Van der Aa schrijft: LAAXUM of Laaksum, in het oud Friesch Laxnum of Laegenen, geh., prov. Friesland, kw. Westergoo, griet. Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, arr. en 6 u. Z. W. van Sneek, kant. en 2 u. Z. van Hindeloopen, 1 u. Z. O. van Stavoren, 1/2 u. Z. van Warns, waartoe het behoort, aan de Zuiderzee; met 20 inw., die zich bezig houden met de vischvangst, voornamelijk van zeebot, zijnde de Laaxumerbot in Friesland zeer bekend.
Het dichten van de Afsluitdijk op 28 mei 1932 luidde niet alleen het begin van het IJsselmeer in maar ook het einde van een periode Zuiderzee met een geheel eigen cultuur die in die vorm nooit meer zal terugkeren.
De Werkgroep Visserij en Scheepvaart van het Histoarysk Wurkferbân Gaasterlân, houdt zich bezig met verzamelen en documenteren van vele aspecten van dit "scheepse" verleden, opdat het voor derden eenvoudig is van deze historie kennis te nemen. Het werk van de groep richt zich op de Gaasterlandse kust. Dit stukje geeft een eerste korte aanzet. Voortgang van documenteren en onderzoek zal in de toekomst meer gedetailleerd en uitgebreider materiaal opleveren.
Laaxum.
Eén van de belangrijkste herinneringen aan visserij is wel de nu nog bestaande haven van Laaxum, waarvan de geschiedenis teruggaat tot in de 12e eeuw. Althans, geschreven geschiedenis. Laaxum maakt als hoogte deel uit van de kliffenreeks aan de Gaasterlandse kust.
Op oude kaarten, toen de Zuiderzee nog niet bestond, is deze rij hoogtes al duidelijk te zien. In die tijd woonde men op hoogtes om zich te beschermen tegen stijgend water. Het is dus zeer aannemelijk, dat in die tijd op de hoogte die Laaxum vormt, ook al mensen woonden.
"Stavera" is Stavoren, Oostelijk daarvan ziet u "Clivus ruber" = Roode Klif en verder naar het Oosten, de reeks hoogtes en kliffen zoals Bakhûster heech, Mirnser- en Oudemirdummer klif.
Ongeveer bij de "C" van Comitatus (zie pijl) zou dan de hoogte Laaxum moeten zijn. Visserij zal er nog niet geweest zijn. Aannemelijk is dat visserij als middel van bestaan is ontstaan toen de zee verder oprukte tot vlak aan die kliffen. Dat was in de11e eeuw toen de dijken aan de kust werden aangelegd. Het begin van visserij vanuit de Gaasterlandse kust stamt waarschijnlijk uit die periode.
Een klif aan de Gaasterlandse kust.
In oude stukken en archieven waren Laaxum en Scharl bestuurlijk een eenheid. Scharl had een kerk en werd daarom als belangrijker beschouwd dan Laaxum. In oude archieven worden de bewoners van Laaxum en Scharl in één opsomming genoemd. Rode Klif is hierboven de door de donkere vlek aangegeven hoogte.
Interessant is te vermelden dat Mirns en Bakhuizen eigenlijk het centrum vormden van de visserij door zijn natuurlijke havenkom, zoals die op de kaart duidelijk te zien is. Laaxummer vissers worden al genoemd in de 12e eeuw. Toen werd de "Laaxummer bot" geroemd om zijn goede kwaliteit, maar niet duidelijk is of dat vanuit Laaxum zelf gevangen werd of dat Laaxummers vanuit Mirns visten.
Wielpolder:
De natuurlijke haven van Mirns werd in 1632 ingepolderd en gaat verder de geschiedenis in als de "Wielpolder". Uit het feit dat Laaxummer vissers protesteerden tegen de plannen tot inpoldering mag aangenomen worden dat zij hun schepen in Mirns hadden liggen. Uit oude stukken blijkt, dat veel Mirnser vissers naar Laaxum trokken en vandaar uit de visserij voortzetten.
