Als we bedenken dat circa 75 jaar praktisch zonder ongelukken was gevaren met de stoomschepen tussen Lemmer en Amsterdam en dat bijv. bij mist altijd op volle kracht werd gevaren, hoe heeft dan deze ramp met de "Groningen IV" waarbij zoveel mensenlevens te betreuren vielen, plaats kunnen vinden? Een commissie van de Raad van de Scheepvaart heeft dadelijk nadat het schip in september 1946 was gelicht, op 7 september 1946 een uitspraak gedaan aan de hand van een vooronderzoek en verklaringen onder ede van bemanningsleden.
Het vooronderzoek bevatte verklaringen van Arjen van der Meer, kapitein van de "Groningen IV" en Haye Bouwman, kapitein van de "Jan Nieveen", afgelegd voor de havenmeester van Lemmer, de heer R. Kool als deskundige onder ede. Verder verklaringen afgelegd voor ambtenaren van de Scheepsvaart Inspectie van stuurman S. Rottiné en van matroos W. van der Bijl, beiden van de "Groningen IV", alsmede van matroos Cornelis Bouwman en Dirk de Boer, belast met de verzorging van de post aan boord van de "Jan Nieveen". Tevens werden tijdens de zitting onder ede gehoord: M. Lemstra van de "Groningen IV" en L. Mulder, machinist van de "Jan Nieveen".
De feitelijke toedracht van de aanvaring is door de verklaringen met zekerheid vast komen te staan. "In die nacht, met helder weer, goed zicht, alleen wat viezigheid lag op het water, voer de "Groningen IV" met niet afgeschermde lichten, daar de lampen gevuld waren met gasolie, die niet helder brande op de "Jan Nieveen" brandden afgeschermde elektrische lichten. Bij tegengestelde of zo goed als tegengestelde koersen ontmoeten de vaartuigen elkaar tussen de lichtboei van het Enkhuizerzand en het Friese licht. De "Groningen IV" uit Lemmer komende ziet op een goed ogenblik recht vooruit het groene boordlicht van de "Jan Nieveen"(van Amsterdam komende) en wijkt naar bakboord een volle streek uit de koers.
De "Jan Nieveen" ziet een wazig rood licht en wijkt naar stuurboord uit, tot drie streken, met als gevolg een aanvaring onder ongeveer een rechte hoek. De steven van de "Jan Nieveen" dringt in het voorschip van de "Groningen IV", waardoor dit schip van het dek tot de vlak-oploopplaat ongeveer 30 cm breed wordt open gescheurd, de stuurboordbolder-plaat naar voren geslagen wordt en over het voordek een scheur komt te lopen van achterzijde stuurboordbolders (5,20 meter van de voorsteven) naar voorzijde bakboordbolders.
Uitwijkseinen zijn niet gegeven en vaart is ook in dit geval niet verminderd. Op geen der schepen stond voorop een uitkijk, in géén der stuurhutten bevond men zich met z'n vieren. De oorzaak van deze ramp is te wijten aan de kapiteins van beide vaartuigen, waarbij de kapitein van de "Groningen IV" de meeste blaam treft; hij is toch bij ontmoeting bij tegengestelde koers naar bakboord uitgeweken, in stede van naar stuurboord, en heeft daardoor de aanvaring veroorzaakt. Het niet plaatsen van een uitkijk voorop moet de kapiteins ernstig aangerekend worden, de uitkijk moet niet gezellig met anderen in de stuurhut staan, maar zijn volle aandacht aan zijn taak kunnen wijden, de passagiers hebben recht, dat voor hun veiligheid op perfecte wijze wordt zorg gedragen.
Het houden van "scherpe uitkijk" was bovendien in die dagen uitdrukkelijk door de Inspecteur-generaal voor de Scheepvaart voorgeschreven. Men kan in dit geval de aanvaring niet toeschrijven aan de oorlogsverlichting, want men heeft elkander genoegzaam tijdig gezien om aanvaring te voorkomen, maar men was niet opgewassen tegen de taak om datgene te doen, wat daartoe nodig was. Het is noodzakelijk dat hij, die als kapitein op een passagiersschip moet optreden, een deugdelijke opleiding ontvangt, met de betrokken kapitein is dit niet het geval geweest".
