Een oud buurtje
Deze pagina bevat meerdere delen, waaronder:
- DE KLIJNSMAVAART
Een oude foto van een aantal kinderen voor de schuur van Berend Vrielink, de caféhouder van het toenmalige café te Delfstrahuizen. Een typisch voorbeeld van hoe alles verandert en voorbij gaat: het café heet nu 'de waterherberg' , Berend en Lena Vrielink zijn allang overleden, de oude schuur is na de oorlog afgebroken en van de groep jongens zijn er nog maar enkelen in leven. Ook de fotograaf, Geert Wever, leeft allang niet meer.
Wij geven U hier de namen van de jongens: v.l.n.r. op de bovenste rij: Kerst Poorte, Gerrit Verhoef, Albert Slump, Willem Versnel, Wietse de Boer en Pieter Bakker. Middelste rij: Hielke Roukema, Bart Otten, Pier Slump, Marten Toering, Wiepke Hof en Hendrik Bron. Zittend: Ernst Luik, Foeke D. Kooy, Wietse Gadsonides en Jan Strampel. De foto dateert uit 1928 en is afgestaan door Kerst Poorte te Heerenveen.
In deze schuur had Berend Vrielink een stuk of 4 koeien, een paar varkens en een paard. Vrielink was ook melkrijder voor de zuivelfabriek, maar hij besteedde dat ook wel uit.
Hij had het stuk land in gebruik, gelegen aan de tegenwoordige Kempenaersweg, vanaf het Krompad tegenover de boerderij van Sietse Brouwer tot aan de boerderij van Eling en Luut Koopman. Ook had Vrielink de polderdijk aan de vaart richting Tjeukemeer in gebruik. Hij huurde het land en ook het café van de Hervormde kerk te Echten. Op 8 april 1942 kocht hij het café met de winkel, die in het middelste deel van het pand was gevestigd voor de som van f 8000. In 1931 is hij gestopt met de 'koemelkerij'. De oude schuur deed later dienst als onderkomen voor de melkkar van Geert en Frouk Wever, die hier vlakbij woonden. Geert en Frouk, zijn zuster 'sûtelden' melk, karnemelk en sûpenbrij enz. uit.
Dit woninkje stond achter de smederij van Joh. Koehoorn. Rechts de woning van juffrouw Smit.
In de eerste weken na de oorlog werden in de schuur groenten en andere, toen nog schaarse levensmiddelen verkocht. Men had er een oude radio, die de oorlog had overleefd, bij staan en daar konden ook buitenlandse zenders op worden ontvangen. Er was iemand en dat is hoogstwaarschijnlijk de heer Bolle geweest, die de teksten kon vertalen. Het echtpaar (Betsie Vega) Bolle was ondergedoken geweest bij weduwe J. Smit-Kroes. Zij woonde in het eerste gedeelte van een blok van vier woningen, dat achter het café van Vrielink stond. In deze woning woonde later de fam. Lute Poorte en tegenwoordig Coba Span.
Een 'luchtfoto' van deze buurt, door A. Schippers gemaakt vanaf de nok van de boerderij van U.L. Koopman. Links onderaan de smederij van Koehoorn. Daarachter het café en op de achtergrond de oude woningen over de vaart van o.a. Iebeltje Mulder, Wouter Bootsma, het woonhuis van bakker Ids Heerema en de winkel van Oeke Koopman.
In de woning rechts woonden v.l.n.r. Geert en Frouk Wever, fam. Jaap Hulzinga en links wed. Jeltje Smit-Kroes. Ze was beter bekend als juffrouw Smit. Voor ons, jeugd uit de buurt, een deftige en welgestelde oude mevrouw. Ze werd wel eens 'gouden Jelke' genoemd. Juf Smit was een dochter van Wiepke Kroes, die daar vroeger een schoenmakerij had. Ze was getrouwd geweest met ene meneer Smit uit Amsterdam, die op 56-jarige leeftijd was overleden. Begin dertiger jaren was juf Smit weer naar Delfstrahuizen verhuisd en in de ouderlijke woning gaan wonen. Het echtpaar had geen kinderen.
Het joodse echtpaar Bolle.