Hieronder is nog een kaart uit 1620 met een duidelijker beeld van die havenkom. Laaxum staat hier op een foute locatie, wat op meerdere kaarten uit die tijd het geval was. Het vermoeden bestaat dat men voor het maken van kaarten ook wel gegevens van elkaar overnam en niet overal de situatie ter plekke ging waarnemen, vooral in minder interessante verre gebieden. Dit kan verklaren dat op sommige kaarten uit die tijd Laaxum, op de juiste plaats ligt en bij anderen niet.
Bewoners Laaxum.
Er is weinig bekend van de bewoners van Laaxum in de zeer oude tijd, wel is er een acte van overdracht van bezittingen van het 'St Odulphus Klooster' in Staveren uit de 12e eeuw, waarin de "kerk te Laexum" vermeld staat. Waarschijnlijk is hier de kerk van Scharl bedoeld, zoals eerder gemeld, Laaxum en Scharl werden nogal eens als één geheel gezien.
In andere stukken uit de 16e eeuw wordt melding gemaakt van een "koopman in kanonnen te Laaxum". Er waren nogal wat schippers in Warns die deelnamen aan de zogenaamde Sontvaart met vele handel in graan, hout, etc. Er is van die kanonnenhandelaar verder niets bekend, maar Sontregisters maken ook wel melding van schippers uit Laaxum. Het is denkbaar dat zo´n schipper ook in kanonnen handelde.
Vanaf de inpoldering van de Wielpolder (de Wielpolder, in 1632 ontwockerd aan de baren, althans toenmaals ingepolderd. Aan den voet van het Mirnser klif ligt noordwestwaarts De Wiel, een „krite" met een gehucht, en westwaarts hiervan bestond vóór 1633 een inham van de zee, welke in genoemd jaar bedijkt werd en sedert den naam van De Wielpolder ontving; de polderdijk aan den noordkant heet nog steeds De Oude Dijk. In deze laaggelegen bedijking vindt men de boerenplaatsen De Roode Schuur en De Zwarte Schuur, liet aan den noordkant van Mirns gelegen gehucht) woonden er in Laaxum vissers, landbouwers, landarbeiders. Uit stambomen en belastinggegevens blijkt dat veel vissers in Laaxum en Scharl uit Mirns en Bakhuizen komen, bijvoorbeeld omdat ze hun huis verkopen en weer naar Mirns teruggaan.
Een voorbeeld van bewoners beginnend met het jaar 1700:
(FC = Floreencohier, dit is een belasting op onroerend goed)
FC Mirns en Bakhuizen FC186
jaartal 1700
eigenaren Romke Rinkes
floreen 00-03-12
naastliggers
diversen : Wegens een zate tot Laexum
kadaster_nrs Kou F760 766-769 (dit is het huidige Laaxum nr 10)
oppervlakte_ 00-46-02
Romke Rinkes, vestigde zich in Laaxum vanuit Mirns. In het Flooreencohier van 1700 staat hij geregistreerd, wellicht was hij er eerder ook al.
Een nakomeling (Romke Ruurds), is vertrokken naar Gaasterland en hebben het huis en land in Laaxum in 1804 verkocht aan: Wigle Ykes Visser, gedoopt (hervormd) op 15-07-1764 te Bakhuizen, overleden op 12-09-1814 te Laaxum op 50-jarige leeftijd, zoon van Yke Sybolts, boer op de Zwarte Schuur in de Wiel onder Mirns en Bakhuizen, gedoopt (hervormd) op 11-02-1731 te Nijega, zoon van: Sybolt Ykes, boer te Mirns/Bakhuizen (quotisatie 1749: "welgesteld boer", gezin bestaat uit 5 volwassenen, aanslag: 57-19-0), gedoopt (hervormd) op 20-09-1702 te Workum, overleden 1762. (gegevens uit notarisarchieven, Floreencohieren en kerkelijke doop-, huwelijk- en overlijdensarchieven)
Een boerenzoon wordt dus visser. Deze Wigle Ykes Visser is de grootvader van Anne Ymkes, vader van o.a. Ymke en Kerst. Deze laatste twee hebben nog tot in de jaren zestig in Laaxum gevist.