Aldus de voorzitter van de commissie, W.G. W. A. C. VAN DAM.
Zoals Bram deze in het clubblad van de Koninklijke Postzegelvereniging van het land van Waas in Sint Niklaas (België) geplaatst heeft:
Op en in het wrak wordt nog veel gevonden.
Onder deze voorwerpen bevinden zich postpakketjes en brieven.
Wat brieven zijn wonderwel goed gebleven en worden door de PTT zelfs nog bezorgd.
Op deze pakketjes en brieven plakte de PTT een etiket met de tekst:
Brief is correct gefrankeerd met 7½ c.,
het INTERLOKALE BRIEFTARIEF en verzonden naar de fam. Schols in Rotterdam.
Het stempel waarmee de postzegel is ontwaard is niet te lezen.
Op de ingesloten brief is alleen de datum van 2 januari 1945 vermeld.
Gebruikte postzegel 7½ c. is uitgegeven van 1943-1944, emissie zeehelden.
De brief was geadresseerd aan:
J.F. Schols?
Gerrit van de Lindestraat 33 Rotterdam.
De PTT vergiste zich wel erg in de datum. Op etiket staat: einde 1944.
Dit moet zijn: begin januari 1945.
Onderstaand een verkleinde kopie van een briefje (nog met inhoud) uit het wrak en nog verzonden naar de geadresseerde in Rotterdam.
Brief uit envelop en letterlijk overgenomen.
18de brief 2 januari 1945.
Beste Moeder Ali Koos en kinderen.
Moeder u brief van Koos van 19 December ontvangen en uitvernomen dat de jongens niet thuis waren gekomen maar ik heb nog moed als je die brief ontvangt hoop ik dat ze thuis zullen zijn wat naar hè dat de post uit Duitsland zo weinig komt. Hier kwamen twee jongens thuis uit Duitsland ze waren kort geleden opgepikt in de Noordoost polder en waren nu in Ds afgekeurd een had brand en de anderen in de keel ze waren door een hollandsche dokter afgekeurd.
Wij kregen ook een brief van Comender hij klaagde ook over weinig bericht van Corie. Wat het nieuwjaar ons weer zal brengen het is vreeselijk voor duizende mensen in de steden wat een wereld toch.
Ik ben ook zo dankbaar Ali dat ik hier mocht wezen en blij dat
jullie niet in de koude behoeft te zitten voor u Moeder op u leeftijd zou dat erg zijn. Met het eten wat ik in huis had Ali kun je je zeker nog wel een poosje mee redden wat in dat papier geplakt zit dat gebruikt je zeker ook wel hè. Je zult wel gedacht hebben nu die zei nogal dat ze nooit wat kreeg maar dat was ook inderdaad zo de laatste paar maanden ruilde wij de tabakskaarten daarvoor en dat wij die maanden niet thuis waren is dat opgelopen
Jullie praten er natuurlijk niet over. Als je het gebruikt maakt het
dan niet te dun anders hebt je er nog niets aan. Heeft je van die
rogge wel eens brood gekookt wat ik je schreef? Je zult toch zeker wel gelukkiger zijn Ali als duizende anderen mensen je heeft nog kolen want dat zou ook erg zijn dan zou je bonen hebben en niet kunnen koken. Je schreef dat in het westen weer bommen waren gevallen na dien zoals wij hoorden is Rotterdam weer gebombardeerd blijf toch maar niet te lang in dat westen zitten.
Dat is ook wat van Dara Muller in zo’n tijd en dan Henk ook ziek.
Wat zonde van die melkbonnen krijg Koosje ook geen melk meer?
