Werf Croles - IJlst
Jelle Jelles Croles, geboren op 5 september 1826 te IJlst, overleden op 22 januari te IJlst.
In het 'Genealogysk Jierboekje 1969' publiceerde jonkheer drs. M.J. van Lennep een uitgebreide genealogie van deze IJlster vroedschapsfamilie, die teruggaat tot het jaar 1650. In deze publicatie wordt Jelle Pieter Croles (1753-1830) vermeld als eerste 'scheepstimmerman en bootjesmaker'. Hij vervaardigde een aanzienlijke hoeveelheid kofschepen en tjalkschepen met lengtes tot 68 voet (20 meter), wat voor die tijd aanzienlijke afmetingen waren. Jelle Jelles Croles (1793-1851), omschreven als een 'zeer deskundig en uitermate bekwame vakman', zette deze traditie voort door eveneens een groot aantal snikschepen, tjalken, kofschepen en schuitenschepen te bouwen.
Een zoon van Croles, Jelle Jelles (1792-1851), zette het scheepswerfbedrijf van zijn vader voort. Helaas kwam hij op tragische wijze om het leven. Op 1 maart 1851 verdronk hij, samen met zijn tweede zoon Walle, tijdens een overtocht over de Fluessen bij Oudega (H.O.), terwijl zij op weg waren naar huis na een bezoek aan zijn dochter in Bakhuizen.
Jelle Jelles Croles, scheepsbouwmeester, werd geboren te IJlst in 1793 en overleed op 1 maart 1851. Hij was een toegewijde pleitbezorger van de gereformeerde leer gedurende de periode van de Afscheiding. Croles publiceerde onder andere: *De wonderbare reiniging eener melaatsche, ontwikkeld uit Matth. 8:1-4* (Sneek, 1831) en *Uitboezemingen* (Sneek, 1832). In de herfst van 1834 leidde hij, evenals Pier Schaap van Workum en J.W. Vijgeboom, religieuze bijeenkomsten te Sneek. Croles en zijn zoon, Walle Jelles Croles, kwamen tragisch om het leven door het kapseizen van een zeilboot op het Heegermeer. Zijn echtgenote was Liskje Walles Veldhuis. Een tweede zoon, Jelle Jelles Croles Jr., geboren te IJlst op 5 september 1826, trad eveneens in de voetsporen van zijn vader als scheepsbouwmeester. Daarnaast vervulde hij diverse maatschappelijke functies, waaronder die van wethouder en ambtenaar van de burgerlijke stand in zijn geboorteplaats. Tevens was hij lid van de Staten van Friesland van 1886 tot 1898.
Mr. J.J. Croles: Enige zoon van Jelle Jelles Croles en Klaske Anskes Syperda. Een antirevolutionair afkomstig uit IJlst (geboren op 23 augustus 1869 te IJlst), die gedurende zeven jaar lid was van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Aanvankelijk volgde hij een opleiding in de scheepsbouw, geïnspireerd door het beroep van zijn vader als scheepsbouwer, maar hij koos uiteindelijk voor een carrière in de juridische sector.
Hij begon zijn juridische loopbaan als advocaat en bekleedde achtereenvolgens functies als rechtbankgriffier, rechter, raadsheer en (vice)president van het Gerechtshof in Leeuwarden. In de Eerste Kamer richtte hij zich met name op de onderwerpen onderwijs en justitie, waarbij hij zich inzet toonde als voorstander van onderwijs in de Friese taal. Daarnaast was hij gedurende een lange periode actief als lid van de Provinciale Staten van Friesland.
In 1918 speelde hij een belangrijke rol in het mobiliseren van Friese vrijwilligers via de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), die naar Den Haag trokken in reactie op de dreiging van een revolutie.. www.parlementairdocumentatiecentrum.nl en www.skutsjehistorie.nl
De oudste zoon, Jelle Jelles Croles (1826-1900), zet het familiebedrijf voort en verkrijgt in 1895 een officiële vergunning van de gemeente voor de uitbreiding van de werf, specifiek gericht op de ijzeren scheepsbouw. In de negentiende eeuw wordt de werf verplaatst naar de Zevenpelsen, waar het een aanzienlijke reputatie opbouwt.
Naast veerschepen voor de binnenvaart worden eveneens zeewaardige kof- en smakschepen vervaardigd. Over de productie van pleziervaartuigen is slechts beperkte informatie beschikbaar. Er zijn enkel twee houten ronde jachten bekend die door J.J. Croles zijn gebouwd: een boeier en een open zeiljacht. In 1895 werd het bedrijf uitgebreid met het oog op de bouw van ijzeren schepen; in 1898 werd op deze werf het allereerste ijzeren Lemsteraak vervaardigd. Deze scheepswerf stond in de volksmond bekend als de 'IJzeren Helling'.
Na het overlijden van Jelle Jelles Croles in 1900 besloot zijn zoon Jelle dat scheepsbouw niet langer perspectief bood voor de toekomst. In 1911 droeg hij de scheepswerf daarom over aan Evert Zwolsman. Destijds was de werf gevestigd in enkele loodsen aan de latere Houtkolk. De grote loods aan 'de Vaart' werd datzelfde jaar verkocht aan de gebroeders Bakker, die zich volledig specialiseerden in de productie van metalen windmolens ten behoeve van polderbemaling. In 1916 werd achter deze loods een grote windmolen gebouwd met een toren van 18 meter hoog, waardoor het mogelijk was de machines, indien nodig, door windkracht aan te drijven.