Een foto van Anne Ymkes, van links naar rechts: Vader en zonen en kleinzoon: Kerst, Ymke, Anne Ymke, Ouke van der Veen, (kleinzoon van Anne Ymke geboren 1924), Jelte, voor hun huis in vissermankledij en bezig met het overhalen van netten. Deze foto dateert uit ongeveer 1930.
Tot de dood van Ymke in 1960 hebben de broers Ymke en Kerst op Laaxum 10 gewoond, beide zijn vrijgezel gebleven en zijn hun hele leven visser geweest.
Van Kerst en Ymke is bekend dat zij zeer zuinig leefden. Zij weigerden elektriciteit toen dit aangelegd werd, ook de waterleiding mocht niet doorgetrokken worden in het huis, ze bleven de regenput gebruiken. Op zondag naar de kerk in Warns liepen ze niet op straat, maar in de berm om de klompen te sparen.
Minuutplan 1832 (het voormalig kadaster) Nr. 766 is het huis van Anne Ymkes Visser, 760-767-768 en 769 horen erbij.
Ze gingen ´s-avonds vroeg naar bed om olie uit de olielamp te sparen en brandstof. Er waren 4 bedsteden in het huis voor ieder 2 personen en een krib voor de baby’s, de rest sliep op zolder op oude netten onder een onbeschoten dak. Als het 's-winters sneeuwde, werd je 's-morgens wakker onder de sneeuw.
Hun dochter Afke, vertelde wel eens verhalen van vroeger over hoe arm ze waren. Er woonden 12 mensen in dat huisje, ouders en tien kinderen en dat ze soms geen geld hadden en de bakker wegstuurden omdat er geen geld was om brood te kopen. Vader Anne Ymke jaagde 's-winters op ganzen, als hij er een ving was het feest, kon er vlees gegeten worden. Doch als er geen geld was, werd de gans verkocht.
Veel vissers werkten buiten het visseizoen bij boeren als landarbeider om bij te verdienen.
Regen en koude en natuurlijk niet de goede kleding van nu veroorzaakten nogal eens dat iemand een longontsteking opliep. In die tijd was dat erop of eronder, de dokter uit Warns kon niet komen want er was geen weg naar Laaxum.
Schoolkinderen gingen met de polsstok naar Warns over sloten springend. Er waren vissers die een lening afgesloten hadden bij de vishandelaar in Lemmer en afbetaalden via de visopbrengst. Ook alle benodigdheden, netten touw, etc moesten dan daar gekocht worden.
Er was onderscheid tussen de vissers die "vrij" waren en die nog moesten aflossen, die laatsten hadden het natuurlijk niet breed. Tegenwoordig wordt er met veel romantiek naar die oude tijden gekeken, maar het was toen een hard leven met vele ontberingen.
Wij als werkgroep gaan door met onderzoek, dit stukje is zeer beperkt, alle genoemde feiten zijn wel op stukken gebaseerd die hier aanwezig zijn.
Dit is een uitgave van: Stichting Histoarysk Wurkferbân Gaasterlân, Secretariaat: Sietske Dijkstra, Meerweg 8, 8561AT Balk, tel.0514-602299
Website: www.historiegaasterland.nl
WERKGROEP VISSERIJ EN SCHEEPVAART
Rudolf Guys
Jachthavenstraat 37,
8605BV Sneek
telefoon mobiel : 0622 375 368
email: rudolfguys@planet.nl
www.linkedin.com/in/rudolfguys
Het Histoarysk Wurkferbân Gaasterlân stelt zich ten doel de geschiedenis van Gaasterland te bestuderen en de kennis daarover te verspreiden en te bevorderen. Onder Gaasterland wordt verstaan de (geografische) streek van Reade Klif tot en met Spannenburg en van de Wâlde tot en met Tacozijl.
Het ferbân bestaat uit de volgende werkgroepen: Visserij en Scheepvaart, Dorpen & gehuchten, Inventarisatie & documentatie, Kunst & Cultuur, Beeldmateriaal & publicaties, Archeologie.
