Café Seefat en bakkerij De Jong
Deze pagina bevat meerdere delen, waaronder:
- SKOSKE SETTE
- DE MARKLANKEN
- ONZE VELDWACHTERS
- VIJF JONGENS MET PIJP
- HET HELLINGPAD
Een foto van de twadde brêge uit de jaren 1908-1912. We zullen proberen er wat historie bij te vertellen. Rechts het tegenwoordige hotel-restaurant Maas. In deze jaren van de foto café Muurling. Het gebouw dateert uit 1898. Op het linker bord bij de voordeur staat, zij het moeilijk te lezen, merkwaardig genoeg: Rijwielen -Naaimachines Joh. Duim -Echtenerbrug. Op het rechter bord o.a. ook rijwielhersteller. Muurling zal van deze reclame wel niet slechter zijn geworden.
Even verder zien we nog een oude voerbak voor de paarden staan, want het café was tevens voederplaats voor de paarden van de omnibussen enz. De huidige eigenaars, Bob en Willie Maas, die in 1988 het café van de fam. Seefat overnamen, hebben de historie van het voorgaande gebouw nageplozen, maar wij pakken de draad op in 1861, toen Roelof Roelofs Moedt trouwde met Frederika Hessels de Jong, die er toen woonde. Het echtpaar zette het bedrijf voort, maar het is tot 1899 ook enige malen verhuurd geweest. Het laatst aan Hendrik Muurling, die het in 1898 overnam van de fam. Moedt. De fam. Muurling had naast het cafébedrijf ook nog kruidenierswaren in de handel.
Hier een tweetal aankondigingen van verkopingen die werden gehouden ten tijde dat Hendrik Muurling daar woonde. We lichten de te verkopen onroerende goederen verder niet toe.
In 1919 kocht Andries Seefat (sr.) het bedrijf van Muurling. Seefat had daarvoor de kost als pot-schipper verdiend en nam op 52 jarige leeftijd het café over. Seefat was een schoonzoon van Hendrik Muurling. Een aantal jaren later namen de zonen van Andries het bedrijf over. De drie boers Lammert, Johannes en Jaap oefenden er ook een boerenbedrijf in uit. Dat duurde tot 1964, toen Andries, de zoon van Lammert, en zijn vrouw Hielkje, de jongste dochter van Arjen Joh. de Jong uit Delfstrahuizen, het bedrijf overnamen. Geboren caféhouders waren het. Een vak, dat niet is te leren. Dat moet je zijn. In mei 1988 betrokken de huidige eigenaars de fam. Maas het pand.
Terug naar de foto. De woning midden op de foto was de bakkerij van Atte Bijstra in deze jaren. Bijstra vertrok in later jaren naar Bantega, waar Ubo, zijn zoon, die bakkerij in 1927 voortzette. De opvolger in het pand op de foto was Roel M. de Jong en de latere bewoners zijn de fam. de Haan. Achter deze bakkerij staat de winkel en woning van Albert Ruiter.
Een foto met rechts dezelfde woningen. De brug was ook al tot een vaste brug omgebouwd. De foto is ook al weer zo'n 50 jaar geleden genomen.
SKOSKE SETTE
Zich wagen op één nacht ijs, doet de jeugd wanneer het in dien nacht tenminste hard genoeg gevroren heeft. En dit bleek op 't slootje hier afgebeeld, te Echten.
DE MARKLANKEN
Een opname van het zangkoor "de Marklanken" uit Delfstrahuizen. De foto is gemaakt in het Rijster bos tijdens een dagje uit in de zomer van 1947. Men is voor het maken van de foto netjes op de rij gezet, misschien wel om het een dorpshistoricus 50 jaar later wat gemakkelijker te maken de namen te geven.
Hier komen ze, boven v.l.n.r.: Johannes v.d. Ploeg, Lute Huisman, Klaas Holkema, Hendrik Ruiter, Lucas Wieling, Marinus Strampel, Egbert Oenema, Lucas Kooy, Jelle Modderman, Anne Wierda, Marten Hepkema en Lucas Pen. Tweede rij: Joukje Kooy, Durkje Oord, Hendrikje v.d. Ploeg, Trijntje Bouwhuis, Sjoukje van Stralen, Jantje Wieling, Sjoukje Holtrop, de leider meester C. v.d. Woude, Bertha Vrielink, Joukje Smid, Albertje Koopman, Grietje van Eyck, Saakje Smink, de vrouw van meester Van der Woude en Koert Smink. Derde rij: Betje Ruiter, Roelofje Slump, Lutske van Stralen, Margje v.d. Molen, Ietje Schram en vrouw Van der Vaart. Onderste rij: Hannie van der Vaart, Renskje van Eyck, Jannie Smid, Liesbeth Oenema, Ietje Slump, Fetje Jansma.
