Werf Eeltje Holtrop en Auke van der Zee

Eeltje Holtrop van der Zee (1824-1901) Scheepsbouwmeester te Joure.

Een kleine genealogische benadering:

1. Eeltje Teadzes Holtrop (1768-1848), scheepsbouwer te IJlst. Aantekeningen over de periode 1837-1847.

2. Eeltje Holtrop van der Zee (1823-1901), aanvankelijk werkzaam als leerling op de scheepswerf van zijn grootvader (nr.1) te IJlst, na diens overlijden als eigen baas. In 1857 verhuisde hij naar Joure waar een bestaande scheepswerf werd overgenomen. Aantekeningen over de periode 1847-1901.

3. Eeltje Holtrop Sytses Sytze Tjeerds van der Zee (IJlst 1824 - Joure 12 januari 1901) scheepsbouwer. Eeltje "Eeltjesbaes" was de zoon van Sytze Tjeerds Sytze Tjeerds van der Zee en Klaaske Eeltjes Holtrop en de kleinzoon van Eeltje Taedzes Holtrop. Hij kwam uit een geslacht van scheepsbouwers te IJlst. Zijn grootvader werd beschouwd als de eerste grote Friese boeierbouwer. Aanvankelijk werkte Eeltje als leerling op de scheepswerf van zijn grootvader, maar na diens overlijden werd hij eigen baas. Eeltsjesbaes nam in 1848 de werf van zijn grootvader over en ontwikkelende zich later tot een zeer bekende en legendarische scheepsbouwer.

In 1849 huwde Holtrop Sytze Tjeerds van der Zee te IJlst met Wytske Aukes Rinkema, dochter van Auke Rinkes Rinkema en Antje Willems van Dijk. In 1857 verhuisde hij naar Joure, waar hij een bestaande scheepswerf overnam.

Hij legde zich toe op de bouw van beroepsschepen voor de binnenvaart, snikken en skûtsjes. En hij begon met de bouw van 'luxe' boten- Friese jachten, boeiers en tjotters. Boten waarin hij al zijn vakmanschap kon tonen. Gedurende de periode 1848 en 1894 worden door hem maar liefst 800 vaartuigen als pramen, snikken, tjalken, visaken, sloepen en punters gebouwd.

  • Het Friese Statenjacht "Friso" en de Boeier "Albatros" komen van zijn werf.

4. Auke van der Zee (1854-1939) opvolger op het bedrijf van zijn vader. Aantekeningen over de periode 1901- 1939. De werf te Joure werd beroemd vanwege de houten schepen die hier werden gebouwd: tjalken, palingaken, boeiers en Friese jachten. Het Statenjacht "Friso" is hiervan de bekendste. In de 20ste eeuw werden ook één of meer motorschepen gebouwd. Voorts hield men zich bezig met onderhoudswerkzaamheden. De originele werfboeken zijn op één uitzondering na eigendom van de Ottema-Kingma Stichting te Leeuwarden en zijn in 1994 in bewaring gegeven aan het Rijksarchief in Friesland.


A. Holtrop van der Zee, de laatste bouwer van Friesche boeiers heengegaan.

Te Joure is Maandagmorgen, 85 jaar oud, overleden de bekende bouwer van boeiers, de heer Auke Holtrop van der Zee. Een hartverlamming heeft plotseling een eind aan zijn leven gemaakt.

Met hem is het eens zoo beroemde geslacht der scheepsbouwers v. d. Zee, in de mannelijke rechte lijn, uitgestorven, want Aukebaas" was nimmer getrouwd. Het was in 1856 dat de vader van den overledene, de heer Eeltje Holtrop van der Zee, uit IJlst, de van oude beroemde werf van Hettebaas Hette Geerts, die was overleden, aankocht en het bedrijf overnam,

Wel had Hettebaas nog een broer, Jittebaas, doch deze was niet al- te goed capabel om zelfstandig de zaak voort te zetten. Hij had daartoe niet de vereischte eigenschappen en kennis van zaken en ging derhalve voortaan maar stil" leven.

