Grondlegger had groot gezin.
De grondlegger van het bedrijf, Pier de Boer, werd in 1837 in Woudsend geboren. In de zeventiger jaren van de negentiende eeuw-zijn achterkleindochter Tiny noemt 1873, Wouda schrijft over 5 maart 1876-begon hij met een helling in Lemmer. Daar moest de kost verdiend worden voor een gezin met twaalf kinderen, 8 zonen en vier dochters.
Vier zonen zouden later het bedrijf voortzetten, de andere vier vertrokken uit Lemmer. Eén van hen, Bertus, ging naar Ned. Indië en kwam na de oorlog in Lemmer terug met een vrouw uit dat land. Beide liggen in Lemmer begraven.
Dochter Marie trouwde met bakker Haveman, een andere dochter met smid Van der Wolf, de vader van Harm, die velen van ons zich nog zullen herinneren. Een derde dochter werd de vrouw van Jelle Kalsbeek en de vierde vertrok naar Leidschendam.
De vier broers die in het bedrijf bleven waren Harm (1869-1939), Klaas (1873-1950), Dirk 1877-1961) en Hendrik (1885-1972).
Marie de Boer en Jannes Haveman
Grietje de Boer en Jelle Kalsbeek, met hun kinderen.
Hendrik De Boer en Anna de Boer - Bouma, met hun kinderen
IJzeren helling.
In de tijd dat de vier broers aan het hoofd van het bedrijf stonden waren er grote veranderingen gaande in de scheepsbouw. Men ging over van het gebruik van hout naar het bouwen van ijzeren schepen.
De familie De Boer speelde in op deze ontwikkelingen en rond de eeuwwisseling was er een helling voor ijzeren schepen. Alles op moderne wijze ingericht met een grote loods, een wagentjeshelling met lieren en aan beide kanten een hellinggat. Men beschikte over voor die tijd moderne machines.
In een bedrijf met meerdere bazen, vooral als dat dan ook nog broers zijn, ligt het gevaar van conflicten bij verschil van inzicht op de loer. Bij De Boer was een goede afbakening van de taken doorgevoerd.
De oudste, Harmen, bleef op de houten helling. Klaas was voor het buitenwerk als leidinggever bij de 'hellingen'. Verder wordt het verhaal van Jan Wouda even onduidelijk. Hij noemt Dirk als boekhouder en een paar regels verder als scheepstekenaar. Eén van beide zal dus Hendrik moeten zijn.
De scheepsbouw was erg arbeidsintensief. Er waren wel een veertig tot vijftig mensen werkzaam. Op de foto uit 1911 staan 42 personen afgebeeld, personeel en eigenaren tezamen. De naam de Boer komt, behalve bij de vier broers, nog enkele keren voor, waaronder twee keer de naam Pier. Waarschijnlijk waren dat kleinzoons van de oprichter. Een echt familiebedrijf dus.
Ook de naam Van der Veen komen we verschillende keren tegen. Zo meldt een krantenberichtje dat Jelle v.d. Veen vijftig jaar op de werf werkzaam was. Als jongmaatje van 14 jaar was hij er begonnen en had de bloei van het bedrijf meegemaakt en ook de teruggang. Toen hij zijn vijftigjarig dienstverband volmaakte werkten er nog vier man. Zelf had hij toen het grootste deel van de winter thuis doorgebracht omdat er niet genoeg werk was.
Gevarieerd bouwprogramma.
Op de helling van De Boer werd van alles gebouwd. Rijnaken waren daar een belangrijk deel van. Daarvan had men meestal drie onder handen. Eén in afbouw in het water, één bijna klaar op de wal en één waarvan pas de kiel gelegd was.
Andere scheepstypen die in Lemmer van de helling kwamen waren klippers, sleepboten, plezieraken, haringvletten, mosselaken, één 3-mast schoener en een logger met IJmuiden als thuishaven die de snelste zeiler op de Noordzee was. Daarnaast natuurlijk al de hierboven genoemde vissersaken.
In 1906 had men met een rijnaak een beetje te hoog gegrepen. Het schip kon de draai van de Vissersburen naar de brug niet maken. Het probleem werd opgelost door een stuk uit de walmuur te hakken. Dat gebeurde in de avonduren en dus was half Lemmer aanwezig om dit mee te maken. In de eerste Wereldoorlog werd er bijna niets gebouwd. Alleen in 1915 werd er een Lemsteraak gebouwd, de 'Grote Pier' voor J.J. de Korte in Aerdenhout (of J.D. Wilton in Rotterdam)
Einde firma.
In 1925 zijn de gebroeders De Boer uit elkaar gegaan. Het was afgelopen met de hoogconjunctuur. De markt was verzadigd want door het hele land was er hard gebouwd. Klaas de Boer begon een manufacturenwinkel aan de Langestreek die later werd voortgezet door zijn zoon Andries. Op die plaatst werd later nog steeds textiel verkocht nog later onder de naam Bentex. Minder succesvol schijnt de brandstoffenhandel van dezelfde Klaas te zijn geweest. De jongste broer, Hendrik vertrok naar Bussum en zette daar een ijzerwinkel op. Zijn zoon Pier was later fotograaf en nog geregeld in Lemmer te vinden. Een bekende foto van het eind van de dam, waarvan veel vergrotingen zijn verkocht was ook door hem gemaakt. Wat de oudste broer Harmen na 1925 heeft gedaan vermelden onze gegevens niet. Het is heel goed mogelijk dat hij als toen 56- jarige, niets nieuws meer begonnen is.
Meest onderhoudswerk.