Het is toch een hopelozen boel en hoelang nog. Je schrijf nooit
meer iets over de kolen als ze nog zijn gekomen heb je ze zeker op de grond er naast laten gooien en de anderen dicht gedekt want dat behoeft vreemde ogen niet te zien
Hier hebben ze heel de week schaats gereden en nu regent het
ik hoop dat het maar dat het niet zo koud mag worden met onze
kleren kunnen wij geen kou hebben. Jan zijn overhemd is ook heelemaal op hij had juist een oud aan en zijn nieuwe zat in de koffer dat was met het ondergoed ook zoo je zult het altijd juist zien maar enfin daar niet om getreurt. Wij zijn alweer acht maanden hier wie had dat kunnen denken toen ik uit mijn huisje ging. Het is fijn dat Moeder en jij nog eens naar huis gaat om stofvrij te maken. Ik doe er eieren bonnen in het is echt dat je die nog kwijt kan over een paar dagen zal ik er weer zes sturen ik durf ze er niet allemaal in te doen. Nu mensen het allerbeste en hou je maar taai hoor dat als je jongen thuis mogen komen dat jullie nog flink zijn.
Gegroet van ons.
Stien Dag !!
Binnenboot Groningen II te Groningen.
De stoommachine die sedert het eind van de vorige eeuw als voortstuwingsmiddelen voor schepen opgang maakte, speelde in de Groninger scheepvaart nauwelijks een rol van betekenis.
Slechts in de beurtvaart, en dan alleen nog bij het passagiers- en goederenvervoer tussen grotere plaatsen en op langere trajecten, was stoomtractie een tijdlang in zwang.
De beurtdiensten met stoomschepen werden door rederijen onderhouden. In de provincie Groningen waren de twee bekendste de Groninger-Lemmer Stoombootmaatschappij en de Groninger-Rotterdammer Stoombootmaatschappij. De eerst genoemde werd in 1870 opgericht. De onderneming exploiteerde vier beurtschepen, waaronder drie schroefstoomboten te weten de Groningen I, II en III, die een geregelde dienst tussen Groningen, Sneek en Lemmer onderhielden.
Vandaar ging het verder naar Amsterdam.
De financiële resultaten van de maatschappij waren in de aanvangsjaren bevredigd. Naast het personen en het veevervoer was er sprake van een jaarlijks toenemend goederenvervoer vanuit Groningen naar Holland. Concurrentie was er van de zogenaamde Lemster binnendienst, die met twee schroefstoomboten een vaart tussen Lemmer en Groningen onderhield en de Lemster buitendienst die op Amsterdam voer, Door de dreiging evenwel die van het opkomend railvervoer uitging, kwamen er al spoedig onderhandelingen op gang over mogelijke samenwerking.
De besprekingen resulteerden in het besluit in combinatie te gaan varen, dat wil zeggen, beurtelings in dag- en nachtdienst. In de loop der jaren werd de samenwerking steeds intensiever, tot de drie ondernemingen in 1910 uiteindelijk besloten te fuseren en opgingen in een Naamloze Vennootschap. De nieuwe maatschappij kon met succes de concurrentie van de tramdienst Joure Lemmer en de trambootdienst van Lemmer op Amsterdam het hoofd bieden door veelvuldig tariefverlagingen af te kondigen en het aantal diensten uitte breiden.
In het fusiejaar had de 'Groninger-Lemmer Stoombootmaatschappij' de beschikking over negen Lemmerboten, vier zeeboten en vijf binnenboten, die ieder gemiddeld zo'n 40 personen konden vervoeren.
Elke ochtend om half vijf vertrok vanuit Groningen een stoomschip, om 's avonds om zes uur in Lemmer aan te komen. Het traject liep via de route Hoendiep, Bergumermeer, Sneek, Slotermeer. En de passagiers werd de mogelijkheid geboden eerste dan wel tweede klasse te reizen. De vloot van de onderneming, waarin sedert het eind van de jaren twintig steeds meer stoomschepen plaats maakten voor motorschepen, breidde zich gedurende het interbellum van 9 naar 27 schepen explosief uit.