In het jaar 1898 bouwde hij, als eerste, een ijzeren botter-aak van 40 voet, in opdracht van de Lemster visserman Siemen Spaan. De financiering van dit schip werd, zoals destijds vaker het geval was, verzorgd door de heer T.H. de Rook, die het vaartuig samen met Spaan in IJlst in ontvangst nam. Enkele jaren later werd het schip overgedragen aan de heer S. Zandstra. Sindsdien is er geen verdere informatie beschikbaar met betrekking tot deze eerste ijzeren botter-aak.
Volgens overlevering was deze aak in het jaar 1900 aanwezig bij de indrukwekkende vlootschouw nabij Pampus, waar niet minder dan 1600 vissersschepen bijeenkwamen ter ere van Koningin Wilhelmina en Koningin-moeder Emma. De heer Taede Wouda, destijds voorzitter van de vissersvereniging, voerde met de aak LE 2 de delegatie uit Lemmer aan en ontving de beide vorstinnen aan boord.
Na de bouw van ten minste twee nog steeds varende aken en het inmiddels verdwenen grote jacht Rommerswael* door Jelle Jelles, werd na zijn overlijden in 1900 duidelijk dat zijn zoon een geheel andere interesse had. Hoewel hij aanvankelijk was opgeleid in de scheepsbouw, koos hij ervoor om rechten te studeren. De scheepswerf werd overgedragen en na enkele jaren geliquideerd.
Croles richtte zich in eerste instantie op de bouw van bedrijfsvaartuigen. Wanneer men in ogenschouw neemt dat in dezelfde periode waarin de aken werden te water gelaten, de werf ook grotere schepen bouwde, waaronder het IJlster stoombootje, lijkt het aannemelijk dat Croles zijn aken niet op het oog, maar op basis van nauwkeurige tekeningen vervaardigde.
Rommerswaal (?) na tewaterlating in 1901 bij Croles voor de werf. Maar gelukkig wist Rindert de Jong, van Heech by de Mar BV.. het antwoord hierop:
- De op uw vermelde Lemsteraak de Rommerswaal, is naar ik meen "De Witte Walvis" het schip is in het bezit geweest van een Amerikaan. Vervolgens is er een bazaan op geplaatst, daarna heeft hij in Amsterdam gelegen. Na een brand in het schip, is het gebruikt als junk verzamel plaats en plantenbak. Ik weet dat Klaas Bruinsma hem daarna van de sloopregeling heeft gered, door middel van een vriendje bij de douane. Toen is hij verkocht aan Peter Sterk uit Lemmer, die heeft hem weerom opgebouwd naar een heel mooi schip. Hij is gebouwd bij Dörr Jachtbetimmering BV in Lemmer. En omgedoopt tot "Witte Walvis" Na de scheiding moest hij worden verkocht, en heeft Achmea het schip overgenomen, en wordt hij gebruikt als dagtochten schip, met als vaste ligplaats de Galamadammen. Voor meer info moet u bij Jappie Uithof zijn, wonende in Drachten. Hij is op het ogenblik vaste schipper.-
Schipper J.W. de Bruijn gaf in opdracht een motortjalk, genaamd "De Stad Enkhuizen", in aanbouw bij scheepswerf Croles & Zn te IJlst. Het schip trok aanzienlijke belangstelling toen het op 18 augustus 1900 werd voltooid. In Enkhuizen werd het motorschip verwelkomd door een grote menigte belangstellenden, aangezien het het eerste motorschip was met Enkhuizen als thuishaven. In 1904 breidde De Bruijn zijn vloot uit met een tweede motorschip, gebouwd door Gebr. De Boer in Lemmer, dat de naam "De Vrouw Margaretha" kreeg. Tegelijkertijd werd het oudere, vertrouwde zeilschip "De Vrouw Aaltje" verkocht. De schepen van de scheepswerf Croles, waaronder de skûtsjes, stonden bekend om hun karakteristieke voorsteven, die enigszins stomp van vorm was en in de volksmond soms de bijnaam "Butsekop" kreeg.
Lijnentekening van de LE 170, gebouwd in 1899 bij Croles in IJlst.
De Wytske gebouwd in 1887 bij Croles in IJlst.
Werf en woonhuis van Croles, te IJlst.
De scheepswerf van J. J. Croles te IJlst, opgericht in 1906, stond destijds bekend onder de naam "IJzeren Helling". In 1910 werd dit deel van de werf overgedragen aan de Gebroeders Klaas en Evert Zwolsman. Sinds 1920 zijn deze loodsen eigendom van houthandel S. O. de Vries. Aan de linkerzijde bevindt zich de Kolk, terwijl aan de rechterzijde nog net de boerderij van Jansma zichtbaar is.
Een overzicht van de scheepswerf van Jelle Jelles Croles. Het personeel dat werkzaam was bij de helling, woonde destijds grotendeels op Uilenburg, in de wijk die nog altijd bekend staat als 'De Kazerne'. Het transport naar de werf vond plaats per boot. In het jaar 1910 werd dit deel van de scheepswerf verkocht aan de firma Gebr. Bakker.
Zeester, 1903 J.J. Croles te IJlst.
De LE 75 als visserman en als jacht. Rechts LE 171=LE 75-Breehorn-gebouwd in 1899 bij Croles te IJlst.
Reactie plaatsen
Reacties
Bestaat er nog een lijnen en spanten plan van de Wijtske ? Bij mij bekent als de , de jonge wijpke eigendom van mijn zoon.
Wil namelijk hem na bouwen
Gr Hans
Complimenten voor jullie website. Bij de info over Croles staat een foto van de Rommerswael. Dit schip is in 1901 gebouwd voor P. Altink Jr. met de naam ‘Elisabeth’. Hebben jullie het origineel van deze foto? vrgr. Simon Schermerhorn