Morgenster, LE 104, 71 en LE 94
Door Dirk Huizinga
Bouw: Auke van der Zee, 1905
Ontwerp: Eeltje Romkema
Opdrachtgever: Arend Poepjes uit De Lemmer die de aak de naam ‘Morgenster’ gaf.
Functie: “Visschersaak” LE 104
Afmetingen: Lengte: 13.65 m. Breedte: 4.38 m.
Geschiedenis
Arend Poepjes, de visser die ook rap was op de schaats, gebruikte de aak voor de visserij, zowel op het binnenwater als op de Zuiderzee. De Lemster visser Willem Bootsma, aangetrouwde familie van Arend Poepjes, nam het schip vervolgens over en voer ermee onder visserijteken LE 25. In 1922 werd de aak eigendom van Wigle A. Visser, de bekende vishandelaar in Heeg. De aak kreeg de naam ‘Harmonie’ en werd gebruikt om er paling mee op te halen uit Duitsland.
In 1950 ging de aak over naar ‘de recreatie’. Salden Chapin, toenmalig Amerikaans ambassadeur in Nederland liet het schip verbouwen tot jacht en voer ermee tot 1954. T. Stone, de Canadese ambassadeur, nam de aak over en voer ermee tot 1959. De naam van de aak was in die jaren ‘Half Moon’. In 1965 kocht G. Nieuwenhuizen uit Amersfoort de aak. Hij noemde zijn nieuwe aanwinst ‘Halve Maen’. Latere eigenaars zijn M. de Jong uit Zwartewaal en H. Poppe uit Nieuwendam. De huidige eigenaar, Ed Zwart uit Amsterdam, restaureert de aak in Kuinre (voltooid in 2018) en brengt haar als ‘Harmonie’ terug in de uitvoering van de LE 25 van Willem Bootsma.
Lijnenplan van de ‘Morgenster’ uit 1905. Let op de iets gepiekte spanten. (FSM)
De visaak ‘Morgenster’ als LE 25 in gebruik bij Willem Bootsma. (Foto: collectie D. van Dijk, Lemmer)
Heeg, jaren dertig. De Lemsteraak ‘Harmonie’ ligt bij de scheepswerf De Jong bij de palingaak Korneliske Ykes.
Stavoren, 1932. De palinghaler ‘Harmonie’ vaart uit. (Foto: A. Visser) Een ‘ielbûs’ (palinghaler) haalt de aal op bij de vissers en brengt de vis naar de vishandelaar met wie de vissers een leveringsovereenkomst hebben. In de kuip is een kajuitje gebouwd, wellicht over de scheepsmotor.
Gaastmeer. De palinghaler ‘Harmonie’ bij de vishandelaar met zijn leggers. Achter de ‘Harmonie’ de palingaak ‘Heeg’. (Foto: FSM)
In de periode dat de aak in gebruik was als palingjager voor de vishandel van W. Visser vanuit Heeg en Gaastmeer is het schip voorzien van een zwaardere motor en is de mast strijkbaar gemaakt, om zo weinig mogelijk oponthoud te hebben als de wind tegen zit of bruggen de doorvaart belemmeren. Op de foto waar de aak in Gaastmeer ligt, is goed te zien dat er een roef over de motor is gebouwd (bij een open kuip) en voor het strijken van de mast bokkepoten worden gebruikt zoals ook bij rivierklippers en tjalken gebruikelijk was. Langs de kant liggen in het water de ‘leggers’ waarin de aal van de aaljager wordt bewaard.
Na verloop van tijd zal een palingaak de vis overbrengen naar Londen, naar Billingsgate, waar de aal verhandeld wordt. Zo’n palingaak was een soort zeetjalk met drie grote bunnen achter elkaar, waar de aal in bewaard werd. Het was voor de schipper zaak om over te varen bij relatief rustig weer, omdat de aal bij sterke bewegingen van de palingaak werd de paling in de bun ‘zeeziek’, waardoor ze in kwaliteit achteruit ging. De aal die in de herfst werd gevangen, bleef de gehele winter bewaard in de leggers. Met de palinghandel is het in de dertiger jaren niet goed afgelopen. In 1844 ontstonden en drie firma’s Visser die zich bezig hielden met de palinghandel op Londen. Eén in Workum, een in Gaastmeer en een in Heeg. De machtigste positie is die van Wigle en Anne Visser & Zn. Te Heeg. Die nemen in 1896 de palinghandel in Gaastmeer over. Het bedrijf in Workum gaat in 1881 over naar de firma Haagsma en in 1907 wordt dit bedrijf gekocht door de Gebroeders Lankhorst uit Heeg. In de jaren dertig verliezen de Friese handelaren echter terrein aan de Denen en in 1938 gaat de palinghandel op Londen ter ziele
Gaastmeer. De met ‘ielbûsen’ aangevoerde aal werd levend bewaard in grote leefbakken, ‘leggers’, van waaruit de palingaken die naar Londen voeren, geladen werden. Gaastmeer was de plek om de aal ‘op te slaan’ vanwege het schone water ter plaatse, dat door stroming (op- en afwaaien, spuien) regelmatig werd ververst.
