aakjacht Dolfijn

Door: Dirk Huizinga

Ontwerp: Arie de Boer 2 VA (zusterschip v. d. Trekvogel, 1913, 8 VA)
Bouw: Dirk de Boer, 1929
Opdrachtgever: M. Sanders te Amsterdam

Afmetingen:
Lengte 17.54
Breedte 4.40
Diepgang

Zeilplan: 0.90
Grootzeil 88 m2
Fok 30 m2
Kluiver 32 m2

Geschiedenis van de aak:

1929 M. Sanders, Amsterdam
1939 J.P. Carp, Rotterdam
1962 H.W. Grimm, Leverkusen
1991 J.W. van der Velden
1998 Mw. C.E. M ller-Nijenbranding-deBoer, Huizen
2011 C. en R. van der Leden, Drachten

Het Lemsteraakjacht ‘Dolfijn’ werd in 1929 bij scheepswerf Dirk de Boer in De Lemmer voor f. 30.500.- gebouwd voor M. Sanders uit Amsterdam. De scheepswerf Gebroeders De Boer was in 1925 opgeheven. Dirk de Boer zette het bedrijf voort met zijn zoon Arie. Na vier jaar kregen zij de opdracht een groot aakjacht te bouwen volgens het lijnenplan van de ‘Trekvogel’ die de gebroeders De Boer in 1913 hadden gebouwd. De ‘Dolfijn’ zoals het nieuwe jacht ging heten, werd in 1939, tien jaar na de tewaterlating en vlak voordat de oorlog uitbrak, verkocht aan Mr. J.P. Carp, die de aak van 1939 tot 1962 in bezit hield. Hij noemde zijn aanwinst ‘Neerlandia’.

De aak was voorzien van een interieur met in het zicht teakhout, met grenen in het zichtbare deel van kasten en alle delen die niet in het zicht vielen van vurenhout. Carp liet de scheepsarchitect H. Kerksen Sr. een ontwerp maken voor de verbouw van de Lemsteraak. Kersken schreef daar later als toelichting bij zijn werk als volgt over: “Het ontwerp van een ombouw van een aak, waarbij de opbouw en de dekken in teak werden uitgevoerd. Duidelijk blijkt uit de tekening hoeveel ruimte en comfort in een dergelijk schip bij verbouwing gecreëerd kunnen worden. Als motor is gekozen een MAN-diesel D 1246, 100 pk, die geplaatst werd onder de vloer van de stuurkuip, hetgeen een ingrijpende verbouwing eiste. Voorts werd ook hier de elektrische installatie aangebracht. Het jacht is uitgevoerd met motorankerlier voor beide ankers. Voor de bediening van alle zeilen zijn de nodige lieren aanwezig. Voor de vaart op de grote rivieren wordt onder motor een snelheid van 14 – 16 km verwacht.” (Kersken, 1963).

De architecten F.A. en A. Warners uit Amsterdam werkten in 1942 het inrichtingsplan voor de aak concreet uit. Gedurende de oorlogsjaren zijn een luxueuze betimmering en een geïntegreerd geheel van technische voorzieningen in de aak aangebracht. Daarbij werd in de nieuwe teakhouten roef de salon met het buffet betimmerd met veel teakhout, opgeluisterd met maritieme motieven van ingelegd fineer.

Na de oorlog werd Mr. J.P. Carp beschuldigd van collaboratie met de Duitsers. De aak, die de oorlog in Rotterdam overleefd had, werd geconfisqueerd door de Staat en kwam onder beheer van het Nederlands Beheerinstituut. Jarenlang lag ze in een Amsterdamse gracht en werd ze verhuurd als woonschip. Met de nieuwe inrichting volgens het ontwerp van Kersken was de aak in de naoorlogse tijd van ernstige woningnood, zeker geschikt voor permanente bewoning door een gezin. Naast de ruime salon met buffet was er aan bakboord achter de mast de grote eigenaarshut met twee bedden, een ligbad, een WC en een wastafel. Aan bakboord direct voor de mast de gastenhut met twee bedden en een wastafel. Aan de andere kant van de centrale gang, aan stuurboord, bevonden zich achter de mast twee kleine slaapkamers, ieder voorzien van een wastafel, naast de mast een WC en voor de mast, in het ruime voorschip, het onderkomen voor de zetschipper en een knecht met zitbanken, kasten, twee bedden, bij de mast de grote oven met aan stuurboord de kombuis. Het schip was voorzien van stromend water, van centrale verwarming en elektrische verlichting en voorzieningen als een radio. Het hoefde ook permanente bewoners aan niets te ontbreken.

