Levensverhaal van Cornelis Visser (Cor Panne): 1964
Het inwonertal van de gemeente Lemsterland is ook het vorige jaar weer gestegen. Lemmer zelf heeft al bijna 5000 inwoners. En ook deze winter is het weer mogelijk om op het IJsselmeer te schaatsen. Het ijs neemt nog steeds toe en de scheepvaart ondervindt er dan ook danig last van en alleen de grotere en sterkere schepen slagen erin nog te kunnen varen.
Aan de Plattedijk wordt er een “dorp” bijgebouwd. Bungalows en zomerwoningen zullen hier worden gebouwd tussen Plattedijk en de oude zeedijk. Net even verder als de nieuw aan te leggen camping. Het eerste bungalowpark van Lemmer wordt een feit en er zouden er nog meerdere volgen. Een en ander natuurlijk een gevolg van de omschakeling van vissersdorp naar Industrie en recreatie dorp. Het is daar nu nog een kale bedoening, maar als de begroeiing eenmaal is aangezet zal dit “dorp”voor het grootste deel aan het zicht van de Lemsters worden ontrokken.
“Aanleg bungalowpark, uit Zuid Friesland”
Mijn huisarts dr. Van der Ham vertrekt en wordt opgevolgd door dr. W. de Vries en voortaan moeten we naar de Emmakade in plaats van de Langestreek om de dokter te bezoeken. Het weer blijft bouwers en Lemsters danig dwars zitten en er moet ook in de Urkerstraat danig gestookt worden om de boel een beetje warm te houden. Van isolatie had men bij de bouw van de houtrijke woningen nog geen kaas gegeten. Wij hadden dan ook maar liefst twee kachels. Een in de woonkamer en een in de keuken.
In de vorige strenge winter was het al een probleem om de boel warm en schade vrij te houden. Beneden ging het nog wel redelijk met de bloemen op de ramen, maar boven stonden ze er dik op en kostte het heel wat hete adem om er een kijkgaatje in te blazen. Het was dan ook geen pretje om je in de koude douche te moeten wassen. Soms bracht een elektrisch kacheltje wat uitkomst, maar dat moest als het hokje eenmaal wat warm was geworden wel uit, want water en elektriciteit gaan nu eenmaal niet samen.
Het is eigenlijk een wonder dat er geen leidingen bevroren. Voor de kachels werd steenkool (cokes) gebruikt. Later toen de kachel in de keuken werd afgeschaft, kwam de antraciet, de nootjes 4 of 5. Deze werd aangevoerd door de steenkool handelaar, ik meen de fa. Slump, met de auto tot bij ons in de steeg. Daarna kwamen de sjouwers en die liepen dan met een jutezak vol antraciet, achterhuis langs naar onze bijkeuken waar de steenkool opslag was.
Dit was een grote houten bak, waarin de antraciet bovenin werd gestort en waar je dit later via een onderin zittende lade in de kolenkit kon scheppen. De sjouwers zagen er niet uit. Ze zaten van top tot teen onder het gruis van de steenkool. Het karweitje van het vullen van de kolenkit heb ik ettelijke malen moeten doen. Eigenlijk zorgde je er voor dat er altijd een gevulde kit bij de kachel stond.
Eenmaal heb ik hiermee een behoorlijk benauwd avontuur beleefd. Ik was alleen thuis en het waaide verschrikkelijk hard en door de al eerder aangehaalde abominabele staat van isolatie, had ik het koud. Door de schuifjes onderin de kachel, kon je de zuurstof toevoer regelen en daarmee dus de warmte. Door de harde wind ging dit echter veel harder dan ik verwacht had en binnen de kortste keren was de kachel tot bovenin doorgebrand.
Als je het deksel optilde waar je normaal de steenkool in gooide zag je nu alleen maar gloeiend hete antraciet liggen. Om de zaak te redden dacht ik slim te zijn en bovenop deze gloeiende massa een nieuwe voorraad te gooien en zodoende de zaak wat te smoren. Dit pakte faliekant verkeerd uit. In een mum van tijd was deze nieuwe voorraad ook in een gloeiende massa veranderd. De schuifjes dichtdoen hielp natuurlijk niet direct en ik raakte behoorlijk in paniek. Zou de kachel het wel houden en niet ontploffen? Zouden de kleine glaasjes voor de kachel niet knappen? Ik heb zelfs getracht, hoe dom kun je zijn, met water de boel wat te luwen maar dat veroorzaakte zoveel stoom en lawaai dat ik daar maar mee ben gestopt.
