Het laatste Lemsteraakjacht van De Boer uit Lemmer
Door: Dirk Huizinga
Voordat Arie de Boer de oude werf aan de Lemsterrijn in 1960 verkocht aan de fa. Poppen, leverde hij op 11 augustus 1959 nog een luxe Lemsteraakjacht af: de Vrouwe Hendrika. Het jacht was gebouwd op risico, dus voor eigen rekening, als bouwnummer 774. De houten opbouw is uitgevoerd door een bedrijf in Bergum. Op 25 november 1959 kocht A. Epen uit Amsterdam het schip van 11.60 meter lang en 2.80 meter breed. Het had 80 m2 zeil en een scheepsmotor van 51 pk. De prijs was 50.000 gulden. De KNWV gaf het schip de meetbrief met zeilnummer VB 187.
De Vrouwe Hendrika toen dhr. Melchert eigenaar van het schip was. Opvallend is de afwerking als jacht, met houten kluisborden en slemphouten, wat bij de ijzeren visaken van de Boer nooit het geval was. Het houtwerk is uitgevoerd in Bergum. In De Lemmer werd het stalen casco gemaakt. (Foto’s: Melchert)
Opmerkelijk is ook de zeeglijn, die meer weg heeft van de Groene Draeck dan van een visaak. Met hogere kont. Het tuigplan is eveneens niet dat van een visaak, maar van een boeier, met breed grootzeil en smalle fok op een overloop voor de mast. Ook het roer is een boeierroer met vaste helmstok.
Blomaken uit Hindeloopen, geïnspireerd door de originele Lemster visaak
Iege Blom(1915-1995) uit Hindeloopen was een van de eerste hellingbazen van na de oorlog die bekend werd door de bouw van aakjachten naar het model van de originele Lemster visaak. (In dezelfde periode begon ook Stofberg in Leimuiden daarmee naam te maken.) Iege Blom was visser in Hylpen en viste samen met zijn oudere broer Rein. Toen die in 1956 stopte met de visserij, hield het ook voor Iege op. Hij kreeg echter in 1957 de kans de oude scheepswerf van Wijbrands over te nemen. Aanvankelijk deed hij samen met zijn broer Freerk vooral reparatie- en onderhoudswerk voor de beroepsvaart. In het begin van de jaren zestig liep die klandizie voor kleine werfjes echter snel terug. Net als vele collega’s schakelde ook Iege Blom over op de jachtbouw.
Hindeloopen, 1921. De scheepswerf van Wijbrands die in 1957 gekocht werd door Iege Blom.
Zijn ideaal was om eens een Lemsteraak te bouwen. Zelf had hij van 1935 tot 1948 gevist met de HI 8, de eerste ijzeren aak van Pier de Boer (de ex-LE 28). Dat was weliswaar niet moeders mooiste, maar het model sprak hem aan. Iege had al eens de maten opgenomen van de houten visaak HA 42, de ex-LE 39 die in de 19e eeuw bij E.H. van der Zee was gebouwd. Die maten gebruikte hij om tot een eigen ontwerp te komen, daarbij geholpen door zoon Dirk die in Delft geleerd had om scheepstekeningen te maken. In Stavoren fotografeerden zij de vormen van de De Boer aak van Jelle Zwaan, de ST 1 (de ex-LE 6).
Uiteindelijk maakte Dirk Blom met behulp van die gegevens een eigen ontwerp van een Lemsteraak van 36 voet. Dat was in die tijd de handzame akenmaat, waarbij het schip met twee man nog goed te zeilen is. Wel moest er in de zestiger jaren een flinke kajuit op zo’n aakjacht en ook de mast moest gemakkelijk strijkbaar zijn. Dat waren zaken die in die tijd voor potentiële klanten eigenlijk niet ter discussie stonden. De Lemsteraakjachten in vissermanuitvoering kwamen pas later. In de loop van de jaren zestig kwam de jachtbouw snel tot ontwikkeling door de toegenomen welvaart. Toen ontstonden er ook voor Iege Blom mogelijkheden om een aakjacht te bouwen. Er waren mensen die voldoende geld hadden om zo’n schip te betalen en de tijdgeest leidde bij een aantal watersporters tot belangstelling voor oude, ronde vormen.
Het lijkt tegenstrijdig, maar het ‘terug naar de natuur’, ‘naar de oorsprong’, werd ervaren als ‘progressief’. Naast de vermogende watersporters die de grote, luxe boeieraken bleven kopen, ontstond er rond 1970 een nieuwe groep watersporters die over voldoende financiële middelen beschikte om een eenvoudige platbodem te kopen.
