Eeuweling
Door: Dirk Huizinga
Het is voor een boot heel eenvoudig om honderd te worden, als er maar goed voor haar wordt gezorgd. Als grote ijzeren platbodems honderd worden, trekt dat de aandacht. Die hadden als werkschip immers een zwaar bestaan. Werkers worden minder oud. Dat is bij schepen niet anders dan bij mensen. Werkschepen zijn in dat opzicht niet te vergelijken met de jachtjes die door hun eigenaren gekoesterd worden. Er varen nog kleine 12-voets jolletjes van meer dan honderd jaar en we kijken ook niet op van fraaie jachten van de Regenboogklasse (vanaf 1917) die er na ruim honderd jaar ook nog prachtig uitzien. Die jachten worden gekoesterd, beschermd tegen veroudering en krijgen indien nodig met een restauratie een levensverlenging. Voor dergelijke jachten is er geen pil van Drion nodig en evenmin een Engel des Doods die van mening is dat een leven van 75 jaar eigenlijk mooi genoeg is geweest.
Tot de alleroudste jachten die op dit moment in Nederland varen, behoren een aantal houten boeiers en Friese jachten die gebouwd zijn in de 19e eeuw. Het Fries jacht op de foto is ietsje minder oud. Het is de Wâldfûgel die in 1920 in Drachten te water werd gelaten en nu precies honderd jaar bestaat. De stichting die het jacht in eigendom heeft, rekte de recente restauratie van het scheepje tot dit jaar, zodat de voltooiing van de opknapbeurt gelijk viel met de honderdste verjaardag.
Het jacht is gebouwd bij Van der Werff op het Buitenstvallaat in Drachten en is daar na honderd jaar weer teruggekeerd. Over dit scheepje schreef ik ter gelegenheid van dit eeuwfeestje een boekje over de eigenaars, over de bouwer en over het proces van levensverlenging om de honderd te kunnen halen. Op vrijdag 11 september 2020 werd een en ander gepresenteerd voor genodigden en mocht ik het boekje wethouder en loco-burgemeester van Smallingerland, Maria le Roy, aanbieden. Op 17 september zou het boekje zelfs aangeboden kunnen worden aan de Koning als die een bezoek brengt aan Drachten, zo werd me verteld.
Bij het maken ervan was voor mij het boeiendste onderdeel een onderzoek naar de eerste eigenaar, dhr. E.G. van Veen uit Drachten. Die heeft 45 jaar met het jacht gevaren. Hij was manufacturier in Drachten en zijn boot lag al die tijd bij het Buitenstvallaat. Maar niemand weet iets over hem te melden. Hij was een soort spookeigenaar, het was zelfs niet helemaal zeker of hij überhaupt bestond. De tweede eigenaar was Mr. K.H. Gaarlandt, Commissaris van de Koningin in Drenthe, die familie zou zijn van E.G. van Veen.
Op welke wijze hij familie was, bleek echter ook bij nazaten van de familie Gaarlandt onbekend te zijn. Welnu, dat laatste heb ik uitgezocht aan de hand van een onderzoek naar voorouders van de families Van Veen en Gaarlandt in onder meer de digitale bestanden van de burgerlijke stand die tegenwoordig op internet vrij toegankelijk zijn. Dergelijk onderzoek gaat over mensen, over families, en helemaal niet over het jachtje dat eigenlijk centraal staat. Een schip maakt echter geen geschiedenis. Het zijn de mensen die met een schip varen, die het schip gebruiken, die zorgen voor de bekendheid die een boot maatschappelijk en cultureel krijgt. Voor de betrokken familie Gaarlandt was het onderzoek bovendien verrassend. Niet alleen omdat daarmee een familierelatie verhelderd werd, maar ook omdat foto's uit het familiearchief door het onderzoek plotseling in een nieuw licht zijn komen te staan.
Ook trof mij het bekende verschijnsel, dat gebeurtenissen op het moment dat ze plaats vinden vrijwel nooit vastgelegd en gedocumenteerd worden. Ze worden genomen voor wat ze zijn. Het leven gaat immers door. Maar latere generaties hebben meestal helemaal geen enkele weet van de geschiedenis van een schip die op een later moment echter wel voor iemand interessant kan zijn. Eigenaren van klassieke jachten doen er m.i. daarom goed aan op hun schip een logboek (met foto's) bij te houden over bijzondere gebeurtenissen met het jacht. Dat maakt een latere reconstructie van de geschiedenis van het schip veel eenvoudiger.
Reactie plaatsen
Reacties