In de oorlog zaten bij juffrouw Smit nogal wat Joden ondergedoken. Zo was er het eerder genoemde echtpaar Bolle, Portugese Joden uit Amsterdam. De heer Bolle was daar diamantslijper. Verder was er een Jodin, tante Loes genaamd en vervolgens Janus (Sjoek) Schwarz, een officier uit het Poolse leger, die ook moest onderduiken. Na de oorlog is Janus bij Schuitmaker gaan werken. Hij trouwde met Romkje Eppinga, de weduwe van Wiepke Hof. Rond 1950 zijn ze naar Canada geëmigreerd.
Juf Smit had bij haar hulp aan onderduikers ontzettend veel steun van haar tantezegger Anneke Dijkstra. Zij vertoefde bijna altijd bij juf Smit en was behulpzaam met heel veel dingen, zoals het kopen van eten en andere benodigdheden. Haar contacten met o.a. het echtpaar Bolle werden na de oorlog nog tientallen jaren onderhouden en dat heeft in 1970 geresulteerd in het planten van een boom in het bekende Joop Westerweelwoud.
Het Joop Westerweel Woud bevindt zich in Ramat Menashe, een geografische regio in Noord-Israël. De regio is in 2011 officieel onderdeel geworden van het UNESCO 'World Network of Biosphere Reserve.
Het ondergedoken zitten leidde zoals begrijpelijk wel eens een enkele keer tot kleine onderlinge spanningen. Wiepke Hof wist dan de gemoederen vaak weer tot rust te brengen in huize Smit. Zij liep daardoor ook wel eens gevaar. Toch kregen de naaste buren, waaronder de fam. Vrielink pas in het allerlaatst van de oorlog in de gaten dat er bij juf Smit onderduikers waren gehuisvest.
Bewonderenswaardig, dat zoiets zo lang verborgen kon blijven in zo'n dicht bewoonde buurt. Wat een moed van zo'n alleenstaande vrouw, om met behulp van haar nicht die mensen de oorlog goed door te laten komen en daarin zijn ze goed geslaagd, want deze onderduikers zijn nooit gesnapt of verraden.
Op deze foto zien we de voorkant van de buurt. Rechts een deel van café Vrielink en dan de woning van juf Smit. Deze foto is uit begin dertiger jaren.
We sluiten dit stukje af met nog een iets meer gedetailleerde foto af te drukken. Deze dateert uit maart 1936. Eigenlijk was dit geen kade of loswal, maar meer een breed looppad, waar gezien de dikke palen in het midden alleen maar fietsers en wandelaars welkom waren. Wel was het sinds jaar en dag een vaste aanlegplaats voor schippers.
DE KLIJNSMAVAART
De Klijnsmavaart of Albert Meines-vaart, is gegraven voor de afvoer van turf. De turf kwam uit het Echternervekld. De vaart wordt op de kaarten ook nog aangegeven als: Oostelijke Turfvaart. De vaart is oorspronkelijk van veel belang geweest, doch na de verveningen ook veel gebruikt voor het vervoer van mest en, niet te vergeten, melk. Toen er nog geen wegen in dit gebied waren, hebben ook de bakker en de winkelman de vaart gebruikt. Thans is er alleen nog het nut voor waterafvoer en heeft de vaart door ingelegde dammen en een afgesloten sluis, geen functie meer voor de scheepvaart.
Zoals de naam al aangeeft, is de vaart genoemd naar Albert Meines Klijnsma, die de vaart heeft laten graven. Klijnsma was een groot vervener en een vooruitstrevend man. In de eerste helft van de 19e eeuw heeft hij lange tijd in het grietenij bestuur van Lemsterland gezeten. Op het kaartje is de situatie aangegeven van de vroegere veenderijen onder Echten. Het donkere gedeelte is bovengrond en het lichte is het gedeelte wat vergraven is voor turfwinning. Vooral door de verveningen en later door de rietcultuur, is er in de vorige eeuw bewoning ontstaan langs de vaart. De oudste bewoning was daar, waar de vaart een bocht maakt naar het westen. Aan die bocht stonden zeven huisjes, meest opgetrokken van hout (afval) en met riet en zoden gedekt. Dit buurtje werd de 'stad Metz' genoemd.
Hoe men aan die naam kwam is ons niet duidelijk geworden; het zal een beetje spottend bedoeld zijn geweest, want de woonomstandigheden hebben een groot contrast gegeven met de luxe van die stad in Frankrijk. We hebben ook met een paar oude mensen gesproken die de situatie daar hebben gekend en die hebben dit kunnen bevestigen. Namen van bewoners waren niet meer te achterhalen.