Hindeloopen, jaren zeventig. Iege bezig met de bouw van een Blomaak. (Foto: Skipshelling Blom)
In 1968 werd de eerste Blomaak te water gelaten. Vier jaren later kwam de werf met een iets langer schip. Niet 36 voet, maar 40 voet, dus 11.20 meter lang. De daarop volgende decennia werden de aken alleen maar groter, hoewel er ook steeds klanten bleven voor de kleine aak van 36 voet. Bij de grote aken van 15 meter en langer werd het mogelijk een comfortabel schip te ontwerpen met stahoogte in het vooronder en een ruime, open kuip. De traditionele vissermanuitvoering, maar dan gecombineerd met het moderne comfort dat veel watersporters tegenwoordig op prijs stellen.
In tijden van economische voorspoed blijkt er een markt te zijn voor dit soort kostbare schepen en de Skipshelling Blom uit Hindeloopen heeft bij die ontwikkeling een belangrijke rol kunnen spelen. Naast de relatief kleine, originele aakmodellen van Blom heeft de werf in samenwerking met Van Oossanen Naval Architects b.v. en in het bijzonder met de ontwerper Niels Moerke twee grote wedstrijdaken gebouwd, de ‘Warber’ en de ‘Buikschuiver 2’, die in de wereld van de grote wedstrijdaken (de VAklasse) voor het nodige rumoer hebben gezorgd. Om met andere aken uit die klasse een ‘eerlijke’ strijd te kunnen voeren, heeft men de TVF voor grote Lemsteraken moeten aanpassen, anders wonnen deze aken alles.
Een 10-meter Blomaakje op het wad. Kenmerkend is o.m. het ontbreken van slemphouten onder de kluisborden. “Slemphouten horen niet op een Lemsteraak”, volgens Dirk Blom Sr.
De Skipshelling Blom onderscheidt zich daarom op twee manieren: enerzijds door aakjachten te ontwerpen die duidelijk geïnspireerd zijn door de originele Lemster visaken van De Boer, Bos en Van der Zee, en anderzijds door grote wedstrijdaken op het water te brengen die qua ontwerp en technologie het neusje van de zalm zijn. De oude werf die Iege Blom in 1957 overnam, was natuurlijk niet geschikt voor de bouw van dergelijke schepen. Reeds in 1964 had Iege Blom de oude helling van Wijbrands vervangen door een meer moderne loods, maar na bijna een halve eeuw bracht ook die voorziening te veel beperkingen met zich mee. In 2013 werd daarom een nieuwe werf betrokken in Hindeloopen, aan de Tôlve 2.
Hindeloopen, de LE 47 van B. Postma (‘Kentskele’) van 12.80 meter lang. Een mooi voorbeeld van een Lemsteraakjacht dat geïnspireerd is door de vissermanaak. Ontwerp: Dirk Blom. Bouw: Blom, 1991.
De HI 3, de ‘Struner’, is een Blomaak uit 2006 van ruim 14 meter lang
Hindeloopen, een Blomaak in vissermanuitvoering. (Afb. Skipshelling Blom)
Achteraf stellen we vast, dat de naoorlogse akenbouw tussen 1945 en 1980 gekenmerkt wordt door twee benaderingen:
- De bouw van Lemsteraakjachten die voortkomen uit de traditie van de grote boeieraken, met als belangrijk voorbeeld ‘De Groene Draeck’;
- De bouw van Lemsteraakjachten waarbij de ontwerper zich heeft laten inspireren door de visaken van de Lemster vissers.
Vanaf 1980 vindt er een nieuwe ontwikkeling plaats. Jonge ontwerpers proberen met moderne ontwerpmethoden het succesvol gebleken aakmodel te optimaliseren, waarbij ze moderne schepen ontwerpen op grond van empirisch- en computerondersteund onderzoek, daarbij vrijelijk gebruik makend van traditionele kenmerken van zowel de boeieraken als de visaken.
Hindeloopen, 2012. Napraten na de wedstrijd voor Lemsteraken uit de VA-klasse, waar veel grote aken bij zijn aangesloten. De oudere schepen zijn primair ontworpen als grote, comfortabele (boeier) aakjachten, waarvoor echter ook wedstrijden werden georganiseerd. Na 1980 werden vooral de eigenaren van dit soort jachten geconfronteerd met nieuwe ontwikkelingen. Jonge ontwerpers kwamen op basis van modern onderzoek en computersimulatie tot ontwerpen voor grote Lemsteraken die sneller waren dan de traditionele aken, wat voor veel discussie zorgde of deze nieuwe ontwerpen wel aan de normen voor “de” Lemsteraak voldeden. Uiteindelijk is er een nieuwe TVF ontworpen, om te voorkomen dat de nieuwe aken bij voorbaat de wedstrijden zouden winnen en er voor oudere aken geen eer meer aan te behalen zou zijn. De nieuwe aken zijn sneller, maar varen met een individuele handicap, zodat de snelste aak nog niet de winnaar van de wedstrijd hoeft te zijn. (Foto: Dirk Huizinga)
Reactie plaatsen
Reacties