Na enkele bange uren luwde de kachel naar een normaal niveau en kon ik gerust ademhalen. Dat het deze avond wat extra antraciet heeft gekost en dat ik zo in de penarie heb gezeten, heb ik maar niet verteld toen mijn ouder thuis kwamen. De angst die ik had gehad vond ik als straf al genoeg. Toen later de gaskachel kwam kon dit probleem zich niet meer voordoen. De steenkool opslag werd aardappel en rommel opslag en de kolenkit kwam als versiersel in de kamer te staan.
Frans was inmiddels van de kustvaart afgemonsterd en bij Willem Toering op de LE 61 aan de Noordzee visserij begonnen. Via de visserij leerde hij op vlaggetjesdag op Urk Tiny Pot, uit Bakhuizen kennen en kreeg daar verkering mee. Maar ook kreeg hij een enorme domper te verwerken, doordat het schip de Titan, drie maanden nadat hij was afgemonsterd op 2 februari 1964 in een zware storm tussen Engeland en Noorwegen met man en muis verging.
Zelf schreef hij hierover: “Ja dan gaan de koude rillingen even door je heen en elk jaar als het 2 februari is dan komt het weer even boven, vergeten doe je het niet, ik was ook nog maar zo kort van die boot, dat de meeste opvarenden kon je bij naam en toenaam. Verder is mijn broer Jelle op die dag jarig en mede daardoor vergeet ik het niet licht.” Net als Heit vroeger had gedaan, fietste ook Frans naar zijn verkering, in dit geval dus ietsje dichterbij dan Leeuwarden. Nu we het dan toch over verkering hebben, het moet ook in deze tijd zijn geweest dat Wieger met zijn Volie Zoetendal voor het eerst langs kwam.
Wieger & Volie.
Het was de tijd van de nozems en Wieger was wel een echte nozem, zwart leren jasje en vetkuif en hij wilde niet fietsen dus had hij een rode Kreidler. Die toen hij deze nog maar net had, gestolen is geweest en door een oplettende politieman in burger op de zwarte markt in Beverwijk terug werd gevonden.
Ik zat in de voorkamer, voor het raam op de uitkijk. Zo nieuwsgierig als de pest natuurlijk. Ik zie ze beide, Wieger en Volie dus, nog de hoek om komen uit de Wieringerstraat. Volie met een voor die tijd gebruikelijk “suikerspin” kapsel. Dat heeft zo’n enorme onuitwisbare indruk op mij gemaakt dat ik het nooit meer ben vergeten. Hoe ze er verder uitzagen en hoe ze liepen? Geen idee! Alleen dat kapsel weet ik nog! Ik zal niet de gehele tijd bij de kennismaking hebben gezeten, er was tenslotte meer te bespreken dan alleen het kennismaken en niet bestemd voor de oren van een negen jarige. Dus heb ik daar toen niets van meegekregen, dat kwam later pas.
Mijn interesses lagen duidelijk ergens anders. Het blijft slecht weer met ijzel en hagel en in de Lemster gemeenteraad wordt besloten de nieuwe Christelijke kleuterschool dan toch maar aan de Albert Koopmansstraat te bouwen naast de nieuwe gymzaal die er al staat. Tevens besluit men dat het strand uitgebreid moet worden en het liefst nog voor het aankomende badseizoen. De Lemster jeugd demonstreerde om weer filmvoorstellingen in het Nutsgebouw te krijgen, die door de hoge vermakelijkheidsbelasting al sinds mei van het vorig jaar stop was gezet. Zo was dus ook het in de jaren zestig ontstane demonstreren naar Lemmer overgeslagen.
“Uit Leeuwarder Courant”
Een stukje uit de Leeuwarder Courant van 28 februari wil ik jullie niet onthouden. Het is duidelijk hoe de waarschijnlijk wat oudere journalist dacht over demonstreren. Begin maart vriest het nog 5 tot 10 graden en lijkt de winter nog niet van wijken te willen weten. Aan de nieuwe Technische school wordt ondanks dit alles hard doorgewerkt en men verwacht er nog dit kalender jaar gebruik van te kunnen maken. Dat de natuur snel kan veranderen wordt maar weer duidelijk als op 28 maart het eerste kievitsei van de gemeente Lemsterland wordt gevonden door de dan zeventien jarige Tiemen Groen van Follega.