Nog een foto van de zangvereniging "de Marklanken" te Delfstrahuizen, tijdens een reisje naar Paterswolde. Bovenste rij v.l.n.r.: Marten Hepkema, Albertje Koopman, ... Schiere, mevr. L. Huisman, Lute Huisman, Grietje van Eyk, Brugt Schiere, Fetje Jansma, ?, Arjen v.d. Molen, J. Erkens. Tweede rij: meester Van der Woude, W. van Eyk, Renskje van Eyk, Trijntje Schram, Lucas Pen, Jenny Smid, Klaas Smid, Yke van Netten en Hendrik Ruiter. Derde rij: mevr. Van der Molen, mevr. Van Eyk, mevr. Schram, mevr. Hepkema, Trientje Bouwhuis, Durkje Erkens, Lute A. Koopman en mevr. Oenema. Onderste rij: Joh. v.d. Ploeg, mevr. H. v.d. Ploeg, Lucas Kooy, Betje Ruiter, Sietse Ruiter en E. Oenema.
ONZE VELDWACHTERS
Onze dorpen lagen in twee gemeenten. Zo werden er veldwachters in beide gemeenten aangesteld. Van twee van deze heren willen we u iets meer vertellen. Een van voor 1900 en een na 1900. In 1867 werd tot veldwachter in ons gedeelte van Schoterland aangesteld: Jan Kort. Op 23 januari van dat jaar werd hij benoemd. Het jaarsalaris was f 325,- De standplaats werd Rotsterhaule. Het werkgebied ging tot de Echtenerbrug.
Wat hield het vak van veldwachter eigenlijk in, en wat waren de taken die hij moest vervullen? Laten we gaan kijken. Ten eerste was er 'het Regelement' waaraan hij zich moest houden en waarnaar hij zich had te gedragen. Dan moest hij de volgende taken verrichten: Hij was opziener der jacht en visserij, moest zorgen voor een goede orde op de wegen, en bekeuren wie te hard of achteloos reed. Hij moest aanwezig zijn bij alle volksverzamelingen, moest proces-verbaal opmaken tegen boom- en bosschenders, muren beschadigers, oogstbedervers, landlopers, eigenaars van loslopend vee enz. enz. Hij was de rechterhand van de grietman (burgemeester) en bracht derhalve de administratie naar de raadsleden van Schoterland, maar was ook aanwezig bij de volkstelling.
Ieder jaar in oktober kregen de scholen turf, en dit moest door de veldwachter worden gecontroleerd. Zo was hij ook op donderdag 12 oktober 1879 bij meester Wijma in Delfstrahuizen. Later was hij nog eens bij F.Holtrop in Delfstrahuizen wegens een inbraak. In de winter van 1880 deed hij z'n ronde op de schaats en reed hij langs het meer weer terug naar z'n woonplaats. De kleding in die tijd bestond uit: zomers door de week pet, mouwvest, lange broek met slobkousen. 's Winters in de 'Kapok' en op zon- en feestdagen in rok. Als wapen had hij een sabel.
De benoeming werd bevestigd door voor de burgemeester de eed af te leggen, en die luidde als volgt: 'Ik zweer, dat ik als politiedienaar de mij opgedragen post met staande en nog te maken verordening zal waarnemen, dat ik de bevelen van diegenen welke over mij gesteld zijn, stiptelijk zal opvolgen, en mij nimmer om lief en leed, gunst of ongunst, of door het aannemen van giften of geschenken, van wie of wat aard het ook zij, van de vervulling van mijnen plicht zal laten aftrekken. Zo waarlijk helpe mij God almachtig' .
De situatie zoals hiervoor beschreven duurde nog tot na de eeuwwisseling. De route ging nog tot de brug in Echtenerbrug. Het laatste punt was vaak de bakkerij, later van bakker Kingma, waar de koffie al vroeg klaar was, en ook de koek uiteraard niet ontbrak, zodat na een 'opwarmertje' de reis terug kon worden gemaakt. De tweede veldwachter die we hier beschrijven vervulde de functie na 1922.Dit was Jan Strampel, geboren 9 februari 1891. De laatste jaren woonde hij aan de Duimstraat no. 17, later bewoond door het gezin van Wim v.d. Weide. Strampel heeft dat huis laten bouwen in 1926. hij heeft een druk leven gehad, ook wat z'n functies in de maatschappij betreft.