De zaak bloeide, en dus was het voor den jongen Eeltje geen kleinigheid, het bedrijf over te nemen en voort te zetten. Het is hem echter schitterend gelukt, al heeft hij dan al geen koffen meer gebouwd, uit practisch-financieel oogpunt, waar daaraan niet meer werd verdiend. De fam. Geerts had dat tot haar schade wel ervaren. De naam Van der Zee Eeltjebaas werd daarom echter evengoed beroemd, zelfs tot vèr over de grenzen van Nederland.

Zijn eenige zoon de thans ontslapene, heeft hem toen deze man", en uitstekend vakman tevens, geworden was, daarbij braaf terzijde gestaan. Doch daarvoor moesten eerst nogal enkele jaartjes verloopen. want toen de vader in 1856 hier te Joure zijn werk aanving, was de zoon nog slechts twee jaar oud. Maar na de schooljaren hanteerde Auke, als krullen en pekjongen, toch al gauw ook belangrijker gereedschap dan een krullenmand, een pekbeitel of 'n teerkwast. Schaaf en zaag en tsjoksel" een soort houweel en andere, kwamen aan de beurt en na enkele jaren waren zijn hand en oog even geoefend als die van zijn vader, en mocht hij diens lijfspreuk: "mijn oog is mijn rij" ook tot de zijne maken.

Behalve de grootere schepen en de eenvoudige pramen en bokvaartuigen werden aan de werf boeiers en jachten gebouwd, zóó prachtig van lijn, als zeker haast nergens elders. En snelzeilers waren dat tevens, want ook hierop was het oog des meesters" gericht. De lijnen moesten zóó loopen, dat vóór weinig water verduwd en achter het water gemakkelijk losgelaten werd.

De faam van deze beroemde scheepsbouwers was destijds ook doorgedrongen tot ons Koninklijk Huis, en toen in de negentiger jaren van de vorige eeuw voor prinses Wilhelmina een bootje zou worden gebouwd, waarin Ze op de vijvers van den Prinsentuin te Leeuwarden kon spelevaren, kreeg de werf Van der Zee de vereerende opdracht die te vervaardigen.

Door een belangrijke kentering in de scheepsbouw is het bedrijf meer en meer achteruitgegaan, en sedert eenige jaren lag de werf geheel stil.

En nu de laatste baas" op ruim 85-jarigen leeftijd is heengegaan, zal de werf zeker weggeruimd en zullen de vrijkomende terreinen allicht voor woningbouw verkocht worden. In latere jaren zal dan helaas niets meer herinneren aan dit eeuwenoude en voor Joure zoo belangrijke bedrijf. Het is n.l. toch haast zeker, dat er vóór de Van der Zee's en vóór de fam. Geerts anderen op deze plaats den scheepsbouw uitoefenden, dat er allicht in de 15e & 16e eeuw gevestigd werd.

Een hoogen leeftijd heeft Aukebaas" bereikt, en toch was het hem niet aan te zien, dat hij reeds zoo hoog op den levensladder geklommen was. Hij beschikte nog ten volle over alle zintuigen, was goed ter been en steeds fleurig en opgewekt van 'geest De dood heeft hem plotseling overvallen. Moge hij rusten in vrede.

Leeuwarder nieuwsblad: 09-03-1939.

April 1892

De werkplaats van A. Holtrop van der Zee in Joure staat internationaal bekend als de geboorteplaats van talloze boeiers en honderden schepen, een toonbeeld van vakmanschap en maritieme expertise.

Lijnentekening van een 'Lemmersche Aak', vervaardigd in 1905 door scheepsbouwer Auke v.d. Zee te Joure.

De scheepswerf van Van der Zee in Joure, opgericht in 1899. Op de achtergrond, zichtbaar op de helling, bevindt zich de boeier ‘Friso’, die later zou uitgroeien tot het Statenjacht.

Bij de werf van Eeltje Holtrop & Auke van der Zee.

Personeel bij de werf van Eeltje Holtrop & Auke van der Zee.