Als u interesse hebt voor het donateurschap van EUR 10.- per jaar, of als actief lid van een werkgroep, dan kunt u zich als zodanig opgeven. Ook zijn er velen die wellicht nog mooi materiaal of foto´s hebben liggen die een waardevolle aanvulling van ons materiaal kunnen zijn. Neem dan contact met ons op, we maken dan graag kopieën.
Met de onderstaande link is een artikel te downloaden over de recente ontwikkelingen van de Friese IJsselmeerkust bij Laaxum en de Mokkebank met een beschrijving van de historie daarvan.
Foto van: www.friesfotoarchief.nl Sietze Boersma (1897 - 1983) en Wigle Visser (1884 - 1978) uit Laaxum nemen even de tijd om voor de fotograaf te poseren. Ze staan voor de oude 'hang' voorheen de visafslag / zoutkeet bij de haven van Laaksum.
In Laaxum stond de tijd even stil.
Wiggele Sytses Visser.
De oudste visserman van de Friese wal.
Laaxum, maart 1977: Het is een kleurloze middag geweest, maar nu de dag in de zee wegzinkt, gloeit het vuur uit het grijs van de luchten tevoorschijn. Eerst vaal roze, dan magistraal rood.
Aan de voet van de zeewering, op de grens van land en water, bestaat alleen nog een vertrekkende dag. Aan de landzijde van de hoge dijk zie je het achtergebleven, grauwe land. De enige lichtpunten zijn even later de ruiten in een boerderij landinwaarts, waarin de vuurgloed van uit het westen spiegelend nagloeit. Ik bevind mij op de grens van zee en land, ik sta op de grens van dag en de nacht. Vlak bij het huis van oude Wiggele. Hij zegt op de grens van leven en dood aanbeland te zijn.
Bijna een eeuw woont hij dicht bij de zee. Hij was er in die hete zomer, toen het lauwe, weezoete IJsselmeerwater hijgend tegen het basalt op kroop en het aalgladde wier achterliet op de blauwige stenen. Hij was er, toen het zout als glinsterend vuil achterbleef op de kleine vensters van zijn huis, nadat een harde zuidwester de branding van de Zuiderzee in witte wolken stof over de zeedijk had gejaagd. Hij was er toen zijn vader en grootvader in de vorige eeuw de zeewering sloegen voor een paar centen per paal.
En hij is er nog steeds: Wiggele Sytses Visser, de oudste visserman van de Friese lagerwal. Hij woont er nog. Ondanks het banale aandringen van de aardse rijkaards, die in een Mercedes komen aanrijden en Wiggele trachten weg te praten uit zijn unieke onderkomen. Er was er ééntje die, legde een stapeltje van 80.000 marken op het lage aanrecht. Maar die vent kon van Wiggele meteen opsodemieteren, want hij zal nimmer buigen voor het aardse slijk. Ook niet nu, op de valreep tussen dit leven en het eeuwige hierna, het leven waarin Wiggele rotsvast gelooft.
Zo komt hij het smalle gangetje door, naar buiten toe, en vult met zijn markante gestalte de kleine buitendeur. Een man van bijna een eeuw, in zwart manchester. En een schone kop heeft hij. Grijze ogen, onder grijsblauwe borstels, en zijn kuif is van zilver. Zijn stem hóórt bij hem, en bij het eeuwige geluid van de golven. Hij kan weer en wind ermee overstemmen.
Wiggele wil best over zijn aardse bestaan vertellen, maar vind het eigenlijk zonde van de tijd, want hij zou liever nog een paar fuiken breien. Zijn handen kunnen niet stil staan, zijn mond wel. Maar hij kán wel vertellen. Geboren in de koude nacht van 26 op 27 januari 1884 op 't Sou onder Warns, waar iedere boer wel eens een schot vette ansjovis uit zee haalde en iedere visserman wel eens voor 8 gulden per week het hooi van het lichtglooiende land oogsten.