Op 12 jarige leeftijd ging hij mee, zo van school naar het rietland en moest leren riet te snijden. Dit was in 1902. Het ging toen anders dan nu, want het was allemaal handwerk. In 1907 werd hij turfmaker en werkte in de veenderij onder Delfstrahuizen, waar toen nog een grote veenderij was.
De dagen waren lang. Om ongeveer 3 uur ging de wekker, en men werkte door tot het donker was. Wanneer hij thuis gekomen was ging hij direct eten, en dan redelijk gauw naar bed. Hij deed dat werk tot 1916. Na de militaire dienst van 1916 tot 1918 werd hij bedrijfsleider bij de Gebr. Slump in de veenderij.
Dit werk deed hij tot 1922, in welk jaar hij veldwachter werd in de Gemeente Lemsterland. Hij moest direct beginnen, maar moest wel leren om het diploma te behalen. Strampel deed z'n werk per fiets en moest in alle hoeken van de gemeente zijn. Z'n collega's in die tijd waren Verbeek en Hans Poepjes. Op 1 januari 1948 ging Strampel met pensioen.
Stil zitten was er echter nog niet bij. Dit blijkt wel uit de diverse baantjes, die hij heeft gehad. Zo moest hij de gaslantaarns opsteken, die langs de vaarten en bij bruggen stonden, in weer en wind, met een laddertje aan de schouder en op de fiets. Verder ging hij meter opnemen voor het gasbedrijf, deed hooi-inspectie voor hooibroei, volkstelling, huur ophalen voor ongeveer honderd huizen, en deed vee-telling voor de brandverzekering.
Strampel heeft gewerkt tot zijn tachtigste jaar en vond dat het toen genoeg was geweest. Om in conditie te blijven fietste hij daarna nog bijna elke dag zo'n 25 km rond Echten-Bantega en Schoterzijl. Strampel overleed op 2 juni 1988, 97 jaar oud.
VIJF JONGENS MET PIJP
Om in vroeger jaren op de foto te kunnen komen, moest er vaak een bezoek aan de fotograaf in Heerenveen of worden gebracht. Geert Wever, vanaf 1927 de plaatselijke fotograaf, was ten tijde van het maken van deze foto in 1923 nog niet gestart.
In de fotostudio, in dit geval in Heerenveen bij Steensrna, kon men dan zaken zoals kleding, hoeden, petten of, zoals hier Goudse pijpen lenen, om op de foto te komen. Sommige fotografen waren in het bezit van Friese kostuums. Tegenwoordig is dat al niet anders. In Urk of Volendam kun je ook in klederdracht op de foto. Hier nog de namen van de jongens, v.l.n.r.: Jan Luiten, Siebe Bakker, Albert Mast, Jouk Smink en Geert Veldman.
HET HELLINGPAD
In dit stuk over het Hellingpad treft u een paar leuke oude foto's en enige andere wetenswaardigheden aan over één van de oudste gedeeltes van ons dorp. Gunstig gelegen aan de sedert eeuwen druk bevaren Pier Christiaansloot, is aan deze kade altijd veel bedrijvigheid geweest. Ook al vanwege de goede aanlegmogelijkheden voor turf- en andere vrachtschepen en tevens was het Hellingpad de vaste aanlegplaats voor de veerdiensten. Deze bedrijvigheid had tot gevolg, dat er zich diverse winkels gingen vestigen.
Ook was het Hellingpad bij uitstek geschikt voor de hier overwinterende schippers. De vaak grote gezinnen van deze schipper betekenden voor deze winkels, café enz., veel meer klandizie. Nu iets over de naam 'Hellingpad' .Er zijn veel redenen en onderwerpen te bedenken, om een straat of een pad een naam te geven. In het geval van het Hellingpad was het nogal voor de hand liggend want het ontleent zijn naam uiteraard aan de hier in vroeger jaren gelegen helling. We drukken hierbij een foto af van deze helling.
De lier, waarmee de bokken, pramen, tjalken, enz. vroeger voor onderhoud of reparatie de helling werden opgelierd, is prachtig te zien. Links is nog een gedeelte van de serre, behorende bij de woning van de hellingbaas, te zien. Dan het achterste deel van een woning, waar mevr. Apperloo in woonde. In het voorste deel woonde de fam. Andries Veldman. Vervolgens een schuurtje voor turf en rechts een van de hellinghuisjes. In deze jaren woonden hier Pieter en Willem de de Jong. Zij waren de laatste bewoners van deze hellinghuisjes. De foto is afkomstig van Jan van Andries Veldman, hier geboren en getogen.