Vergroot scheepsnamenbord

1953: In het verleden was het een gebruikelijke en gewaardeerde traditie op de Friese scheepshellingen om van elk schip dat de timmerschuur verliet, bestemd voor binnen- of buitenwateren, een bordje met de naam van het voltooide vaartuig aan de wand te bevestigen. Met het verdwijnen of moderniseren van talrijke historische scheepstimmerwerven zijn deze bordjes echter vaak verloren gegaan. In Joure zet de hellingbaas Johannes van der Meulen, samen met zijn zonen, deze oude traditie voort. Bij de overname van de werf in 1940, de bekende helling van Holtrop van der Zee, heeft de heer Van der Meulen onmiddellijk actie ondernomen om de bordjes aan de schuur te herstellen. Deze bordjes documenteerden bijna een eeuw aan scheepsbouw. Het is echter onzeker of de collectie volledig is. De heer Van der Meulen geeft aan dat er in de loop der jaren mogelijk enkele bordjes verloren zijn gegaan, mede door hun ouderdom en de soms moeilijk leesbare opschriften.

Kustvaarders

Zij bevinden zich daar tot op de dag van vandaag — en het is te hopen dat zij ook in de toekomst behouden blijven — als getuigen van de glorieperiode van de 19e-eeuwse scheepsbouw. In die tijd werden in Joure de destijds zogenaamde „kustvaarders", zoals koffen, galjoten en schoeners, gebouwd en via de Zijlroede te water gelaten. Deze schepen zetten koers naar de kusten van de Oostzee, de Noordzee en zelfs de Middellandse Zee. Daarnaast vonden ook talrijke boeiers hun oorsprong in Joure, evenals vele tjotters en andere jachten. Al deze schepen zijn nauwgezet gedocumenteerd in de meer dan twintig werfboeken, die tegenwoordig een waardevol bezit vormen van het Fries Scheepvaart Museum te Sneek.

Het is aannemelijk dat de bordjes aan de westzijde van de schuur uitsluitend de grotere schepen vertegenwoordigen die sinds 1825 hier van stapel zijn gelopen. De scheepswerf in Joure zelf heeft echter een aanzienlijk oudere geschiedenis. Reeds drie eeuwen geleden werd er gesproken over een schuitmaker "op de lower". De huidige bebouwing, bestaande uit een schuur met woonhuis, werd rond 1823 gerealiseerd ter vervanging van oudere constructies, nadat er in de naoorlogse jaren economische voorspoed was geboekt. Ongeveer een eeuw geleden nam de inmiddels gerenommeerde Eeltsje Holtrop van der Zee de werf over en schreef daarmee geschiedenis.

Hij stamde uit een vooraanstaande achtergrond, zoals blijkt uit de getuigenis van de Friese scheepsbouwexpert Folkert Nicolaas van Loon over een bepaald zeiljacht. Dit jacht werd in 1825 vervaardigd door de gerenommeerde scheepsbouwmeester Eeltje Teetses Holtrop uit IJlst. Holtrop stond gedurende een periode van vijftig jaar bekend om zijn uitzonderlijke vakmanschap en realiseerde een indrukwekkend aantal jachten, boten, visaken en marktschuiten, allen gekenmerkt door een buitengewoon verfijnd ontwerp.

Meer dan veertig namen

Meer dan veertig namen zijn gegraveerd, in sommige gevallen aangevuld met het jaartal van de bouw. Uit de gegevens blijkt dat er jaren zijn geweest waarin twee schepen werden voltooid. Dit was een uitzonderlijke prestatie, aangezien de bouw van een schip soms tot een jaar in beslag nam.

De Harmonie was het eerste schip dat in 1825 de nieuwe schuur verliet, direct gevolgd door de Aurora, de Geertrui en de Gezina in 1827. De naamgeving van deze schepen biedt een interessante basis voor nader onderzoek. Opvallend is dat schepen regelmatig werden vernoemd naar vrouwen: Tietje Tromp (1828), De Jonkvrouw, Arme Maria (1830), Anna (1838), Johanna Vitringa (1840), De Drie Aurelias (1847), Jonkvrouw Geertrui (1849), Charlotte (circa 1880-1885), Elisabeth Margaretha, De Elisabeth (1903), Stella en Olga (1910).