Vader ging plotseling dood. Dat was in 1890. Hij had kort tevoren met grootvader nog een stukje zeewering geslagen, en voor de koude zware buien was er aan de dijk anders geen schuilplaats dan in de grote takkenbossen. Een paar dagen later kwam hij doodmoe thuis en zij: "Er moet iets verkeerd in mijn lichaam zitten, iets dat dood gaat". En kort daarna was hij dood.
Ik zie zijn gestalte soms nog wel voor me, heel vaag. Groot was hij, denk ik, en hij had een sik. Er is geen beeltenis van de man, geen foto. Vader is nooit op de foto gekomen. De kinderen werden verdeeld over de familieleden, en ik werd bij mijn grootouders ondergebracht, bij pake en beppe. Pake hete ook Wiggele Sytses, een oude Laaxumer visser van de Zuiderzee.
Een jol stak hier op de Laaxumerwal eigenlijk nog te diep, het waren zodoende voor het merendeel tweegangs bootjes, dus met twee gangen onder de berghouten. Met die schouwtjes, met hun sprietzeilen, probeerden ze zee te houden. En toch was het een vuile hoek hier voor Laaxum. De Zuidwester stond pal op de wal. Pake Wiggele probeerde ieder Goddelijk jaar met z'n gezin te bestaan van de visserij. Hij leerde mij het boeten van de fuiken en beugen. Ik waagde het na een poosje niet nog een fout te maken bij het boeten. Als ik fouten maakte knipte de ouwe opnieuw een gat in de fuik en moest ik het werk herhalen. Op twee mazen vanaf de vierde hoepel werd in de fuiken een overloop gebreid. Dat was het merkteken van de Laaxumer fuiken. Soms stalen de Stavermannen of Lemsters, onze fuiken en dan konden we later met ons merkteken bewijzen.
Een harde opvoeding in de ogen van de jeugd van vandaag bikkelhard. Maar achteraf ben ik er niet rouwig om. Ik moet 18 zijn geweest toen mijn oog viel op de famkes hier in de buurt. Verderop woonde een pracht van een meid, maar het was een boerendochter. En een arme vissersjongen was niet in tel. Dus je waagde het niet eens schot te wagen. In die dagen schreef je eerst een brief. Sommige van mijn maten konden niet schrijven, maar dat probleem was ook te overwinnen, dan kon je kant en klare liefdesbrieven kopen. Voor een paar centen. Nou en dan liep het soms toch nog los, want vrijen dat konden ze wel.
Goed, die mooie boerendochter. Ik schreef toch een brief; of ik mocht komen. Misschien deed ik dat wel om het bewijs te krijgen dat ik toch niet in tel was. En wat niemand verwachte, gebeurde. Kom maar langs, fiets maar een paar keer langs ons erf. Nou ik had geen fiets. Dus... Achteraf wellicht een geluk, want ik trouwde een arm meisje, en we zijn gelukkig geweest. Drieënzestig jaar waren we samen. Dat is een hele tijd. Maar och zo kort. In dit huisje waar Pake en Beppe toen woonden, heb ik nu 80 jaar gewoond. Maar ik bracht m'n speeljaren tot m'n dertiende, door op 't Sou, hier vlakbij. Dit huis is niets veranderd in al die jaren. De tegels zie je nog precies zo in de schouw, de zware balken, de bedstede, het kabinet. Soms is het net of de tijd even stil staat.
En in feite is Gods natuur ook de zelfde gebleven. Bij ons begon de dag als het licht werd en eindigde bij het vallen van de avond. Zo lang werkte je. De kringloop van de natuur is dezelfde gebleven, maar de mensen zijn veranderd. Ze zijn er niet beter op geworden.
Toen we in 1907 trouwden, hadden we geen rooie cent. Toch waren wij al beide 23 jaar. Ik had al mijn werk enkel gedaan voor Pake en Beppe. Toch wilde ik visserman zijn, voor m'n eigen en voor haar. En er kwam een Staverse jol, de ST10.
Staverse jol.
