Marva ( Nu 'De Brave Hendrik')
Door: Dirk Huizinga
Ontwerp: Douwe Zijlstra, Amsterdam 1916 Opdrachtgever: dhr. Hervé, Amsterdam
Bouw: Jan Oebeles van der Werff, Drachten 1917
Afmetingen: 17.5 meter x 5.2 meter x 1.2 meter Zeiloppervlak: 190 m2
Geschiedenis
Het buitenste verlaat van de pas gegraven Drachtster vaart leek Aucke Gerrijts in 1710 een ideale plek om ernaast een scheepswerf te beginnen. Maar reeds na vijf jaren verkocht Aucke zijn nieuwe werf en begon een werfje aan de pas gegraven Noorderdwarsvaart in Drachten. Het bedrijfje bij het Buitenstvallaat kwam daarna regelmatig in andere handen. In 1855 werd Haike Pieters van der Werff werfbaas bij het Buitenste Verlaat en vanaf dat moment bleef de werf ‘De Nijverheid’ in handen van de scheepsbouwfamilie Van der Werff. Bij de buitenste sluis van de Drachtster vaart ontstond een mini-buurtschapje, vier woningen en twee boerderijen, op ruim vier kilometer ten westen van Drachten met als beste verbindingsweg de Drachtster vaart, die gegraven was voor de afvoer van turf. Goede verbindingen over land ontbraken. Er was een jaagpad langs de zuidelijke oever van de vaart. Het gemakkelijkste ging men per boot naar Drachten.
Ook de scheepswerven werden over het water van materiaal voorzien. De staalplaten, hoekijzers en klinknagels die werfbaas Jan Oebeles van der Werff (1876-1958) bestelde, werden afgeleverd op de kade in Drachten en de werfbaas kwam zelf met een praam vanaf het Buitenstvallaat om zijn materiaal op te halen. De bedrijvigheid bij de sluis met schippers die ØØn voor ØØn de sluis moesten passeren, zorgde in het begin van de 20e eeuw wel voor nieuwe kansen. Vooral met marktdagen lagen de schippers uren voor de sluis te wachten. De werfbaas ging daarom vanuit zijn woning kruidenierswaren verkopen en richtte voor de schippers een herberg in. Die gingen naar Jan Oebeles voor een praatje en een slokje, terwijl de schippersen boodschappen haalden bij diens vrouw. Die had de kamer links van de voordeur, waar nu het kantoor van de werf is, als winkel ingericht.
Even eerder, in 1878, had Oebele Haikes, de zoon van Haike Pieters, de werf bij het Buitenstvallaat overgenomen. Vanaf 1900 bouwde hij er samen met zijn zoon Jan Oebeles van der Werff de skûtsjes waarvan nu nog iedere zomer enige te zien zijn bij het skûtsjesilen. Totdat de vraag naar skûtsjes rond 1930 voorbij was. Werfbaas Jan Oebeles bouwde zijn laatste skûtsje in 1933. Ook bouwde hij tjalken, pramen en beurtscheepjes.
In 1912 werd een stalen boeieraak, de ‘Frisia’, gebouwd volgens een ontwerp van Douwe Zijlstra uit Amsterdam. Een plezieraak van 11.24 meter lengte, die nu nog vaart onder nummer VB 36. Zelfs heeft hij op zijn ijzerwerf tussen 1913 en 1920 voor de pleziervaart nog vier houten ronde jachten gebouwd en een grote stalen ‘boeier’: de ‘Marva’ voor Hervé in Amsterdam. Molenaar maakte de zeilen voor deze boeier. Dat schip heeft met andere eigenaren gevaren in Belgié, Frankrijk en Engeland, maar kwam in 1980 weer naar Nederland. In de loop van 1985/86 werd de aak gerestaureerd en ingericht voor de chartervaart. Onder de naam ‘De Brave Hendrik’ wordt deze boeieraak geëxploiteerd vanuit de Zuiderhaven van Harlingen.
Drachten, 1917. De nieuwe boeier ‘Marva’ wordt in de vaart voor het Buitenstvallaat vaarklaar gemaakt.
Werfbaas Jan Oebeles van de scheepswerf De Nijverheid op het Buitenstvallaat was in 1898 over geschakeld op de ijzeren scheepsbouw. Daarbij moet wel bedacht worden, dat de buurtschap Buitensvallaat tot in het midden van de jaren vijftig verstoken bleef van elektriciteit. Het Provinciaal Elektriciteits Bedrijf in Friesland vond het in het begin van de 20e eeuw niet rendabel om zulke afgelegen plekken te elektrificeren. Tot die tijd moesten de bewoners er zich dus behelpen met olielampen, petroleumstellen en kachels om op te koken. De scheepswerf bouwde en onderhield schepen zonder gebruik te maken van elektrische energie. Alles gebeurde met handkracht en eenvoudige mechanische hulpmiddelen.
Anders dan bij de bouw van houten schepen, werden ijzeren bij de kleine werfjes in Friesland niet binnen, maar buiten gebouwd. Op de oever, aan de rand van het water. Daar werd op klossen een waterpas grondvlak opgezet. Zonder dat kan een schip niet gebouwd worden. Buiten werken had bij ijzerbouw twee voordelen: het ijzer kon er goed roesten, zodat de walslaag op de platen gemakkelijker te verwijderen was en het maakte het mogelijk de relatief grote, zware schepen te water te laten. Een schip moest met eenvoudige mechanische middelen in het water gekieperd worden en daarom moest het vlak aan het water staan. Er werden daarvoor twee lange balken dwars onder het schip aangebracht met in het midden een kantelpunt. De klossen aan de waterkant werden verwijderd en vervolgens kon bijvoorbeeld een skûtsje of de grote boeier Marva bij het Buitensvallaat zo, met slechts geringe moeite, dwarsscheeps het riviertje de Drait inglijden.
De boeier ‘Marva’ uit 1917 op de foto als Lemsteraak ‘Brave Hendrik’ tijdens een chartertocht op het IJsselmeer. (Foto: Platbodemverhuur Harlingen)
Drachten, scheepswerf Van der Werff op het Buitenstvallaat: De (ver)bouw en de tewaterlating van een skûtsje langs de oever van de Drait.
Reactie plaatsen
Reacties