IJzeren visaken uit De Lemmer

Door: Dirk Huizinga

IJzeren schepen werden in 1900 geheel anders gebouwd dan houten. Niet met mallen “op het oog”, maar noodzakelijk vanaf tekening, waarbij vooral de opzet van het spantenplan belangrijk was. Bij houten schepen werden de leggers en krommers achteraf in de huid aangebracht, terwijl bij ijzeren schepen de huidplaten om de reeds gestelde en strokende spanten werden gebogen. Werven die de overstap maakten van hout naar ijzer, moesten dus ook leren schepen te ontwerpen op papier, met lijnenplannen en constructietekeningen die leesbaar waren voor de ijzerwerkers op de werkvloer. De ontwerpen van met name Hendrik de Boer vielen bij de vissers in De Lemmer in de smaak. Hij gaf zijn schepen een karakteristieke mix mee van sierlijkheid, spirit en functionaliteit.

De scheepswerf De Boer in De Lemmer komt daarom de eer toe dat zijn ontwerpen beeldbepalend zijn geworden voor het scheepstype Lemsteraak. Huitema merkte terecht op, dat er op vele werven in Friesland visaakjes werden gebouwd en dat op de werven van Croles, Bos, De Boer, Van der Zee en Zwolsman naast binnenaakjes ook botaken zijn gebouwd voor de Zuiderzee. ‘Maar Pier de Boer en zijn zonen bouwden verreweg de meeste en zij hebben aan dit scheepstype geleidelijk de lijnen en vormen gegeven die we daaraan zo zeer bewonderen.’ (Huitema, 1982, p. 224)

Als we spreken over Lemsteraken, denken we daarom in de eerste plaats aan aken van de Gebroeders de Boer uit De Lemmer. Toch doet die beeldvorming mijns inziens vooral onrecht aan de verdiensten van J.J. Bos uit Echtenerbrug, die immers rond het jaar 1900 fraaie ijzeren aken bouwde, zoals de LE 15, de LE 21, de LE 41, de LE 47, de LE 64. Allemaal aken die ook nu nog in de vaart zijn als originele Lemster visaken en die niet minder fraai ogen dan de visaken van de Gebroeders De Boer. Van de LE 50 is zelfs jaren gedacht dat dit een Bos-aak was. De verschillen tussen de aken van Bos en van De Boer waren niet zo groot. De scheepswerf in De Lemmer ging echter veel langer door met de bouw van ijzeren aken dan de concurrentie.

De Gebroeders de Boer bouwden tot 1914 visaken en daarna bleven ze vrachtschepen bouwen tot 1925. De laatste Lemster visaak gleed in 1913 van de helling. Daarna brak de Eerste Wereldoorlog uit. Nederland bleef weliswaar neutraal, maar de toestand in Europa liet de economie van Nederland niet onberoerd. Halverwege de oorlog, in 1916, was er de Zuiderzeeramp waarbij grote schade werd aangericht in Zuiderzeehavens door de storm en overstromingen. Deze ramp was aanleiding voor het parlement om in 1918 in te stemmen met het plan om de Zuiderzee af te sluiten en in te polderen. Dat perspectief leidde ertoe dat er niet meer geïnvesteerd werd in de Zuiderzeevisserij. Na de Eerste Wereldoorlog was de nieuwbouw van visaken in De Lemmer daarom voorbij.

Wel werd tot 1930 bij de Gebroeders De Boer nog regelmatig een groot Lemsteraakjacht te water gelaten. In Echtenerbrug liep het bij Bos allemaal wat anders. Bos bouwde al na 1902 geen aken meer en hield er als werfbaas in 1910 mee op. De werfbaas leed aan alcoholisme, wat het werk op de werf niet ten goede kwam.
De invloed van de Gebroeders de Boer op de beeldvorming rond de ontwikkeling van de ‘Lemsteraak’ kon mede om die redenen zo groot worden. Daarnaast moeten we vanuit de voorgeschiedenis de invloed niet uitvlakken die Eeltje Holtrop van der Zee uit Joure heeft gehad op de ontwikkeling van het Lemsteraakmodel. Hij bouwde in hout tientallen fraai gelijnde aken tussen de 6 en de 12 meter., waarvan slechts een enkele de tijd heeft doorstaan. De beroemde werfbaas uit Joure was echter het voorbeeld en vaak ook de leermeester voor, resp. van de andere akenbouwers in Friesland. Van Pier de Boer is bekend, dat hij bij zijn vorming als scheepstimmerman direct be nvloed is door Eeltje Holtrop van der Zee.