Laaksum, 1915. Laaksum was een buurtschap behorend bij Warns. Op de achtergrond het huisje van Wigle Sietzes Visser. Tijdens de storm van 1916 stond het water tot aan de achterdeur. De haveningang is nu, volgens IJsselmeerpeil, 1 meter diep, wat vroeger vaak minder was en soms, bij harde westenwind, veel meer. Links achter een Staverse jol.
Het werd op Laaxum de HL16, www.fonv.nl.... HL staat voor Hemelumer Oldeferd. De prijs was 325 gulden, dat geld werd beleend door de vishandelaren van de Lemmer. Daar zijn Popke de Rook, Johannes Sterk en Hannes de Jager, groot van geworden. Zij waren de visbazen en paling handelaren van veel Zuidwesthoekse visserslui. Ze gaven het geld zonder rente te vragen, zij vroegen alleen eenderde van de vangst. Zo bleef het armoede op Laaxum.
Soms konden we aan het einde van het jaar de rekeningen niet betalen, soms bleef er iets over. Daar kon je het gat van vorig jaar een beetje mee dichten. De paling koste in die jaren 22 cent, de schiere paling 29.30 of 31 cent per pond. In april kwam de ansjovis. Een hele vette is dat, voor een mager bestaan. De ansjovis kon je amper braden, hij moest worden gezouten. En later in het seizoen, als de haring kwam, begon een nieuwe hoop, een nieuw avontuur. Een paar jaar is het inderdaad goed geweest.
In 1906 bijvoorbeeld, dat was een goed visjaar voor de Friese wal. En later is er ook nog eens zo'n best jaar geweest. Het zal me nooit vergeten, op die oudjaarsavond zij ze:"Sjoch jonge dit ha 'k oersparre", en ze liet me 600 gulden zien, ik wist wel dat het tamelijk goed was geweest, maar zó goed....God wat was je dán gelukkig. Toch waren er op Laaxum in de loop der jaren maar een viertal vissers die zogezeid uit eigen veren konden vliegen, de rest bleef te land ploeteren onder de visbazen.
Een tijdje heb ik samen met Harm Vogelzang, gevist. Harm was rooms, maar op een slechte reis ontdekten we dat we toch dezelfde Here hadden. 'Kijk' zeg ik tegen Harm, 'het word een bonk wind straks'. 't Was op een zaterdag en na die eerste bui kwam er een vuile smeer uit het Noordwesten. Als de weerlicht de fok naar beneden. Je kon met de jol best een boze brok zee houden, maar aan de netten moest je opletten.
Als ik met de jol plaats moest ruimen voor de wind en we lagen nog achter de dreg, dan belegde Harm bij het hieuwen steeds een slag op de klamp, en wanneer we dan aan het bergen van de dreg toe waren, pakte ik het loze end van het trosje. Harm gooide los en ik haalde als de donder het anker binnen door de kont van de jol naar de wind te trekken. Want we moesten de draai zo kort en snel mogelijk maken, omdat de jol gehoorzaam was gemaakt met een lange roerhak.
Foto van www.friesfotoarchief.nl -Gezicht op Laaxum. Geheel links achter het hek staat Akke Vogelzang. Links de boerderij waar de weduwe van Douwe Hains de Vries woonde, daarachter woonhuis met schuur voor vee, een z.g "komelkersspultsje", waar Taeke Taekes de Vries woonde; enkele jaren later afgebroken. Achter de drie mannen (de meest rechtse is Wigle Sietses Visser), het huis van de visser Jan Wiebrens de Vries en geheel rechts dat van de visser Wigle S. Visser.
Foto van www.friesfotoarchief.nl -De haven te Laaxum, aangelegd 1912. De personen zijn: 1. Wietze Boersma, 2. Otte Heyes, 3. Wigle Sietzes Visser, 4. Auke Vogelzang of Harmen Vogelzang, 5. "Siebolt" (van het Rode Klif), 6. Jan Wieberens de Vries, 7. Jan ("van der Weren"), 8. Sietze Wietzes Boersma, 9. Thomas Visser (bakker te Warns), 10. Sietze Oord, 11. Yke Jans de Vries, 12. Jan Wigles Visser, 13. Ype Salverda, 14. onbekend, 15. Sietze Wigles Visser, 16. Jozef Vogelzang, 17. Anne Bakker, 18. Frank Vogelzang.