Het Hellingpad, bij de brug vandaan gezien, zo rond 1912. De boot van Jolle Bakker rechts, waarop o.a. de kapitein-eigenaar. Een fraaie dorpstafereeltje, maar zo lag het hier niet altijd bij. Gezien het ingezonden stuk uit januari 1927 zag het pad er toen heel anders uit. Inzender Hendrik Schippers, zelf ook bewoner van dit pad, haalt daarin flink uit naar de autoriteiten, die dit pad flink hadden verwaarloosd.
In dit stukje wordt over 7 winkels en enige andere zaken geschreven. Dat lijkt in eerste instantie wat aan de hoge kant, maar mijn vader zal de winkel van Sanderina Koopman er ook wel bij hebben gerekend, evenals de werf van A.P. van der Werf. Beide bedrijven zijn op de foto niet zichtbaar, maar waren wel aan het Hellingpad gelegen.
Van dezelfde datum is het gedicht, hierbij afgedrukt, zogenaamd door het Hellingpad zelf gedicht, dat wel heel duidelijk de gesteldheid verwoordt. De werkelijke dichter was Sipke Hulzinga, die hier een slagerij had. Door de jaren heen zijn hier veel winkels geweest. Van enige daarvan tonen we hier wat advertenties en andere mededelingen uit de krant uit de twintiger en dertiger jaren. . Hendrik Schippers had een bedrijf voor fietsenreparatie in de woning van zijn ouders. Op 12 mei 1925 is hij aan de Duimstraat begonnen op de plaats waar nu Riekele de Jong zijn fietsenzaak heeft.
Een andere bekende winkelier aan het Hellingpad was Jochurn Muurling. Net als Hendrik Schippers, verhuisde ook hij naar de Duimstraat, maar niet meer met zijn bedrijf. Hij ging met zijn gezin wonen in de nieuwe woning naast het café van zijn zoon Egbert. De huidige bewoners zijn de fam. Meine Poepjes. RoeI Heida had zijn winkel overgenomen en de aankondiging in de kranten spreekt voor zichzelf.
Interessant zijn de hier afgedrukte advertenties uit die jaren. De benamingen en vooral de prijzen komen ons, zoveel jaren later, niet echt bekend meer voor.
Een andere winkel aan het Hellingpad was de groentezaak van Pier C. Slump. Deze winkel is gebouwd in de jaren vlak voor 1910 en rechts naast de slagerij van Isaak Cuiper.
Na de zomer van 1928 bood Pier Slump de zaak te koop aan en blijkens de uitslag van de verkoping kocht Jan F. Poorte de winkel. Jan Poorte was afkomstig van het Tjonger en kwam uit de veenderij van Fedde zijn vader. Merkwaardig is wel, dat Jan Poorte de winkel op 22 oktober 1928 kocht en pas op 20 april 1929 de zaak opende. Alhoewel, de aanvaarding op 12 mei 1929 was en die 12e mei was met name in de landbouw ook de vaste datum, waarop contracten tussen boeren en boerenarbeiders en meiden afliepen of begonnen.
Jan Poorte begon in april 1929 met zoon Kerst de groentezaak. In 1946 verhuisde Jan met dochter Fetje naar de Duimstraat en Kerst, inmiddels getrouwd met Grietje Koopman, kwam met het gezin in de zaak. Jan Poorte bleef wel betrokken bij de zaak. In 1955 is de zaak als woning verkocht aan Egbert van der Molen te Delfstrahuizen en is het gezin Poorte in de groentewinkel van Jaap Hulzinga aan de Marwei te Delfstrahuizen gekomen.
Roel en Eeuwkje Heida hebben plm. 6 jaar hun winkel aan het Hellingpad gerund. In 1934 is Roel Bakker in de rechterhelft van dit huis een kapperszaak begonnen en in 1935 is de fam. Jan Rinkes de Vries in de linkerkant komen wonen. Fam. Kees Slump woonde daar voorheen in. Zij kwamen aan de Turfkade wonen. Kees Slump had zijn timmerzaak aan het Hellingpad in de schuur links van de slagerij Cuiper, later Atte Kingma.
Wed. Durkje Hoogeveen dreef aan het Hellingpad ook een kruidenierswinkel. In 1938 is deze winkel overgenomen door de fam. Elle Welles, die de zaak nog vele jaren hebben gerund. Later bewoond door mej. Grietje de Vries, dochter van Jan Rinkes de Vries.