Een aantal van die visaken van De Boer is nu nog in de vaart als Lemsteraakjacht. Opvallend veel van die aken zijn behouden gebleven (of later teruggebracht) in de originele staat van visserman. Andere visaken zijn verbouwd tot relatief ruime en goed zeilende jachten, waarbij de vorm van het oorspronkelijke casco vrijwel niet aangetast werd. Ook zijn er van oorsprong originele aken die als jacht zo grondig gerestaureerd zijn, dat ze er als nieuw uitzien en die dat natuurlijk ook zijn. Het is eigenlijk niet vanzelfsprekend dat zo’n geheel vernieuwd jacht, dat niet meer geklonken is van staalijzer, maar gelast van moderne staalplaat, waar dus geen klinknagel meer in te vinden is, hetzelfde schip is als waar honderd jaar geleden mee werd gevist.

Dit overzicht van De Boer-aken is niet bedoeld als een overzicht van alle ijzeren aken die ooit door De Boer zijn gebouwd. Het is ook niet het overzicht van alle nog bestaande ijzeren aken van De Boer. In dit overzicht wordt aan de hand van enkele concrete voorbeelden een indruk gegeven van al die aken van weleer. Door nog bestaande aken als uitgangspunt te nemen, wordt tevens ge llustreerd op welke verschillende manieren voormalige visaken uit De Lemmer door latere eigenaren gebruikt zijn als jacht. Hebben zij de oorspronkelijke vorm van hun schip gekoesterd en geprobeerd te behouden, of hebben de nieuwe eigenaren de voormalige visaken verbouwd tot jacht of zelfs geheel aangepast aan de ‘eisen’ van deze tijd?

Opmerkelijk bij de in beeld gebrachte aken is, dat de visaken van weleer niet bijzonder groot waren. De Lemster vissers hadden ook geen behoefte aan heel grote schepen. Die vonden zij niet handzaam genoeg. Vissers gaven de voorkeur aan aken van ongeveer 10 tot 13 meter lengte. De paar visaken van bijna 15 meter vonden ze voor de visserij op de Zuiderzee onpraktisch. Gemiddeld genomen waren de aken net ietsje kleiner dan de meeste Zuiderzeebotters, gemeten over de stevens. Aan binnenruimte deed de kleinere ijzeren aak echter niet onder voor de houten botter, waarin door de dikke, massieve inhouten immers veel ruimte verloren ging.

Van de staalijzeren visaken van De Boer zijn ruim honderd jaren later nog een aantal in de vaart als Lemsteraak (jacht). Van die groep ‘overlevers’ geven we de volgende voorbeelden, in chronologische volgorde.

Overzicht van staal-ijzeren vissersvaartuigen en pleziervaartuigen die tussen 1900 en 1930 gebouwd zijn bij De Boer in Lemmer.

Gebouwd door Pier de Boer:

1. Eersteling: Afmetingen: 11.36 x 4.20. Jaar: 1900. Opdrachtgever: W.v.d. Bijl, Lemmer. Viss.nr: LE 28
2. Vijf Gebroeders: Afmetingen:  11.36 x 4.20. Jaar: 1900. Opdrachtgever: Steven Visser, Lemmer. Viss.nr. LE 74

Gebouwd door Sjoerdje Visser (na de scheiding van Pier de Boer)

3. Drie gezusters: Afmetingen: 11.36 x 4.20. Jaar: 1900. Opdrachtgever: S. Zeldenthuis, Lemmer. Viss.nr: LE 56
4. Dolphijn: Afmetingen: 11.20 x 4.06. Jaar: 1901. Opdrachtgever: Johannes Sterk uit Lemmer. Sake Visser huurde de aak en viste ermee onder nummer LE 17 (de latere Presto, LE 50)
5. mosselaak: Afmetingen: 12.73 x 4.25. Jaar: 1901. Opdrachtgever: Bruinisse

Gebouwd door de Gebroeders De Boer (na de uitkoop van Pier en Sjoerdje):