Na meer dan 15 jaren werd de ondertussen wel verwaarloosde ‘Neerlandia’ in 1962 verkocht voor f. 45.000.- aan H.W. Grimm uit Hitdorf am Rhein, de directeur van een scheepvaartbevrachtingskantoor bij Leverkusen. Het schip werd grondig verbouwd en opgeknapt. Uiteindelijk kreeg de aak Medemblik als ligplaats. Grimm gaf zijn jacht de naam ‘Markab’ (naar de heldere ster in het sterrenbeeld Pegasus, de ‘bode der goden’).

Lijnenplan van de ‘Neerlandia’: de verticalen laten een aak zien met de traditionele lijnen. Anders dan de snelle, ‘geveegde’ aken van tegenwoordig. Opvallend is het ontbreken van de loefbieter. Reconstructie: H. Kersken Sr. (Uit: Kersken, 1963)

Lemsteraakjacht ‘Nerlandia’, zeilplan getekend door H. Kersken Sr. Grootzeil 88 m2, fok 30 m2, kluiver 32 m2. Totaal 150 m2.(Uit: Kersken, 1963) Opvallend is de kleine fok die royaal voor de mast blijft en de relatief grote kluiver. In 1997 kreeg de aak een nieuw tuig van 195 m2 (volgens de meetbrief van het KNWV).

Drachten, 2011. Ook de teakhouten kajuit komt in aanmerking voor een grondige opknapbeurt. (Foto: D.H.)

Verbouw Lemsteraakjacht ‘Neerlandia’: inrichtingsplan, reconstructie van de waterlijnen en het dekplan. Ontwerp van H. Kersken Sr. (Uit: Kersken, 1963)

Deel van het technisch inrichtingsplan 1942 van Allert Warners, Amsterdam.

Lemsteraakjacht ‘Neerlandia’: het spantenplan met het halfronde grootspant, dat zo kenmerkend is voor de grote De Boer aken. Reconstructie H. Kersken Sr. (Uit: Kersken, 1963) Ook het plezieraakje Orion heeft deze halfronde spantvorm zonder kim. Dat geheel in tegenstelling tot de visaken van de Gebroeders De Boer. Die hebben een plat vlak met duidelijke ronde kim. De visaken hebben daarmee een grotere vormstabiliteit en steken minder diep. Ook illustreert het mijn stelling dat de plezieraken van De Boer niet afgeleid zijn van de visaken, maar zelfstandige ontwerpen zijn (‘pleziervaartuigen’, ‘boeiers’, ‘Lemsterjachten’). Zij komen voort uit de grote boeieraken en zijn geen luxe visaken. Onder: De Dolfijn tijdens een wedstrijd in 1934.

De ‘Markab’ (2 VA) in de wedstrijd. Het tuig lijkt daarvoor allesbehalve optimaal getrimd te zijn.

De romp was bij aflevering in 1929 onder water twee keer in de koolteer gezet. Boven water was de romp van vier lagen verf voorzien en van binnen één maal in de ijzermenie. De roef werd aan de buitenkant gevernist. De stuurstoel was voorzien van teakhouten banken met kastjes. De vloer was van vier cm. dik teakhout en daaronder werd een 25 pk. sterke vier cylinder Sterlingmotor geplaatst.

De voorkajuit (voor het personeel) was iets eenvoudiger afgetimmerd met vurenhout. De kombuis was voorzien van een geëmailleerde gootsteen, een kunstgranieten aanrecht, een fornuis, een waterpomp en een onderwaterlijncloset.

Het Lemsteraakjacht ‘Neerlandia’ (ex-Dolfijn) met het voor die tijd kenmerkende lage, brede tuig.

De Lemsteraak ‘Trekvogel’ (de oudere zus van de Dolfijn).

In 1991 werd de ‘Markab’ verkocht aan J.W. van der Velden. Deze liet in 1996 het jacht taxeren i.v.m. een financiering en assurantie. De aak werd beoordeeld als ‘een perfect gerestaureerd vaartuig’. De dagwaarde werd op f. 1.100.000.- gesteld.