De natuur werd royaal en deze dag waren er meer vinders en de daarop volgende week bracht een stortvloed aan gevonden eieren. Mijn eierzoeken met Heit nam af, omdat ik met vrienden en vriendinnen de weilanden introk. In dit begin was het meer het slootje springen wat ons trok dan het zoeken van kievitseieren. Daar hadden we nog geen kijk op. Je had voordat de Rondweg er lag, het begin punt van de reis, “het eerste Brechje”.
Het stenen geval met aan de noordkant de grote metalen buis, waar doorheen de gasleiding liep en waar je zo mooi overheen kon lopen. Dan had je een stuk of vijf sloten waarover het springen nog wel aardig lukte, maar dan kreeg je de “Lytse Meliere” en die was ondanks zijn naam, meestal wat te breed om overheen te springen. Dus of je begon pas na deze sloot of je kon daar ophouden omdat je al een nat pak had.
Met mooi weer werden dan snel de kleren “schoongemaakt” in de sloot en te drogen gelegd. Iedereen wachtte op elkaar en soms werd er zelf een vuurtje gestookt om het drogen te versnellen en dan bij thuiskomst maar denken dat ze het niet doorhadden. Of de kleren stonken nog naar de moddersloot of naar brandlucht. Hoe naïef kon je zijn. Meestal gingen of kwamen we niet verder dan de reed van boer Prins. Dat was in de begin tijd al een heel eind van de bewoonde wereld af en al bijna bij “het twadde Brechje”.
In de bramentijd kwamen wel al bramen zoekend wel eens zo ver maar toen nog niet al te vaak. Meestal waren we in groepen van wel vijf tot tien kinderen. Bij één van deze zwerftochten en dat was ditmaal tussen de trambaan en de Straatweg, konden we één sloot niet goed bespringen en werd besloten deze dan maar half te dempen zodat toch iedereen erover kon. Dus werden er grote hoeveelheden modder en graspollen, die de boer met hekkelen op de slootkant had gedeponeerd, gebruikt om een looppad door de sloot te maken. Dat lukte en iedereen kon weer mee verder.
Dat werd echter door de boer niet echt op prijs gesteld. Naar mijn weten was dat van der Gaast. Hij stond ons dan ook al ziedend op te wachtten bij de reed van Prins. Wij waren zo perplex dat we niet eens aan vluchtten dachten. Hij sommeerde ons de sloot weer leeg te halen en had daar zelfs al gereedschap voor meegenomen. Dat werd dus nog even hard werken, maar het ging ons toen hij was vertrokken lachend af.
In deze tijd verschoof mijn vriendschap van de Parkstraat kinderen naar de Zeebuurt kinderen, zoals Kees de Bruin, Bauke en Hielke Roelevink, Jacob Dam, Appie Coehoorn en zo.
Mem werkte volgens mij in die tijd bij de familie Haagsma in de huishouding, die een zuivel winkel had aan de Langestreek, naast de Pottenbakkersteeg. Ik ging daar na schooltijd wel naar toe als er bij ons thuis niemand thuis was. Later kwam deze familie ook in de Urkerstraat wonen en wel in het hoekhuis achter de Schoklandstraat. Zij keken uit over de weilanden tot aan de Wiele. Hun dochter Corrie was van mijn leeftijd en zat bij mij in de klas. Later verhuisden ze naar de Flevostraat waar haar vader verder ging in de vloerbedekking, nog later HAVI.
“Ik op m’n eerste fiets op de Grietenijdijk”
Op het fietspad naast de inmiddels bijna gereed zijnde Rondweg, krijg ik fietsles, op mijn eerste eigen fiets. Het is wel niet het model waar je als jonge knaap van droomt, “een rode meisjes fiets” maar ik heb een eigen fiets en kan daardoor mijn wereld verruimen. Terwijl mijn vader de bagagedrager vasthoud, probeer ik overeind te blijven. Dat lukt aardig en al snel kan ik los fietsen.
Het probleem ontstaat als ik wil stoppen. Hoe doe je dat? Het remmen moet nog wel even wennen en gaat gepaard met enkele val partijen. Hierbij helpt het echter wel dat het in noodgevallen wat makkelijker afstappen is van meisjes fiets dan van jongens fiets. Nu kan ik dus voortaan zelf fietsen als we met heit en mem en Sake naar Gaasterland gaan.
Het bouwen van de door de Lemsters al omgedoopte “luchtschommels” zoals de proef zomerwoningen in de volksmond werden genoemd, op het aan te leggen bungalowpark moest worden stil gelegd omdat de vergunning niet in orde was. Toch zal de bouw doorgaan en de koopprijs zal net onder de tienduizend gulden komen te liggen.