Mannelijke namen zijn van meer zeldzame aard: Cornelis Hendriks Tromp (1828), tevens verwijzend naar een prominent geslacht uit de Zuidwesthoek; De jonge Gerbrand (1829); De jonge Jacob (1833); Arend Elza (1841); Wieger Wiegers Visser; en Jan Spanjaard (1897). Specifiek met betrekking tot Jan Spanjaard verwijzen wij naar de 'Jan Spanjaard' ('Offemia'). Andere prominente namen zijn onder meer Prins Hendrik. Ter illustratie van een les in (economische) aardrijkskunde worden de volgende namen genoemd: De jonge Jacob van Amsterdam (1834), Liebau (1839), De flecke Jovwer (1849), Sliedrecht (1854), Noordholland, Almeri, en de Schelde.

Ook namen zoals *De Zeevaart* (1834) en *Visscherij* (1887) zijn helder en eenvoudig te interpreteren. Onder de categorie van zogenoemde “ethische” benamingen vallen onder andere *De Harmonie*, *De Vreed* (1850), *De Goede Bedoeling*, *Goede Verwachting* en *Semper Idem*. Daarnaast kunnen we eveneens verwijzen naar scheepsnamen zoals de snelle *Sperwer* (1885), *Twee Gebroeders* en *De Friso* (1894), waarvan laatstgenoemde tweemaal door een Standfries werd gebruikt. Uit deze voorbeelden blijkt dat de naamgevingspraktijken van de 19e eeuw opmerkelijk vergelijkbaar waren met die van onze huidige tijd. Echter, combinaties zoals *Fréjoha* en *Coranjo*, die tegenwoordig voorkomen, waren destijds nog niet in gebruik.

Dr. Ir. J. Vermeer schrijft in zijn boek "De Boeier" over de 'Standfries': De "Standfries" werd als open Fries jacht gebouwd, maar al na enkele jaren gaf de eerste eigenaar aan Eeltjebaas opdracht er een echte boeier van te maken. Open jachten werden wel vaker van een roef voorzien, wat niet altijd tot een bevredigend resultaat leidde. De verbouwing van de "Standfries" tot boeier werd echter door Eeltjebaas zo voorbeeldig uitgevoerd, dat dit schip destijds als een van de mooiste boeiers van heel Friesland gold. Bron: Stamboek-schepen

  • André Wegener Sleeswijk: Dit is een foto van de boeier Standfries van mijn grootvader André Wegener Sleeswijk (1874-1918).

HD 82-Op Hoop van Zegen - in 1900 (?) gebouwd door A. v.d. Zee te Joure.

Februari 1953

Augustus 1956

Op de scheepswerf te Joure zijn gedurende haar geschiedenis een aanzienlijk aantal aken vervaardigd. Durk Hak heeft een overzicht opgesteld van negen houten aken, variërend in grootte van 23 tot 40 voet, gebouwd door Eeltjebaas, en vier aken, met een lengte van 43 tot 50 voet, vervaardigd door Auke in de periode 1864-1917. Al deze schepen werden specifiek gebouwd ten behoeve van Lemster vissers.

Zoals eerder vermeld, werd de naam "Lemmersche aak" in 1904 voor het eerst gedocumenteerd in verband met Auke van der Zee, die destijds een opdracht uitvoerde voor de Lemster visser Wouter Hoekstra. Voor zover bekend zijn er momenteel nog twee houten aken en drie ijzeren aken van de Jouster aken die dienstdoen als jacht.

Eeltje Holtrop en Auke van der Zee
PDF – 7,5 MB 945 downloads

Reactie plaatsen

Reacties

R.A.H. Oude Veldhuis
5 jaar geleden

wij zijn in het bezit van een klipper, die de naam reina draagt. De klipper is van ijzer en in 1906 gebouwd door van der zee en droeg de naam Anna.
Waarschijnlijk het eerste metalen schip ooit door van der zee.

Hendrik Bijnsdorp
6 jaar geleden

Goedemiddag,

Kortgeleden heb ik een tot motorscheepje verbouwde (Lemster) aak gekocht en ben nu op zoek naar de geschiedenis.
Op deze bladzijde wordt in de onderste alinea vermeld dat er voor zover bekend nog 3 ijzeren aken als jacht varen. Heeft u hier meer informatie over?
Zelf denk ik dat mijn scheepje in 1912 gebouwd is als de Goede Verwachting (zie onderste bord op de foto met naamborden) met visserijnummer BRU55

Alvast dank voor uw antwoord.