In 1997 werd een zeilprestatieberekening voor de aak gemaakt door Ir. P. van Oossanen. Bij de computerberekeningen werd het lijnenplan gebruikt dat H. Kersken Sr. van de aak had gemaakt. De ‘Markab’ bleek een zeer stabiel schip te zijn. De aanvankelijk berekende waterverplaatsing van 65 ton werd gecorrigeerd naar 41.9 ton. Met een aanzienlijk groter zeiloppervlak zouden de zeilprestaties volgens Van Oossanen zondermeer verbeteren. Dat jaar kreeg de ‘Markab’ een nieuw tuig dat 30% groter was dan het oude tuig.
In 1998 liet Van der Velden het schip nogmaals taxeren i.v.m. eventuele verkoop. De waarde werd op niet meer dan f. 300.000.- gesteld. Uiteraard was de jachtmakelaar het niet eens met deze ‘lage’ taxatie. Hij bestreed de getaxeerde waarde niet, maar vond dat een jacht met deze statuur een positie in de markt had dat het niet door de prijs ‘in handen van doe-het-zelvers’ mocht kunnen vallen.

Hetzelfde jaar werd de aak verkocht aan mevr. C. E. M ller-Nijenbranding-de Boer voor f. 800.000,- Zij liet het aakjacht voor f. 250.000,- grondig opknappen. De reservezwaarden van het Lemsteraakjacht ‘Trekvogel’ werden geruild voor de iets aangetaste zwaarden van de ‘Dolfijn’. Die zouden 5 jaar bewaard blijven (bij de gerenommeerde jachtwerf Stofberg, aan de zuidkant van Enkhuizen) als reservezwaarden voor beide jachten. De ‘Trekvogel’ is immers een aakjacht van de Gebroeders de Boer uit 1913 met dezelfde afmetingen als de Dolfijn uit 1929. De ‘Dolfijn’ kan gezien worden als het jongere zusje van de ‘Trekvogel’. Toen de restauratie in 1999 voltooid was, werd er een groot feest gehouden. Mw. Cornélie Möller gaf de aak de eerste naam ‘Dolfijn’ terug.

Zaandam, 2000. De pas gerestaureerde aak ‘Dolfijn’ wordt gewogen voor de nieuwe TVF van de KNWV.

De nieuwe eigenaresse was de weduwe van de Amsterdamse vioolbouwer Berend Max Müller, die in 1989 bij een roofoverval in zijn villa in Huizen om het leven kwam. In 1999 meldde zij de grondig opgeknapte ‘Dolfijn’ aan bij de Stichting Stamboek van Ronde en Platbodemschepen. De ‘Dolfijn’ kreeg een ligplaats in Muiden, bij de Koninklijke Nederlandse Zeil- & Roeivereniging. In de winter werd het schip onderhouden bij Van Leest Scheepsbouw BV in Warmond. 

Na de grote opknapbeurt in 1998/1999 bleken er jaarlijks nog flinke sommen geld nodig te zijn voor het onderhoud van de aak. Die kosten bedroegen gemiddeld zo’n € 50.000,- per jaar inclusief het liggeld voor de zomer en de kosten van de winterberging. De investeringen in de aak waren sterk gericht op de uiterlijke aspecten van het jacht, op het schilderwerk, de voorzieningen en installaties aan boord en het instrumentarium. Er werd relatief weinig geld uitgegeven om de bij technische taxaties geconstateerde gebreken aan de romp afdoende te verhelpen. Al spoedig waren er opnieuw problemen met roestvorming achter de houten kluisborden, onder het teakhouten potdeksel, achter het houten berghout en onder de betonballast op het vlak werden niet grondig genoeg aangepakt, evenmin als de lekkage van de teakdekken door krimpscheurtjes in het rubbercompound van de deknaden. Dat alles ondanks de toch vrij grondige restauratie bij Van Leest.