Dagelijkse diensten vanuit Groningen werden toen onderhouden met Sneek, Lemmer, Amsterdam, Zaandam, Rotterdam en Den Haag, terwijl daarnaast vanuit Winschoten, Scheemda, Zuidbroek, Hoogezand-Sappemeer en Martenshoek direct op Amsterdam werd gevaren.
In dezelfde periode begon de maatschappij zich tevens toe te leggen op het wegvervoer. Reeds voor de Tweede Wereldoorlog beschikte zij over zes motorrijtuigen. Deze verscheidenheid in transportmiddelen maakte een vorm van combinatie vervoer mogelijk.
En zo werd met succes vanaf 1933 een auto sneldienst voor goederenvervoer van Groningen naar Lemmer geëxploiteerd, die aansloot op de nachtboot naar Amsterdam. Tijdens de oorlogsjaren raakten enkele schepen beschadigd en verdwenen andere naar Duitsland. Geheel kompleet was de vloot eerst weer rond 1950.
Het wrak van de "Groningen IV" werd in Enkhuizen door de strandvonderij geveild en afgevoerd naar een sloper.
Het verhaal van de aanvaring van de "Groningen IV" in de nacht van 8 op 9 januari 1945 heeft mij bijzonder getroffen; zo zelfs, dat ik, mede als een hommage aan de machinist, wiens naam ik niet meer weet, en aan de Lemsters, die na die aanvaring zich van hun meest menslievende kant lieten kennen, mij niet onttrekken aan de behoefte, dat stukje geschiedenis aan de vergetelheid te ontrukken.
Mijn man en ik woonden vanaf 1942 tot 1946 in Lemmer en wel in het onderste deel van het huis van deurwaarder Rinsma. De Lemmerboten brachten toen veel onderduikers mee uit Holland en die werden 's morgens, zodra ze van boord konden, eerst naar ons huis gebracht, waar ze rond de tafel in de voorkamer warm drinken en zo kregen en moesten wachten tot ze werden opgehaald om op onderduikadressen te worden gebracht, o.a. deed Homme de Bruin dat.
Nu was op 22 december 1944 onze zoon geboren en mijn vader en moeder waren toen woonachtig in Den Haag.
Via de welwillende medewerking van de marechaussee werd het bericht van de geboorte doorgegeven aan de politie in den Haag, die op zijn beurt zo goed was de boodschap aan de Haagse huisarts door te geven en de huisarts kwam mijn ouders met het goede nieuws verblijden. Het kon niet anders want post kwam toen niet door. Van dat moment af had mijn vader geen rust meer.
Hij moest en zou met eigen ogen z'n eerste kleinzoon zien. Om kort te gaan, op de fiets ging hij via Amersfoort naar Drente, waar mijn broer ondergedoken zat, kon hij op verhaal komen. Hij kreeg en kocht aardappelen, rogge en spek mee en deed alles in twee grote zijtassen aan weerskanten van de bagagedrager. En ging op weg naar Lemmer.
Zo stond hij ineens voor de deur op de Langestreek. Hij bleef een dag of wat en ging Lemmer wel eens in. Zo haalde hij wel brood in de bakkerswinkel van Hennie Haveman, onze trouwe vrienden. Grietje stond altijd achter de toonbank en zij en "pappie" zoals ze mijn vader noemde, hadden altijd veel plezier.
Hij was dan ook een heel vriendelijke, vrolijke man. Maar algauw moest hij weer over naar huis gaan in Den Haag denken en de eerste de beste boot die ging was de "Groningen IV". We brachten hem aan boord en gingen huiswaarts en 's avonds naar bed.
De volgende ochtend rond 8 uur werd er gebeld. Toen ik open deed stond daar mijn vader! Een pleister op zijn slaap. Hij zei gauw "alles in orde" maar wankelde zowat de gang in. Nadat hij wat bijgekomen was met warme koffie, kwam het relaas van de aanvaring.
Hij was, omdat hij al zo'n 20 jaar maagpatiënt was, naar de machinekamer gegaan, (omdat hij onderweg zulke koude voeten kreeg en bang was dat hij helemaal koud zou worden), om te vragen of hij daar mocht staan om warmer te worden. De machinist heeft toen met hem een gesprek gehad en was heel vriendelijk. En op een gegeven moment was er een enorme schok.