Toen de firma op deze wijze uit elkaar gevallen was ging broer Dirk verder met zijn zoon Arie. Er werden nog wel wat schepen gebouwd maar het onderhoudswerk aan schepen werd het belangrijkste. Ook de Jan Nieveen kreeg hier zijn onderhoudsbeurten en verder vracht- en vissersschepen. Arie de Boer ging tot 1959 door met het bedrijf. Na verkoop woonde het echtpaar De Boer in een bungalow in Het Hop. Aan de Zeedijk waren sindsdien de gebr. Hummel en de Fa. Poppen actief. Na deze verkoop zijn de gebouwen en de helling van Poppen gesloopt. Duyvestein werd de nieuwe eigenaar, maar naar verluidt is het terrein doorverkocht aan een projectontwikkelaar. Deze schijnt daar huizenbouw op het programma te hebben.
Eervolle opdracht.
In de laatste jaren dat Arie de Boer de helling dreef kon hij zich nog een keer goed uitleven met zijn kennis van de bouw van Lemster aken. Hij mocht toen het ontwerp maken voor het casco van de 'Groenen Draek', de Lemsteraak van toen nog Prinses Beatrix. Het schip werd gebouwd bij de Vries-Lentz, maar de bouw van het casco gebeurde onder supervisie van De Boer. Hij ging daarvoor iedere week een dag naar Amsterdam om toe te zien op de vorderingen van de bouw.
Het was evengoed een prachtig schip voor die tijd, en alles door eigen Lemsters gemaakt. Het schip ligt in de Rien en voor de kop ziet U de schuur van de helling. De masten en blokken waren gemaakt door Jan de Vries, die een mast- en blokmakerij had aan de Polderdijk, bij Van der Neut.
Hij had in die tijd ook veel werk van de vissersvloot van Lemmer en ook wel uit andere vissersplaatsen. Zo werden er voor de Groninger koftjalken wel masten gemaakt. De zeilen voor de logger waren ook van Lemsters fabricaat van Zeilmaker Marten Folkert de Vries, die zijn werkplaats ook aan de Polderdijk had.
Hij maakte ook alle zeilen voor de toenmalige vissersvloot, alsook voor de vele zeiltjalken uit die tijd. De werkplaats bestond uit een grote zaal met langs de kant lange banken, waarop de zeilmakers zaten te naaien, alles met de hand. Dat waren vaklui in hun tijd. Ze hadden een holle koehoorn om hun middel hangen, gevuld met vet, waarin vaak de punt van de driehoekige naald werd gestoken, dan gleed het beter door dat stugge zeildoek. Ze hadden een leren riem om de hand met aan de binnenkant een rondijzeren plaatje met vierkante holletjes, waarmee de naald door het doek werd gedrukt. Dat plaatje deed dezelfde dienst als de vingerhoed, die de vrouwen bij het naaien gebruikten.
In die tijd werkten er wel zo'n 15 á 20 zeilmakers bij de Vries. Tijdens hun werk droegen ze altijd witte pakken, van licht zeildoek. Op de foto staan ze ook in die witte werkkleding. De man voor de achtermast is waarschijnlijk Van der Gaast of Gaastra. Deze gaf ook les in zeilnaaien, schiemannen en knopen aan de schippersschool.
De mensen op de foto zijn te klein om goed te herkennen. Op het voordek met pet is waarschijnlijk Sander Coehoorn, die toen sluiswachter was en het meisje naast hem is waarschijnlijk Sjoerdsje de Boer. De vrouw zonder schort voor de schuur aan de wal is vast Francine de Boer Visser, de vrouw van Klaas de Boer.
De foto is zo ongeveer genomen voordat de logger naar IJmuiden vertrok. Het bleef tot het laatste toe een Lemster aangelegenheid, want de Lemster sleepbootkapitein Marten Koningsveld, die toen aan de Vissersburen woonde, heeft de logger naar IJmuiden gesleept. Zijn zoon Rikus was de machinist. Ook zijn dochter Margje was op de sleepboot. Een matroos van de logger was inmiddels verliefd geworden, en wou onder het slepen naar Margje toe.
Hij liet zich van de logger langs de sleepdraad zakken en wou zo palmende weg op de sleepboot komen. Koningsveld zal wel een beetje stoom hebben teruggenomen, zodat de sleepdraad door het water ging met de matroos er aan, die kwam aardig afgekoeld op de sleepboot. Hoe het met de liefde is afgelopen is niet bekend......
Wel is bekend dat de loggervisserij al sedert lange tijd niet meer plaats vindt. De vleten, dat waren lange haringnetten, de nettenboetsters enz, zijn allang voltooid verleden tijd.
Foto van Carol de Vries: Driemast-zeilschoener, IJ.M. 282 van de Verenigde Explotatie Mij. te IJmuiden…later verkocht aan de rederij N. Haasnoot te Katwijk aan Zee.
Afdruk van Wim de Roos
Middenachter is Ary de Boer.
De Firma Poppen.
- Leeuwke Bootsma: Het schutten door de Riensluis moest wegens de lengte van het schip, met gelijke stand van het water gebeuren.
Reactie plaatsen
Reacties
Dag mijnheer de Vries: Spanvis heeft ze ook mogen ontvangen van de heer Braaksma, ze zijn als ik het goed heb in te zien (kopie) bij Tresoar, Leeuwarden en de Oudheidkamer te Lemmer.
L.S.
Wat een interessante uitvoerige site over de werf Gebr. De Boer en de Lemster aak.
Kunt u mij laten weten waar de 6 hierboven genoemde hellingboeken en bestekken over de periode 1904 - 1959 berusten? Zijn die nog in familiebezit of mogelijk bij Tresoar of in het Scheepvaartmuseum te Sneek ondergebracht?
Bij voorbaat dank, Douwe P. de Vries
Beste mensen hebben jullie nog is van verhalen of foto van sjoerd de boer dat was mijn oude oom van mijn moeder vriendelijk gr marco