Een van de oudere woningen aan het Hellingpad was links naast de winkel van Durkje Hoogeveen gelegen. De woning dateert uit de vorige eeuw, plm. 1897. Rond de eeuwwisseling woonde hier de slager Rouke Kuipers. Kuipers had tevens een vrachtboot, waarmee hij 2 maal in de week een veerdienst op Heerenveen onderhield. Op latere leeftijd deed Rouke de slagerij over aan Stoffel, zijn zoon.
In de jaren voor 1920 verliet de fam. Kuipers het pand en kwam Sipke Hulzinga in de linker helft van het pand als slager. Hij bleef echter aan de Hoofdweg te Echten wonen in de boerderij, waar nu de fam. Kelderhuis woont. Sipke had een voor zijn beroep zeer toepasselijk deurrooster in de voordeur van de slagerij, namelijk een prachtige gietijzeren koeienkop. Ook had hij een rijmpje op de buiten- en binnenkant van de deur, namelijk:
"Was dee:' slagerij niet open gegaan
Dan had de vleeschprijs niet zoo laag gestaan"
En op de binnenkant stond:
"Wie hier het vleesch komt halen,
hoeft de soepbeenen niet te betalen.
In 1936 nam de fam. Tj. Osinga de slagerij over. Tot 1941 is Osinga hier slager geweest. Op 28-8-1941 is hij plotseling overleden. Mevr. Osinga heeft daarna de slagerij nog een aantal jaren gerund.
Ongeveer tegelijk met Sipke Hulzinga, kwam Hendrik Gatsonides met zijn gezin in het rechtse deel van de woning. Hij had eerst het café in de Duimstraat gehad, waar Egbert Muurling toen in kwam. Andries Sloothaak heeft dat café aan de Duimstraat ook nog een paar jaar gerund. Na het overlijden van Hendrik heeft Wiegertje, zijn vrouw, het café aan het Hellingpad nog een aantal jaren gerund. Later is het gezin Beene Hulzinga in de woning gekomen. Het cafébedrijf is toen opgehouden te bestaan. Elders meer over Beene.
Een foto van Durk, de zoon van Hendrik Gatsonides. Durk was eigenlijk een karakteristiek dorpsfiguur, waarover nog wel mooie verhalen bestaan. Elk dorp had, met name vroeger, wel zulke inwoners, verhalenvertellers, avonturenbelevers, soms betrekking hebbend op begrafenisstoeten, kerkhoven, enz. Zo stond, om eens een voorbeeld te geven, Okke, een bekende Lemster met een aantal vrienden, waaronder Willem, naar een voorbijrijdende begrafenisstoet te kijken. Door de verkeersdrukte was echter een wagen met bietenkoppen tussen de volgauto's gekomen en kijkend naar het groene lof dat aan de bietenkoppen hing, zei Okke in het ietwat zeurderig Lemsters tegen zijn vriend Willem: 'Moast ris sjen Willem, de overledene hat wol blommen krigen... '
Zo was er ook een verhaal in omloop over Durk Gatsonides en een van zijn buren, Jan Rinkes, in vroeger jaren ook wel eens bij de brug gesignaleerd. Een aantal mensen, waaronder Durk en Jan Rinkes, stonden bij de brug over het dorpsgebeuren te praten terwijl er een begrafenisstoet naderde. Op dat moment hadden Jan en Durk het over iemand, laten we hem hier Klaas noemen, uit ons dorp. Hij was al een tijdje ernstig ziek en was een paar dagen geleden overleden, maar dat wist Durk niet. Terwijl de lijkkoets, waar Klaas in lag om te worden begraven, over de brug hen naderde, vroeg Durk aan Jan Rinkes: 'Hast do ek noch hwat fan Klaas heard, Jan?' Jan Rinkes antwoordde het langzame tempo van de lijkkoets in ogenschouw nemend: 'No Durk, Klaas giet hiel langsam foanit.' Pas later op de dag heeft men Durk verteld dat Klaas niet zo ver meer 'langsam foanit' is gegaan.
Om dit deel over het Hellingpad en de bewoners af te sluiten plaatsen we hier een foto van latere datum. De foto is plm. 45 jaar oud. De eigenaar van het eerste schip is onbekend. Het schip met de witte roef is van Gerrit van Klaas Verhoeff. Daarachter nog de woonark van Jaap van Jan Verhoeff.
Reactie plaatsen
Reacties