De aanvaring! Mijn vader sloeg ergens met het hoofd tegenaan waardoor een wond ontstond. In de paniek die toen ontstond en al die mensen die aan dek drongen en worstelden, wilde mijn vader terug naar beneden, tegen de stroom mensen in om zijn kostbare tassen met eten te redden. De machinist heeft hem toen gegrepen en gedwongen van boord te gaan en dát was zijn redding.
Zo heeft hij het ons verteld. Maar terug in Lemmer moest hij eerst naar de dokter, die de wond hechtte en verbond en hem op het 't drukte een paar dagen te rusten en niet veel te bewegen. het verhaal ging algauw de Lemmer rond en binnen de kortste tijd kwamen mij volslagen onbekenden aardappelen, rogge, een zij spek brengen voor mijn vader! Dit heeft ons en speciaal mijn vader, zo getroffen dat wij voor altijd een bijzonder plekje voor de Lemsters in ons hart hebben.
En op een dag, de eerste sneeuwvlokken vielen al, had hij geen rust. Hij moest en zou, op welke manier gaf niet, naar huis terug. Mijn moeder moest wel heel ongerust zijn, geen verbinding, geen post en zo lang onderweg. Zij leden beiden aan hongeroedeem en eten was zo belangrijk. Praten hielp niet en mijn vader vertrok met een slee, gemaakt van een kistje, waarin het gebrachte voedsel te voet uit Lemmer.
Iedereen wuifde hem uit en schudde het hoofd. Hij zwaaide optimistisch terug. Een bijnaam kreeg hij ook: de wereldreiziger. En met zijn alpinomuts, in die tijd een raar ding, was hij een bekend figuur geworden. Na 14 dagen martelende onzekerheid kwam er een briefkaart, door iemand meegebracht uit Wolvega.
Daar stond in dat hij verpleegd werd bij een zekere boer De Jong, die hem meegenomen had naar huis, omdat hij ziek bij het Rode Kruis was binnengebracht. Hij zou er helemaal verzorgd worden tot er een PTT -auto naar Den Haag ging, wat eens in de maand gebeurde. Toen hij met de PTT -auto in Den Haag voor zijn huis werd afgeleverd met de voorraad eten uit het sleetje en nog meer eten van de boer uit Wolvega, was er een angstig avontuur tot een goed einde gebracht.
Dankzij velen die een mensenlievend hart hadden.
Er kwam echter een venijnig staartje aan. De volgende dag kwam de S.S. aanbellen in Den Haag. En zij namen al de voorraad eten mee. Verraad door buren aan de overkant. Zo waren mensen óók. Het is wel al heel lang geleden, maar zo sluit ik dan mijn nostalgische bijdrage met een saluut aan de velen die deden wat hun hart hun ingaf voor een voor hen toch onbekend persoon. Hij heeft het er dikwijls over gehad......
"Groningen IV" -De spiegel 1946.
Oktober 1935. HOE DE GRONINGEN VI VERGING.
Uit Lemmer wordt ons gemeld:
Reeds zijn vijf vrachtauto's, volgeladen met papier, pakken lucifers, tabak, een benzinepomp, kisten met vet en nog veel meer, te Lemmer binnengebracht en terwijl boven de Lemster haven een grijze stormlucht strak gespannen staat, en de striemende branding kuivend tegen den dijk en het havenhoofd opstuift, staan op een paar K.M. afstand van de haven de jutters.
Er spoelen goederen aan, want in den nacht verging een schip in het gezicht van de haven en slechts een kort maststompje toont de plaats, waar kapitein Piersma Van de Groningen VI niet zijn mannen angstige uren doorbracht, tot zij door de helden werden gered. Zwaar loeide de wind uit West-Zuidwestelijke richting gisternacht en groeide aan tot orkaansterkte. Regenvlagen striemden over de havenhoofden en door de straten. Geen uitzicht, geen menschen, alleen bij de havenzijde de sluiswachter Riekele Poepjes, die de „Jan Nieveen" zou schutten.