De ‘Half Moon’ in Rotterdam, de Veerhaven omstreeks 1960. De kajuit die op de visaak is gezet, lijkt wel iets aan de hoge kant. Er is een stalen zetboord op het boeisel gelast, de mast is strijkbaar gemaakt en het blok van de grootschoot loopt nu over een overloop. De aak wordt niet langer met een helmstok bestuurd, maar met een stuurrad, wat de reden is van de opgelaste driehoek op het boeisel (bij de naam). Van het slanke uiterlijk van de ‘Harmonie’ is helaas weinig overgebleven.
In 1938 kwam de ‘Harmonie’ van de vishandelaar Visser in de verkoop. Het is nog niet bekend wat er met deze aak gebeurde in de periode tijdens en direct na de Tweede Wereldoorlog. Pas in 1950 ging de aak over naar de recreatie. Het schip had nog voldoende allure om een eervolle functie te vervullen voor de diplomatieke dienst.
Onder de naam ‘Half Moon’ werd er regelmatig met hoog gezelschap gevaren met de aak. Haar thuishaven was de oude haven van de KNR&ZV te Muiden. Het onderhoud aan de aak werd gedaan op de werf ‘Het Fort’ van J. de Vries Lentsch in Nieuwendam. Jens Terpstra was samen met zijn broer de jachtschipper die voor de aak zorgde. Eerder was hij schipper geweest op de ‘Neerlandia’, (de huidige aak ‘Dolfijn’, De Boer 1927). Het jacht was netjes met teak afgetimmerd en voorzien van koperbeslag, maar niet voorzien van versieringen als houtsnijwerk. Met de aak zijn vele tochten gemaakt, onder meer naar Parijs. Tot de gasten aan boord behoorden niet alleen diplomaten, maar bijvoorbeeld ook de prinsesjes Beatrix en Irene van de Koninklijke Familie.
In 2006 kocht Pieter Zwart de aak en bracht het schip in Kuinre, op de werf van Jan Kok, weer terug in de toestand zoals de aak was als vissersman. Zonder kajuit, zonder vast zetboord. De aak werd weer als visserman getuigd en in 2018 in de vaart gebracht.
Sneek, 1965. Links de ‘Halve Maen’ tijdens het admiraalzeilen op het Sneekermeer van het stamboek (SSRP).
De ‘Halve Maan’ wordt uiteindelijk in 12 jaren tijd (2006 – 2018) door Pieter Zwart gerestaureerd op het werfje van Jan Kok in Kuinre. en teruggebracht tot de visserman die ze ooit was met de naam ‘Harmonie’. Daarbij is ook het vaste zetboord verwijderd, waardoor de slanke vorm terug is. (Foto: Martin Tanis, 2013)
De ‘Morgenster’ die Arend Poepjes in 1917 bij Van der Zee liet bouwen.
Arend H. Poepjes (1880-1966), krachtmens en hardrijder op de schaats, was een aangetrouwde neef van Auke van der Zee. Hij was getrouwd met Wytske Romkema, 1884-1933, een kleindochter van Eeltje Holtrop van der Zee. In 1917 liet Arend Poepjes bij Auke van der Zee weer een grote aak bouwen, die opnieuw de naam ‘Morgenster’ kreeg. Het schip werd in De Lemmer geregistreerd onder nummer LE 94. Later verhuisde Poepjes naar Harich, waar hij een boerderij kocht (“van het geld dat hij had gewonnen met kortebaanschaatsen”). De aak werd in Gaasterland geregistreerd als GA 39. Eind jaren dertig vertrok Poepjes met de aak naar Makkum. Pas in 1942 werd het schip in Gaasterland uitgeschreven en kreeg de aak visserijnummer WON 76 in Makkum. Na de oorlog nam zoon Hans Poepjes het bedrijf van zijn vader over en viste ermee tot 1963, waarna de aak overging naar de recreatie. Jarenlang werd ermee gecharterd vanuit Enkhuizen.
Makkum, De aak ‘Morgenster’ van Arend Poepjes wordt in 1942 uit het register van Gaasterland geschrapt en ingeschreven in Makkum, gemeente Wßnseradiel. Geheel rechts Arend Poepjes en voor de mast Hans Poepjes. De houten steiger buiten de palenrij is aangelegd in 1942. De foto is dus niet voor 1942 gemaakt. (De volgende foto van J. de Jong wel) Helemaal links tussen de kade en de houten steiger de toegang tot de sluis.
Waddenzee, 2003. De ‘Morgenster’ uit 1917 als jacht door Zeilvaart Enkhuizen gebruikt als charterschip.
Reactie plaatsen
Reacties