Een avond in de week gingen we, mijn buurjongen Jan Koehoorn en ik, nadat de eierzoektijd was afgelopen met een grote groep mensen, van de vogelwacht, ouderen en toch ook veel jongeren naar de mokkenkolonie. Deze lag tussen de Margriet sluis en oud Tacozijl. Halverwege gingen we dan naar binnen.
We gingen ook hier uiteraard weer op de fiets naar toe. Verzamelen bij de Flevobrug bij Meine Gaastra, die namens de Vogelwacht de leiding had. De groep werd dan meestal in tweeën gesplitst. De ene groep ging de weilanden achter de kolonie in om de eieren van de sterns en zeemeeuwen daar uit de weilanden te zoeken. Want de boer had er met het maaien ontzettend veel last van en de meeuwen vervuilden het gehele land.
Dat was altijd mooi, je leerde van de oude Gaastra op die manier toch ook nog het normale kievitei zoeken. Want die zaten er natuurlijk ook. Hij liet je dan stilhouden en vertelde je aan de manier en vanwaar de kievit opvloog, het was voor hen al broed tijd, waar en hoeveel eieren er lagen.
Dat die kieviten het volhielden met zoveel jagers in de buurt. Soms vond je ook uitzonderingen, zoals eieren van de slobeend. Tureluur. Dat kon omdat Gaastra scherpe ogen had en hem weinig ontging in het land. Wij waren opgeschoten jongeren die een avondje weg waren en het heel spannend vonden zoveel eieren te zien. De andere groep ging dan de kolonie zelf in om eieren of paartjes te tellen.
Dat was niet direct van gevaar ontbloot, want de meeuwen scheerden slechts op enkele tientallen centimeters over je hoofd en lieten ook nog wel eens wat vallen. Verder moest je uitkijken dat je in dit moeras achtige gebied niet naast de harde grond stapte, want dan moesten de anderen je er wel weer met vereende krachten uit halen. Met het risico dat je een laars of allebei kwijt was.
In de beginjaren dat ik mee ging was er het verhaal van de otter die hier in dit gebied huisde en Gaastra liet ons ook inderdaad een otterheuvel zien. Zelf heb ik de beesten nooit in levenden lijve gezien. Op een van deze avonden gingen we iets vroeger terug om een bijzonder gebiedje te gaan bekijken waar een overvloed aan eieren lag. Net voor de brug over het stroom kanaal van het Stoomgemaal staat een boerderij.
Tegenwoordig is dat Iselmar. Toen stond hij leeg. De gehele goudkust was er nog niet, maar was net opgespoten. Tussen het stroom kanaal en het opgespoten gebied lag nog een klein stukje weiland wat ook nog grotendeels onder water stond. Je kon er dan ook maar moeilijk komen en dat was maar goed ook. Op dat kleine stukje grond lagen de wereld aan eieren. Van kievit, Grutto, Tureluur, Scholekster en nog wat die ik inmiddels ben vergeten. Ongelooflijk en onvergetelijk.
De LTS bereikt zijn hoogste punt en CVVO 1 wordt kampioen van de derde klasse FVB. Bonanza is op televisie en ik wordt geconfronteerd met mijn eerste sterfgeval binnen de familie. Op 7 mei overlijdt Oate Roelofje Visser-Bootsma op 83-jarige leeftijd, in haar huisje aan de Zuiderzeestraat tegenover de Openbare Mulo.
Naar de begrafenis ben ik dacht ik niet geweest, kinderen werden daar destijds nog wat van weg gehouden. Nu had ik alleen nog Pake en Beppe Schotanus, aan de Pietersbuurt als grootouders. Het uitbreidingsplan Lemmer-West wordt herzien goedgekeurd en voordat de Rondweg goed en wel in gebruik is, is de grond gelegen tussen Rondweg en Tramdijk al ingepland.
In navolging van Sake en zijn vrienden. Speelden ook wij soldaatje. We hadden 2 generaals. Kees de Bruin en ik. Zeker weten doe ik het al niet meer, maar volgens mij waren Hielke Roelevink, Jacob Dam, Jan Koehoorn en Bauke Roelevink, er ook bij ook als soldaten. We hadden zoveel mogelijk groene kleding aan. Kees iets meer dan de anderen, want hij had die van zijn broer en attributen van zijn vader die in het verzet had gezeten.