6 De Hoop: Afmetingen: 12.73 x 4.25. Jaar: 1902. Opdrachtgever: Joh. Visser, Lemmer. Viss.nr. LE 12
7 De jonge Wietske: Afmetingen: 11.32 x 4.10. Jaar 1902. Opdrachtgever: P. Bootsma, Lemmer. Viss.nr. LE 25
8 Eben Haëzer (hout) Afmetingen: 12.73 x 4.25. Jaar: 1902. Opdrachtgever: A. Kik, Bruinisse
9 It is mei sizzen net ta dwaen . Afmetingen: 11.60 x 4.10. Jaar: 1902. Opdrachtgever: T. Wouda, Lemmer. Viss.nr. LE 2 
10 Onderneming. Afmetingen: 11.32 x 4.10. Jaar: 1902. Opdrachtgever: C. Portegrijs, Kolhorn
11 Eersteling. Afmetingen: 12.73 x 4.25. Jaar: 1902. Opdrachtgever: A. Kramer, Urk
12 Drie Gebroeders. Afmetingen: 11.88 x 4.10. Jaar: 1902. Opdrachtgever: A. Bakker, Lemmer. Viss.nr. LE 6
13 Margaretha (hout) Afmetingen: 11.88 x 4.10. Jaar: 1903. Opdrachtgever: J. Kingma, Lemmer. Viss.nr. LE 9
14 Drie Gebroeders. Afmetingen: 12.45 x 4.10. Jaar: 1904. Opdrachtgever: R. Rayer, Hoorn
15 De Jonge Jan (hout) Afmetingen: 11.88 x 4.10. Jaar: 1905. Opdrachtgever: D. Coehoorn, Lemmer. Viss.nr. LE 23
16 plezieraak Zeehond. Afmetingen: 13.30 x 4.24. Jaar: 1906. Opdrachtgever: J. de Pape, Zoutkamp
17 plezieraakje Antje. Afmetingen: 8.50 x 3.10. Jaar: 1907. Opdrachtgever: W.v.d. Mei, Leiden
18 Weltevreden. Afmetingen: 14.20 x 4.54. Jaar: 1908. Opdrachtgever: J. de Blaauw, Lemmer. Viss.nr. LE 8
19 Zes gebroeders (hout) Afmetingen: 11.92 x 4.26. Jaar: 1909. Opdrachtgever: H. Koornstra, Lemmer. Viss.nr. LE 50
20 Eben Haëzer. Afmetingen: 14.20 x 4.54. Jaar: 1910. Opdrachtgever: G. Buis, Enkhuizen
21 Vrouwe Jacoba. Afmetingen: 11.88 x 4.10. Jaar: 1910. Opdrachtgever: C. van Veen, Urk.
22 Jonge Dirk. Afmetingen:  12.45 x 4.24. Jaar: 1910. Opdrachtgever: W. Lub, Enkhuizen
23 Nooit Volmaakt. Afmetingen: 12.73 x 4.25. Jaar: 1911. Opdrachtgever: P.v.d.Berg, Bruinisse
24 Noordster. Afmetingen: 12.73 x 4.10. Jaar: 1911. Opdrachtgever: G. de Blaauw, Lemmer. Viss.nr. LE 67
25 plezieraak Primrose. Afmetingen: 15.00 x 4.50. Jaar: 1912. Opdrachtgever: W. Vastenagel, Antwerpen
26 plezieraak Salamander. Afmetingen: 15.00 x 4.50. Jaar: 1912. Opdrachtgever: L. Herfurth, Antwerpen
27 Twee Gebroeders. Afmetingen: 8.20 x 3.00. Jaar: 1912. Opdrachtgever: J. Stienstra, Lemmer. Viss.nr. LE 10
28 Spes Salutis. Afmetingen: 12.73 x 4.10. Jaar: 1913. Opdrachtgever: J. Kingma, Lemmer. Viss.nr. LE 88
29 Weltevreden. Afmetingen: 12.73 x 4.10. Jaar: 1913. Opdrachtgever: J. de Blaauw, Lemmer. Viss.nr. LE 8 
30 ‘t jacht Thistle. Afmetingen: 15.00 x 4.50. Jaar: 1913. Opdrachtgever: W. Murdock, Antwerpen
31 ’t jacht Helena. Afmetingen: 17.50 x 4.80. Jaar: 1913. Opdrachtgever: H.W. Kalis, Dordrecht
32 ’t jacht Onrust. Afmetingen: 15.00 x 4.50. Jaar: 1915. Opdrachtgever: W.H. de Vos, Dordrecht
33 Fazant. Afmetingen: 14.25 x 4.40. Jaar: 1916. Opdrachtgever: T. Verschaegen, Zierikzee
34 Maria Christina. Afmetingen: 14.25 x 4.40. Jaar: 1917. Opdrachtgever: Gebr. Schott, Zierikzee
35 Boeier Lemsterlicht. Afmetingen: 11.56 x 3.82 1921. Opdrachtgever: J. Lauwereis, Antwerpen
36 Botter VI II. Afmetingen: 19.40 x 5.40. Jaar: 1928. Opdrachtgever: Visserij Inspectie, Den Haag
37 Lemsterjacht Dolfijn. Afmetingen: 17.50 x 4.80. Jaar: 1929. Opdrachtgever: M. Sanders, Amsterdam
38 Mosseljacht TH 3. Afmetingen: 15.20 x 4.50. Jaar: 1929. Opdrachtgever: H. Baaij-Schol, Tholen
39 Mosseljacht ZZ4. Afmetingen: 15.20 x 4.50. Jaar: 1929. Opdrachtgever: P.J. Blommaard, Zierikzee

Zeilplan van een Lemsteraak, tekening Hendrik de Boer, De Lemmer.