Over zee niets dan donkerte tot plots een lichtschijnsel, een felle vuurstreep, flakkerend-doovend in het water.
Dan flauw boven de zwarte golven-koking een toplicht.
Riekele Poepjes bedacht zich geen oogenbiik en holde naar schipper Kolk van de „Hilda". Schip in nood: Dat was om half twaalf.
Twee uur later werden drie mannen binnengebracht.
Een onderhoud met schipper Piersma.
We hebben schipper Piersma thuis getroffen bij zijn matroos Hoekstra, een zwaar gebouwde kerels type van een zeeman. Hij vertelde ons o.m. het volgende:
Om vier uur Zondagmiddag vertrokken wij uit Amsterdam en dachten om elf uur in Lemmer aan te komen. Er stond een stevige bries, dié echter omstreeks tien uur overging in een orkaan. Halfweg Urk en Lemmer konden wij de boot niet meer houden. Het water kwam dwars over het achterschip heen en sloeg de stuurhut en den deklast weg.
Toen sloeg de motor af en waren wij een speelbal der golven. Het schip kapseisde en toen was het voor ons zaak de aandacht van De Lemmer te trekken. We staken een paar dekens in brand, door er petroleum over te gieten en trachtten zoo de aandacht te trekken. Ondertusschen bevonden wij ons op het dek en stonden tot den hals in het water.
Tenslotte waren wij gedwongen in het want te gaan en wachtten daarna de komst van de reddingboot af. Tot ons geluk hadden we een petroleum-toplicht. Was het electrisch licht geweest, dan had men ons niet kunnen redden. Nu kon schipper Kolk op dit licht aansturen en met buitengewoon veel vaardigheid heeft hij de "Hilda" bovenop de Groningen gezet, daarbij een stuk van den mast meenemend.
Om half twee kwamen wij in de haven terug. Kapitein Piersma had allen lof voor het krachtige initiatief van Liekele Poepjes, zonder wiens ingrijpen redding uitgesloten geweest zou zijn. Wij vroegen den kapitein: Wat nu? Ik ga weer varen, zoodra mijn boot gelicht is en gerepareerd.
Sedert 1920 is hij de kapitein van de Groningen VI en in totaal is hij reeds 40 jaar varende op een motorschip.
De Inspecteur van de Noord- en Zuidhoilandsche Redding-Mij., de heer De Booy, kwam gistermiddag te Lemmer, om de zaak in oogenschouw te nemen.
Naar kapitein Piersma ons nog mededeelde, en ook de havenmeester bevestigde ons zulks, vereischt het varen op het IJsselmeer een grooter zeemanschap dan voordat de Zuiderzee was afgesloten.
De golfslag is korter geworden en door de verzoeting van het water duiken de schepen lichter weg. Vooral in de val van Urk en tusschen Lemmer en Urk levert dit groote moeilijkheden op, waarvan gedurende de jongste stormen de bewijzen wel zijn geleverd.
Op maandag 30 september 1935 toen de Groningen VI even buiten de haven gezonken was, was De Hilda al onderweg daarheen. Kapt. Y. Piersma, stuurman Yge Visser, waren door de redding er goed vanaf gekomen.
Afbeelding van Wim de Roos
Afdruk van Haije Bouwman: Waarop te zien is dat de Groningen III een aanvaring heeft gehad: Het door de aanvaring veroorzaakte gat bij de voorsteven is duidelijk te zien. Mast en stuurhut zijn verdwenen, evenals de laadpoorten in de verschansing. Mocht een lezer meer informatie over de Groningen III hebben, dan zou ik die graag willen ontvangen....
Groningen III "Kapt. R. Vogelzang".
1924
1943.
Groningen Lemmer stoomboot mij. machinist 1930.
Afdruk van: Gerben D. Wijnja -Groningen Lemmer stoomboot maatschappij