De geweren waren van hout gemaakt, keurig uitgezaagd en voorzien van een pvc buis als loop. Ik gebruikte vaak stiekem het geweer van Sake. In die tijd dacht je nog niet aan uzi’s of kalasjnikovs. Wat deden we zoal? Spelen en holen maken in het park, trektochten naar de Prinses Margriet sluis. Daar gingen we dan lopend heen, hetzij op patrouille dus geweer in de aanslag en lopen aan beiden zijden van de weg (de oude Plattedijk) en maar om je heen kijken. Of gewoon onder bevel in mars.
Dus 2 aan 2 en dan marcheren. Eenmaal kan ik mij herinneren gingen we naar de Margriet sluis en zouden we daar de hele dag bivakkeren. Dus van alles mee. Groente, aardappelen etc. etc. Pannen, water of water uit de sloot ik weet het niet meer. In ieder geval werd er gekookt. Nou ja we dachten dat er werd gekookt.
Het hele “leger”werd ziek. En moest de aftocht blazen, overgevend of hevig zwetend. Vechten tegen andere legers deden we eigenlijk niet of nauwelijks. Meestal bleef het bij verzonnen veldslagen onderling. Waarbij we echter wel veel kabaal maakten. Onze geweren mochten er dan wel niet uitzien als volautomatische wapens, het geratel van mitrailleurs was desondanks niet van de lucht.
Soms kwam het echter wel tot een strijd tegen een ander “leger”, meestal een groep net wat oudere jongens uit de Parkstraat. Zo gebeurde het eens op een dag dat we tegen de vijand opliepen en er oorlog ontstond, men was de Rondweg nog aan het opspuiten. Meestal ging het gevecht als volgt. Nadat beide legers een tijdje tegen elkaar hadden gescholden en gebruld en hier een daar een steen of stok door de lucht vloog, werd er van elke partij een strijder naar voren gestuurd, die met elkaar het gevecht aan zouden gaan, voor de eer van het leger.
Bij ons werd meestal Hielke Roelevink naar voren geschoven of hij bood zich aan als vrijwilliger, voor de duivel niet bang. Aan de andere kant was het meestal Marten Vlig (Witte Marten). Zij sloegen dan op elkaar in met stokken of zwaarden of wat maar voor handen was om mee te slaan en te gooien en wij keken dan als echte veldheren (net als in die oude films) van een afstand toe, hoe het af zou lopen. Wonnen “we”, Hielke dus, dan konden we juichen en de vijand verjagen en achterna zitten. Verloren we, dan moesten we rennen en zorgen dat we in veiligheid kwamen. Geordend terug trekken was er dan ook niet bij. Volgens mij zijn er bij deze gevechten nooit noemenswaardige slachtoffers of blessures ontstaan. Werd elke oorlog maar zo opgelost!
“Toiletwagen strand, uit Zuid Friesland”
Het strand wordt voorzien van een rijdende toiletwagen om de strandgasten met hoge nood tegemoet te komen. De verslaggever van de Leeuwarder Courant schreef hier over, “Meen echter niet, dat dit “rijdend” inhoudt, dat de wagen is te ontbieden. Zo ver strekt het dienstbetoon zich nog niet”. Subtiele humor in een serieus krantenartikel.
De wagen was voorzien van 3 wc’s, 1 urinoir en 2 wasbakken. Een en ander is natuurlijk een enorme stap voorwaarts wat betreft de voorzieningen op het Lemster strand. Het strand en ook de voorzieningen zijn vooralsnog gratis. Maar zodra de gemeente de afrastering rond het strand zal hebben geplaatst, zal er voor het strand betaald moeten worden. Dit zou in moeten gaan per 20 juni van dit jaar.
Dat levert natuurlijk de nodige protesten op, maar tegen te houden is het niet meer. De voorzieningen moeten worden betaald, net als de opzichthouder, die is aangesteld. Natuurlijk zullen we in het begin proberen over het hek te klimmen, maar het prikkeldraad omzeilen valt niet altijd mee. Ook de sluipweg via de camping valt al snel uit als blijkt dat de controle daar behoorlijk is verscherpt, zeker als ze jouw gezicht in de peiling hebben.
Dus toch maar een seizoenkaart gekocht. Hoewel ik niet eens zo’n frequent bezoeker van het strand was. Er wordt gestart met de sanering van de Lijnbaan en wel het stuk achter de hervormde kerk. Het wordt bij sommige huizen te gevaarlijk om ze te laten staan. De vakantie nadert alweer en de laatste loodjes op school komen er aan.
Op 12 juni hebben we echter eerst nog feest. De eerste trouwerij binnen ons gezin en wel van Wieger en Volie. Zij trouwen in Joure en daar moeten we natuurlijk bij zijn. Ik kan me er eigenlijk bar weinig van herinneren.
