeite gedaan holle vormen te klinken. Daar werd de ruimte voor het berghout ook eenvoudig opgevuld met cement en de stevens met hout. Tijdens de oorlog bleef het scheepje op het droge onder een overkapping bij jachtwerf Zaal aan de Kralingse Plas. Na de oorlog bleek de aak aan enige restauratie toe te zijn. In 1946 werd de constructie mastbank-boeisel-zwaardophanging vervangen wegens doorroesten.

Weer drie jaren later werden delen van het vlak vernieuwd. Blussé dacht in de loop van de vijftiger jaren aan de aanschaf van een zeewaardiger schip en in 1955 nam J.D. Wilton uit Rotterdam het aakje over. Hij gaf het schip de naam ‘Antje’. De nieuwe eigenaar was een neef van Bart Wilton die het schip in de jaren dertig bezat. De ‘Antje’ kreeg een ligplaats in de Rotterdamse Veerhaven. Toen de Nieuwe Maas te druk werd om op te zeilen, kwam het aakje in Zeeland te liggen, in Hellevoetsluis.

Na ruim dertig jaren werd de aak weer in de verkoop gedaan en Wilco Waller werd in 1988 de nieuwe eigenaar. Wilco Waller was een bekende van de familie Wilton. Hij handhaafde de naam ‘Antje’ voor de aak die in de jachthaven van Muiden kwam te liggen. Voor winterberging ging de aak naar Stofberg, eerst in Leimuiden, later in Enkhuizen. Waller moderniseerde het aakje vooral van binnen. De massieve grenen uitklapbanken werden wat praktischer en comfortabeler uitgevoerd in modern hechthout. Ook kreeg de aak een moderne scheepsdiesel. In 1996 bood hij de aak te koop aan en werden Willem en Hansje van Douwen met hun partners de nieuwe eigenaren. Zij doopten het schip opnieuw ‘Orion’.

(Bronnen: Spiegel der Zeilvaart, 2007, nr. 8 en Douwen, Deen, 2008)

In 2017 werd het aakje verkocht aan Stijn van Esser uit Utrecht. Eerst lag het jachtje in Naarden, maar m.i.v. 2020 in Huizen

Loosdrecht, 1932. De Orion, op dat moment onder de vlag ‘Beresteijn’, sleept een 12m2 Sharpie, een Vrijbuiter en een Canadese kano. (Foto: collectie Gerard ten Cate, Zuidlaren)

De ‘Johanna’ in 1913 onder zeil op de Kagerplassen. (Foto: ‘De Watersport’) Het scheepje had nog een akenroer en de kluiverboom was 3.70 m. lang, een halve meter langer dan de huidige kluiverboom..

Heeg, 2006. De Orion op het Heegermeer. (Foto: www.mooieboot.foto.nl)

Heeg, 2006. Goed te zien is dat het vrijboord achter aan de lage kant is, als er met de Orion gevaren wordt op ruwer water. Het aakje heeft geen zelflozende kuip. Bij de bouw is terecht gekozen voor een diepe kuip waar de bemanning laag in zit. Alleen voor de stuurman is een hogere zetel mogelijk. Het betekent wel, dat steeds voorkomen moet worden dat er veel (regen- en buis)water in de kuip komt, want dat water verdwijnt in het schip.(Foto: www.mooieboot.foto.nl) Onder: De Orion rond 1920, nog voorzien van akenroer. (Foto: G.t.C.)

Fluessen, 2010. De Orion onder zeil bij zwakke wind. Opvallend zijn de schuine stand van de mast, die het scheepje vanaf oplevering in 1907 heeft gekenmerkt, en de lange kluiverboom. (Foto: Ton Hartog) Onder: 1938.

De Orion in 1920 (boven) en een kleine eeuw later (onder).

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.