Wetteloosheid
Door: Dirk Huizinga
Zuiderzeevisserij was visserij op 'zee' en viel daarmee onder de wet- en regelgeving voor de zeevisserij. In 1857, halverwege de liberale 19e eeuw, werd er voor de zeevisserij een revolutionaire wet uitgevaardigd die de vissers als muziek in de oren klonk. Artikel 1 van de 'Wet op de Zeevisscherijen' luidde: "Er wordt aan elk een volkomen vrijheid gelaten, de verschillende takken van zeevisscherij naar eigen goedvinden uit te oefenen." Alleen al door haar eenvoud en duidelijkheid was dit een wonderschone wet.
De Zuiderzeevisserij breidde zich vanaf 1883, toen het staand want van de Lemster handelaar Pen beschikbaar kwam, snel uit. Er waren rond 1900 wel 3000 vissers geregistreerd, maar meer dan de helft daarvan was seizoensvisser of gelegenheidsvisser. Iedereen mocht vissen, maar moest zich vanaf 1882 wel in zijn gemeente laten registreren en zijn visserijnummer leesbaar op het scheepje zetten. Of dat nu een roeiboot was of een grote blazer. Als er veel ansjovis kwam, ging jan en alleman met een bootje het water op om daar een graantje van mee te pikken.
De vrijheid van de vissers begon zes meter uit de kust. Binnen die zes meter moesten ze een vergunning hebben om bijvoorbeeld fuiken te kunnen plaatsen. Vrijheid leidde tot ongebreidelde economische activiteit, maar zorgde ook voor nieuwe problemen. De vissers gebruikten allerlei verschillende vismethoden, maar zaten elkaar daarmee ook in de weg. Staande netten die vast staan op de zeebodem en gaand want dat voortgesleept wordt, verdragen elkaar slecht. Die conflicterende belangen leidden tot veldslagen op zee. Bovendien werd de Zuiderzee met zoveel actieve vissers eenvoudig leeggevist.
Veel Urker vissers willen dat zelfs nu (!) nog niet geloven. De Zuiderzee lag immers in open verbinding met de Noordzee en de Oceaan. Hoe kan je die dan leeg vissen. De feitelijke ervaring haalde de principiële dogma's van de Urkers echter in. Daar kwam bij dat op de Noordzee de Nederlandse vissers met hun zeilboten niet konden concurreren tegen Engelse vissers met stoomtrawlers. Stel je voor dat die stoomtrawlers ook op de Zuiderzee zouden verschijnen! In 1911 werd de Zuiderzee daarom met een nieuwe Visserijwet tot kustwater verklaard. Alle Zuiderzeevissers moesten stoppen en zich opnieuw laten registreren als kustvisser. De kustvisserij viel wel onder strenge regelgeving van de overheid, want deze visserij moest voor de voedselvoorziening beschermd worden.
Toen na de Eerste Wereldoorlog de hulpmotor zijn intrede deed bij de kustvisserij, mochten de Zuiderzeevissers een scheepsmotor gebruiken van niet meer dan 20 pk. De Visserijinspectie kreeg de taak deze wet- en regelgeving te handhaven, waarvoor speciale inspectieboeiers en - botters werden gebouwd. Van wetteloosheid was sindsdien geen sprake meer. In tegendeel. In de honderd jaren die volgden, kwamen er alleen maar meer regels. De wetteloosheid uit de 19e eeuw heeft de visserij aanvankelijk geholpen, maar uiteindelijk de das om gedaan.
Reactie plaatsen
Reacties