“Trouwfoto Wieger en Volie”
Wel dat Wieger, Volie bij haar huis in een steeg aan de Midstraat, op moest halen en vandaar naar het gemeentehuis in Joure. Na hun trouwen hebben ze nog zo’n 2 maanden bij ons in de Urkerstraat gewoond. Dat hield in dat iedereen binnen het slaapkamer gebeuren zowat moest verhuizen. Maar daarna kreeg ik de kleine slaapkamer geheel voor mij alleen.
Op zaterdag 4 juli is er de eerste wielerronde van Lemmer en bij de nieuwelingen weet de net achttien jarige Tiemen Groen de overwinning te behalen.
De route loopt vanaf de Rondweg, de Flevostraat in en dan via de Markerstraat naar de Straatweg via welke men weer op de Rondweg uitkomt. Het was een heel spektakel en een goede aanloop naar de vakantie.
Ook klas 3 is weer met goed gevolg afgesloten en op de zes en een half van Nederlandse taal na is het een lijst om mee thuis te komen. Niet dat ik me daar nu uitzonderlijk voor heb hoeven in te spannen. Immers wij konden nog buiten spelen zoveel als we wilden. Huiswerk? Zo nu en dan eens iets leren en dan nog meestal in de klas zelf, dat was het wel. Vakantie dus. We gaan weer een visite brengen in Zaandam bij Omke Sake en tante Bienke.
“Ik, bij beeld Hansje Brinkers, haven Harlingen”
We reizen naar Harlingen, waar ik wordt vereeuwigd bij het standbeeld van Hansje Brinkers. De fietstochtjes naar Gaasterland, waarbij ik niet meer achterop hoefde. De mooie dagen met de vrienden naar het strand. Nee in de vakantie verveelde ik mij niet een moment. En er gebeurde genoeg in en met Lemmer.
Er komt subsidie voor een nieuwe en grotere jachthaven voor Lemmer en men hoopt in de herfst van dit jaar al met de voorbereidende werkzaamheden te kunnen beginnen. Lemmer blijft in het nieuws. Eerst is het Tiemen Groen die Nederlands kampioen bij de nieuwelingen wordt, waarna Klaas van der Meulen met het Lemster Skûtsje op de tweede wedstrijd dag te Eernewoude de overwinning weet binnen te halen.
En aan het einde van de maand juli wordt bekend dat de Lemster zeiler Ulrik Jager met zijn Flying Dutchman naar de Olympische Spelen in Tokio mag. In de sport draaide Lemmer toen ook al aardig mee. De Lemster zeilweek brengt natuurlijk ook weer de nodige drukte en spanning met zich mee. Immers, Kermis!
Na in de voorgaande jaren mij vooral nog te hebben gericht op de draaiende toestellen kreeg ik nu ook meer aandacht voor de gok of behendigheids spellen. En als je dan voor 1 kwartje de hoofdprijs wint, dan is het hek van de dam. Overal om geld schooien met de belofte ook voor hen een mooie prijs te winnen. Nu dat leerde je dus al snel af. Bij deze spellen was er maar één winnaar en die stond achter de balie en niet ervoor! Natuurlijk met mem en Jan Koehoorn mee naar de dam om het nieuwe industrieterrein heen, om vandaar naar het skûtsjesilen te kijken. Onze aandacht was meestal snel afgeleid met al die mensen en hoe het op het water verliep interesseerde me pas jaren later.
Ja, dan is de vakantie dus zomaar weer voorbij en beginnen we aan klas 4. Het werd nu toch wel een beetje serieuzer allemaal. Geen juffen meer, vond ik toch wel jammer, maar een meester! Meester de Graaf en ook nog buurman. Ook de zondagsschool startte weer en ook nu was ik van de partij, samen met mijn buurjongen Jan Koehoorn. Onze groep stond dit jaar onder leiding van mevrouw U. Koopmans.
Op de lagere school was ik nu niet direct een van de kinderen die voorop liep met allerlei zaken. Hoorde zo nu en dan op de één of andere manier wel bij de leidende figuren in de klas, maar heb meer het idee dat dat kwam door de kinderen waar ik mee omging, dan dat ik dat zelf afdwong. Als het nodig was werd ik aan de kant gezet, hardhandig of met de mond. Een grote mond had ik niet en een vechtersbaas was ik al helemaal niet. Maar deed wel altijd mee en was dus ook zeker geen pispaaltje. Mijn aangeboren verlegenheid zal er wel voor gezorgd hebben dat ik redelijk op de achtergrond bleef.