De ‘Dolfijn’ kwam weer in de verkoop, toen in 2006 de nieuwe partner van mevr. Cornelie Müller, Ariën van Vemde uit Zurich met wie zij met de aak voer, kwam te overlijden. Eerst lag het schip bij de Jachtwerf Van Leest in Warmond, maar nog datzelfde jaar ging de aak naar de akenmakelaardij van Dirk Blom in Workum. Mevr. C.E. Müller-Nijenbranding-de Boer liet in 2007 in Workum een conditiekeuring uitvoeren, waarbij werd vastgesteld, dat de aak in een matige conditie verkeerde. Er was sprake van ernstige roestvorming en van lekkages door de naden van de teakdekken van het dek en de opbouw. De vraagprijs voor de aak werd gesteld op € 300.000.- Vervolgens duurde het enige jaren voordat er kopers waren. In 2011 was het zover. Cock en Ria van der Leden uit Drachten kochten de aak voor de helft van de vraagprijs. Ze voeren het schip naar Drachten, waar het een grote opknapbeurt krijgt waarbij tenminste ook het vlak vernieuwd zal worden.

Drachten, 2011. De ‘Dolfijn’ ligt voor de kant bij de scheepswerf ‘Het Buitenstvallaat’ van Haiko van der Werff. In 1917 liep hier de 17 meter lange Lemsteraak ‘De Brave Hendrik’ (ontwerp D. Zijlstra) van stapel. Nu zal de werf de restauratie van het vlak aan de aak ‘Dolfijn’ uitvoeren. (Foto: Dirk Huizinga)

De betonballast werd verwijderd van het vlak, zodat de kwetsbare plekken in de staalplaten gerepareerd konden worden. Vooral in de kop zaten de zwakke delen. Daar zijn meters staalplaat van het vlak vernieuwd. In het achterschip was het staal onder het beton beter dan was ingeschat. Vooral langs de randen waar het beton had gezeten tot aan de waterlijn waren diverse plekken die weggesneden moesten worden en vervangen werden door nieuwe staalplaat. Het berghout werd op de zwakke plekken verwijderd evenals de kluisborden met de slemphouten. Het staal achter het hout werd tegen roest behandeld en het hout waar nodig vervangen. Ondertussen werd het gelakte hout van kajuit, kuip en potdeksel ontdaan van oude laklagen, waar nodig gerepareerd en opnieuw in de lak gezet. De ijzeren romp werd van binnen tegen corrosie beschermd en geïsoleerd met PUR-schuim, waarna de wederopbouw van het interieur kon plaatsvinden.

Drachten, 2011. Het verwijderen van de betonballast van het vlak van de Dolfijn wordt bemoeilijkt vanwege de stroken ijzer en de ponsdoppen in het beton en de later aangebrachte laag epoxyhars op deze ballast. (Foto: Dirk Huizinga)

Cock en Ria van der Leden werkten de hele winter aan de afwerking van het schip. Toen de romp gerefit was, kon begonnen worden met de inbouw van nieuwe installaties, van een hydraulisch systeem en van het gedeeltelijk vernieuwde interieur. In het voorjaar van 2012 kon de aak weer te water en werd daar verder afgewerkt. Na deze grote opknapbeurt kon het schip weer bewonderd worden. Bijvoorbeeld om het opvallend fraaie messingbeslag en de opnieuw van bladgoud voorziene details bij onder meer de kluisborden, het uiteinde van de giek, de vlaggenstok en de mastwortel. Het klassieke Lemsteraakjacht in luxueuze uitvoering is hiermee voor de komende decennia als cultureel erfgoed behouden gebleven. Die zomer werd met het schip de havens bezocht waar het voorheen zo’n bekende verschijning was. De oudere watersporters herkenden de ‘Dolfijn’ ogenblikkelijk. In 2020 werd de Dolfijn verkocht en verhuisde naar Amsterdam.

Drachten, 2011, de hak van het roer was toe aan nieuw hout.

Drachten, april 2012. Het restauratiewerk aan de romp is voltooid. Jachtwerf Van der Werff heeft ongeveer de helft van het vlak vervangen. Alle betonballast is verwijderd. De romp is van binnen schoon gemaakt, geschilderd en geïsoleerd. Het buitenwerk is opnieuw in de lak gezet. Zonder ballast ligt de aak 30 centimeter hoger in het water. Als het schip is opgetuigd, moet er dus weer ballast aangebracht worden. Ondertussen worden de installaties vernieuwd en wordt alle bedrading vervangen. Ook is er een boegschroef aangebracht.

Drachten, Buitenstvallaat, april-mei 2012. De Dolfijn wordt afgewerkt en opgetuigd. (Foto’s Dirk Huizinga)

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.