Bovenstaande tekening van een visaak illustreert de functionele eenvoud van zo’n schip. Het tuig is aan de kleine kant en staat laag op het schip om het zeilpunt laag te houden, wat de stabiliteit ten goede komt. Het tuig laag op het schip levert een optimaal rendement, doordat er geen valse wind tussen de romp en het tuig waait. Voor moderne wedstrijdjachten is dit later proefondervindelijk nog eens bevestigd. Een nadeel is, dat de stuurman door de fok geen zicht op het water heeft aan de lage zijde. Bij wedstrijdzeilers zit er daarom een uitkijk op het voordek. Het zeiloppervlak is weliswaar vrij klein, maar er werd gevaren onder alle omstandigheden, van het vroege voorjaar tot diep in de herfst, en reven is bewerkelijker dan bij weinig wind de grote kluiver erbij zetten.

De kluiverboom is opmerkelijk lang, meer dan de halve lengte van de aak, zodat de kluiver ver voor het schip uitsteekt en ook bij wat achterlijke wind nog effectief is. De grootschoot is ver naar achteren bevestigd om ruimte in de kuip te houden, maar wel voor de stuurman en niet achter hem op een overloop. De schoot op een overloop achter de stuurman geeft weliswaar veel ruimte, maar werkt onhandig en belemmert de vrije roeruitslag. Op vissersschepen wordt nooit een overloop voor de grootschoot gebruikt, behalve dan het korte stangetje voor de voeten van de stuurman waar het schootblok op wordt bevestigd. Bekend is dat de grootschoot bij de visaken over een minimaal aantal schijven liep, afhankelijk van de te verwachten wind, om zo weinig mogelijk touwwerk in de kuip te hebben. De aak heeft onder water nauwelijks een loefbieter en helemaal geen hak aan het roer, om zo weinig mogelijk kans te lopen dat de netten ergens onder water blijven haken aan het schip.

De Lemmer. Visaken voor onderhoud op de dwarshelling van de Gebroeders De Boer. (Foto: Spanvis)

De Lemmer, de ijzerwerf van de Gebroeders de Boer uit 1901. De schuur is gebouwd in 1902, om en over drie in aanbouw zijnde schepen heen. De families De Boer woonden in de huisjes bij de loods aan de Zeedijk. Aan de oostzijde van de schuur, rechts dus, de plek voor de nieuwbouw aan de rand van het rechter hellinggat. Op dit moment geven de twee hellinggaten in de zuidoever van de Rien aan, waartussen voorheen de scheepswerf stond.

De Lemmer, de houtwerf uit 1876 van Pier Klazes de Boer aan de zuidkant van de Rien, tegen de zeedijk aan. Hier zijn in 1899 tevens de eerste ijzeren Lemsteraken van De Boer gebouwd.

Voordat Pier de Boer ijzeren visaken bouwde, maakte hij een veertigtal houten aken op zijn werfje uit 1876. Zijn vier zonen namen de werf over in 1901 en een jaar later kwam de dubbele werkplaats klaar op het grote kavel ten westen van de oude werf, dat nu nog herkenbaar is aan de twee hellinggaten in de zuidoever. De Gebroeders De Boer bouwden meer dan 200 schepen, van pramen, sleepboten, elevatorbakken en Hasselteraken tot klippers en rijnaken. Zij staan bekend om hun ijzeren visaken, maar de bouw daarvan viel qua omvang in het niet vergeleken met het aantal werkschepen dat zij bouwden voor opdrachtgevers van buiten de visserij.

Lemmer, met op de voorgrond het nieuwe postkantoor. Op de achtergrond de bedrijvigheid langs de Rien, tegen de zeedijk aan. Helemaal rechts, op het einde van Vissersburen in de bocht met de Rien de spuisluis. Dan de gebouwen van mastenmaker De Vries en zeilmaker De Vries aan de Polderdijk, in het midden de houthandel (met molen) van Van Sleeswijk en helemaal links de dubbele schuur van de scheepswerf Gebroeders De Boer. Nog verder naar het oosten, maar niet zichtbaar, de houtwerf van Pier de Boer, waar nu jachtwerf Hummel is gevestigd.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.