“Huldiging Tiemen Groen, uit Zuid Friesland”
In september wordt Tiemen Groen, wereldkampioen achtervolging bij de amateurs en wordt er in Lemmer een behoorlijk feestje gebouwd. Aan de Plattedijk, wordt hard gewerkt aan de nieuwe voorzieningen op de camping, zodat dit kampeerterrein het volgend seizoen klaar zal zijn om de steeds groter wordende stroom toeristen die in Lemmer neerstrijkt te kunnen opvangen op een aan alle eisen voldoende kampeer gelegenheid.
Het is maar druk met alle bouwactiviteiten in Lemmer. In het Rienplan gaat het bouwen onverdroten verder en met het nieuw gesloten akkoord, om nog 32 woningen aan de Gerben Bootsmastraat, Wiepke Hofstraat en Polderdijk te bouwen, is het Rienplan praktisch volgebouwd. Alleen achter de Vissersburen is nog ruimte vrij voor het te bouwen bejaarden centrum, maar dat staat op dit moment nog op een laag pitje. Tiemen Groen zal ook naar de Olympische Spelen gaan net als Ulrik Jager. Kunnen ze in ieder geval Lemsters onderling spreken.
Langzaam wordt er ook gewerkt aan de snelweg die Lemmer en Friesland in de toekomst met de Randstad moet verbinden. Maar de weg moet door het Tjeukemeer en dat gaat een paar centen kosten. Het kan nog wel een paar jaar duren voordat dit allemaal gerealiseerd is. Dat geldt eigenlijk ook voor het te ontwikkelen Lemstervaart. De gemeenteraad kreeg inzage in het uitbreidingsplan en nu maar afwachten.
Het is natuurlijk voor een kind wat in de Zeebuurt opgroeit en dan wel in het bezit van een eigen fiets, toch nog redelijk de ver van mijn bed show. We zaten wel eens te vissen bij het sluisje dat lag tussen de Buitenhaven en de ringvaart die door de polder liep. Maar verder kwam je daar buiten het bezoeken van het trainen voor voetbal en het voetbal zelf eigenlijk niet. Je voorstellen dat er naast het voetbalveld een complete woonwijk zou worden gebouwd? Zover ging de kinderfantasie van mij althans niet. Nee wij vermaakten ons met andere zaken.
Op de lagere school De Dam is er een wisseling van de wacht wat betreft de hoofdmeester, tegenwoordig aangeduid als directeur, maar toen dus nog gewoon hoofd van de lagere school. Meester Kloosterman vertrok en meester Hoekstra kwam. Het was ’s avonds al weer redelijk vroeg donker en dus tijd om weer eens te gaan belletje trekken. Nu was dat bij de meeste slachtoffers niet erg spannend, die verschenen aan de deur, keken eens de straat in en kwamen niet weer bij de deur. In de Wieringerstraat, was het echter wel spannend. Deze mannelijke bewoner ergerde zich enorm en bombardeerde zichzelf daarmee tot een gewild slachtoffer. Hij kwam ons zelfs achterna! Wat wil je nog meer!
Als het weer eens zover was, stoof een ieder een kant op, er waren tenslotte nog ontsnappings mogelijkheden zat. En de keuze die het slachtoffer had, wie zal ik pakken, maakte het voor ons zo dat we net even meer tijd hadden om weg te komen. Eén keer had hij mij echter bijna te pakken, omdat hij achter de deur stond te wachtten totdat wij weer aan zouden bellen. Hij was deze keer dan ook vlot buiten en omdat ik toevallig de belletjes trekker moest zijn, dus voor hem het dichtst bijzijnde doel. Gelukkig was ik vrij snel en kon door in de richting van de twee op één flats te rennen, ietsje meer ruimte creëren en daar in de wirwar van steegjes en tuintjes verdwijnen. Terwijl ik onder een vrij dichte struik mijn adem lag in te houden, stond hij op nog geen drie meter afstand te hijgen en te vloeken. Maar goed dat het al behoorlijk donker was, zodat hij mij niet zag liggen.
Ook gingen we wel eens met z’n tweeën, Jan Koehoorn mijn buurjongen en ik, met een wandelstok in de hand en een oude hoed op het hoofd, bij de twee op één flats langs. Er echter wel steeds voor zorgend dat we bij die mensen aanbelden die boven woonden. We stelden dan wat domme vragen en renden tenslotte lachend weg. Ja kattenkwaad, maar toch redelijk onschuldig.