Yke Tsjommes Visser, is nog met twee man gebleven, zuiver omdat hij dwars lag toen een smerig stuk zee zijn jol te grazen nam. Zij bleven hier vlakbij, naast de klif.
Die keer met Harm hadden we geen dreg, maar een stokankertje. Een stokanker kon je beter bergen aan boord. We lagen die keer aan de netten, dat rukt niet zo als aan zestien vaam ankertros. Dus, toen die dikke smeer wind erop los begon te vegen, moesten we eerst nog het staande beug binnen halen en het wat fatsoenlijk opschieten in de bak. Dat moet snel, want je houd het niet voor mogelijk hoeveel zee er dan ineens staat. Nou, daar voeren we op het nippertje vrij en lagen met klein zeil in zee en probeerden wat aan die Noordooster omhoog te zeilen. En toen zegt Harm: "Ik moet morgen toch eigenlijk al zien bij de heilige mis in Bakhuizen te zijn". Harm was immer rooms.
Urk lag voor ons op dat moment al geschikter, maar in Urk waren ze in de ogen van Harm te fijn. Een kwartiertje later was er nog maar één kans op een veilige haven en dat was Urk. En toen zei Harm: "Ik lig liever levend op Urk dan dood in de roomse kerk van Bakhuizen". Ja Harm was rooms en soepel van opstelling. Die avond zaten we samen in de kleine jol te Urk en ik zette koffie terwijl Harm de pan vol piepers jaste, je moet natuurlijk eten als je 15 uur tegen wind en water hebt moeten opboksen.
En terwijl we die aardappelen op ons kacheltje met hout en turf zetten, zucht Harm: "God ik kan mij niet meer staande houden". En hij ging snurken. Zomaar in zijn Engelse oliegoed gewoon tussen de inhouten, en toen legde ik mij ook maar neder. We werden wakker doordat de totaal aangebrande aardappelen ons eruit rookten. We kiepten de hele handel de Urker haven in en zijn aan de wal gaan struinen om wat leeftocht. We kregen ieder een Deventer koek te pakken. Daarna zijn we voorgoed onderzeil gegaan. Pas een etmaal later toen het weer was opgeknapt, begonnen we de lange reis naar Laaxum.
Onze vrouwen stonden op de dijk; dat waren vrouwen die niet stonden te mekkeren van man wat waren we ongerust, nee die zeiden alleen maar, dat ze vreselijk blij waren dat we weer binnen waren.
Er is in de wereld wel het één en ander ten goede veranderd. Maar over het algemeen zijn de tijden nog slechter dan toen. De mensen zijn namelijk niet meer tevreden. En hoe komt dat? Omdat de mens meer wil dan brood alleen. Van hoog tot laag willen ze méér, de arbeider wil het, en de prins ook "k Heb spijt" zei de prins maar hij hád geen spijt vóór z'n daad, hij vond het alleen spijtig, dat de hele grap bekend werd gemaakt.
De arbeider moet zeggenschap? Welnee dat wil hij niet, hij wil alleen meer geld. In een aantal gevallen heeft hij daar ook best recht op. Maar in feite gaat het niet om ieder z'n deel. Maar om allemaal meer. Kortom ik heb weinig fiducie in de voormannen van alle partijen. Maar verbitterd ben ik er niet door geworden hoor.
Ik vind het leven nog zoet al ben ik 93. Ik voel mij gezond. En er is werk bij de vleet voor me, een hele Goddelijke dag lang. Ik moet mijn potje koken, m'n spulletjes schoon houden, en bovendien zijn de fuiken er nog, de baby-fuiken wel te verstaan. Die dingen maak ik hier voor de vrouwen uit de buurt. Ze worden verkocht ten bate van bijvoorbeeld de bejaardensoos. Vijfentwintig gulden is z'n babyfuik waard zeggen ze. Zo zie je maar weer, het mensdom is gek geworden. In mijn tijd had je honderd pond paling voor dat geld.
Door Hylke Speerstra.