Sint Maarten kwam en dit werd inmiddels gezamenlijk georganiseerd, door de verschillende buurtverenigingen. Deze zullen ook wel de zakjes snoep hebben betaald, die je na een voor ons gevoel, natuurlijk veel te lange wandeling door een deel van de Lemmer op mocht gaan halen. Deze zakjes werden dan uitgedeeld op het schoolplein van de Dam. Het ene hek in, zakje aanpakken en het andere hek weer uit. Dan snel je zakje snoep verstoppen en rennen om nog een keer aan het in ontvangst nemen van het zakje snoep deel te nemen. Twee zakjes snoep, dat moest toch kunnen?
Door het almaar drukker wordende verkeer en de grote aanloop van kinderen uit het Rienplan, naar de lagere scholen die zich allemaal aan de andere kant van de Straatweg bevonden, werd het noodzakelijk om verkeersbrigadiers “klaar-overs” op te leiden en aan te stellen, om de grote bups kinderen voor half negen over de Straatweg te begeleiden.
Er lag daar inmiddels een zebrapad. Ik heb hier zelf later in klas vijf ook nog aan meegedaan. En dan ben je bijna tien jaar en dan word je oom! Dat waren toch altijd oudere mannen, die zelf getrouwd waren en kinderen hadden die even oud als jezelf waren? Nee dus. Op 16 november wordt mijn eerste oomzegger, Jannie geboren in het ziekenhuis te Sneek, dochter van Wieger en Volie.
“Geboortekaartje van mijn oomzegster Jannie Visser”
Het bestek ligt er en op een haar na, kan er gestart worden met de aanleg van het eerste deel van het nieuwe jachthaven complex, dat plaats moet gaan bieden aan zo’n 600 kleine boten. De plannen zijn behoorlijk groot. Een tunnel onder de Plattedijk door om camping en jachthaven met elkaar te verbinden, ja zelfs het bouwen van een hotel staan op stapel.
En dan is het alweer december, tien jaar. Wat gaat de tijd toch snel. Dit keer krijg ik een model trein om mijn verjaardag. Een Fleischmann. Nou daar heb ik wat aan, hier kan ik mee verder. Ik zie al hele spoorcomplexen voor me, om te gaan bouwen. Maar eerst nog even niet. Want nog geen week na mijn verjaardag en wel op 14 december is het weer feest en vieren mijn vader en moeder hun 25-jarig huwelijksfeest.
“Gezin Visser: boven vlnr: Wieger, Jelle en Frans, onder vlnr: Sake, Heit Andries, Mem Jeltje, en ik”
Dit wordt gehouden in het Nutsgebouw. Een mooi feest met de gehele familie. Een ballon blaas wedstrijd met de neven en nichten, onder leiding van Omke Sake en een broer van mij die in de kar van Beppe afgevoerd moest worden omdat het bier en de sigaren niet goed vielen.
“Receptie met o.a.: Frans Visser, Omke Sake Visser, Roel de Vries en Tabina Visser”
“Ballon blazen met v.l.n.r.: Janke Beetstra, Janke Bakker, ik, Bauke de Wreede en Omke Sake Visser”
Op 18 december wordt een buurman van ons, de heer van der Meulen door een auto aangereden op de kruising van de Parkstraat en de Flevostraat. De politie achtervolgde deze wagen, die met hoge snelheid trachtte te ontkomen. De politie wist wie de inzittenden waren en namen dus ook een risico. Maar dat zal ook niet veranderen. Gelukkig overleefde hij het ongeluk, maar heeft er wel altijd last van gehouden. Een andere buurman van ons, de heer van Asselt werd vlak voor de kerstdagen benoemd tot directeur van de Christelijke LTS.
De kerstdagen en het gebruikelijke kerstfeest van de zondagsschool naderen alweer. Ook dit jaar is mijn beloning weer een boek. Hoewel ik mij kan herinneren dat we ook wel eens oversloegen. Zeker als het mooi weer was in de zomer. Voor het geld wat eigenlijk bestemd was voor in het “ponkje” kochten we dan een ijsje bij Evert de Vries en wandelden we door de Lemmer. Het zal dus wel niet alleen aan mijn stempels hebben gelegen dat ik een boek kreeg. Zo wordt het oud en nieuw, de sjoelbak komt op tafel en wordt glad gewreven, het Pim pam pet spel, komt uit de kast en je denkt, het wordt hoog tijd voor een televisie.
Reactie plaatsen
Reacties