De Klijnsmavaart is dus aanvankelijk gegraven voor de afvoer van turf. De vaart begint bij de sluis, die uitmondt in de Pier Christiaansloot en eindigt bij de Bantsloot, thans Bantega, toen nog Echtenerpolder. Op ongeveer anderhalve kilometer is er een dwarsverbinding in westelijke richting. Dit gedeelte eindigt bij de Kempenaersweg.
Zo langzamerhand was er bewoning ontstaan langs de vaart. Aanvankelijk woonden er een paar mensen die in de turfwinning werkzaam waren. Na de verveningen en de droogmaking van de polder kwam er meer bewoning, ook omdat men er goedkoop een stukje grond kon kopen voor het bouwen van een huis, met ruim erf. De woningen aan de Klijnsmavaart zijn door de meeste eigenaren bewoond gebleven van ongeveer 1920 tot 1960. Veel woningen zijn in die laatste jaren verkocht voor recreatie, als tweede woning en de oorspronkelijke bewoners gingen in de dorpen wonen. Het genot van een goede rijweg hebben de mensen aan de vaart nooit gehad. Tot vandaag de dag is het bij een smal paadje gebleven.
Hoe was in het verleden de situatie en wie waren de bewoners? We beginnen bij de sluis. Deze werd gebouwd na goedkeuring bij besluit der Prov. Staten van 31 december 1855. De afmeting was als volgt vastgesteld: een wijdte in de hoofden van 5.20 mtr. en een dorpeldiepte van 1.70 mtr. De lengte van de sluis was 25 mtr. De kosten bedroegen f. 15.800,-. Reden voor het bouwen van de sluis, samen met de sluizen onder Echten-tweede brug en Oosterzee, was het plan tot bepoldering van de lage verveningen in Lemsterland. Het plan was aangeboden op 27 Juni 1854, door Ged. Staten van Friesland.
Deze foto geeft de situatie weer, zoals die was in de jaren 1920 - 1960. We zien hier de sluis, die toen nog vaak werd gebruikt, met de sluiswoning, die toen werd bewoond door sluiswachter Wopke Lageveen en zijn vrouw Nieske. Ook zien we op deze foto de z.g. noodwoningen. Deze woningen waren van hout opgetrokken met een eenvoudige indeling, doch voor die tijd goed bewoonbaar. Ze waren gebouwd rond 1920 door de gemeente, wegens de toen heersende woning schaarste.
Vier gezinnen vonden er onderdak. De eerste bewoners waren, v.l.n.r., Roel Bles en Annigje, dan Auke de Weerd en Antje.
In het tweede blok woonden Jan Luik en z'n vrouw Huisje en in het laatste huis woonden Jan Groen en Aaltje. Na Roel Bles waren Sjoerd Spek en Arendje er komen wonen. Spek werkte voor zijn gezin als kleine zelfstandige en was bereid alle werk aan te pakken.
Hun zoon Jan heeft jarenlang met zijn vrouw Albertje Luik bij hen ingewoond. De woningen zijn afgebroken in 1962, omdat de bewoners betere woonruimte konden vinden in de nieuwbouw in Echtenerbrug.
Op de foto zien we het vervolg van de vaart, met de betonbrug in het Krompad. Rechts de boerderij, destijds bewoond door Sint Klijnsma en echtgenote. In de boerderij, het oudste gedeelte stond aan de Klijnsmavaart, hebben nog enkele gezinnen gewoond. Deze mensen woonden in het voorste gedeelte van de boerderij, die oorspronkelijk als stelp was gebouwd.
Ongeveer 500 meter voorbij de brug hebben op de linkeroever nog twee huisjes gestaan. Deze huisjes zijn lang bewoond geweest door Pieter Jongsma en Ulbe Pijlman. De beide woninkjes zijn in de jaren '60 afgebroken. En dan weer ongeveer 500 meter verder maakt de vaart een bocht in westelijke richting, daar waar we eerder schreven over 'de stad Metz'. De vaart loopt hier dood tegen de Kempenaersweg. Aan dit gedeelte op de rechteroever staat een dubbel woonhuis. Deze woning is gebouwd rond de eeuwwisseling. Omstreeks 1930 werd dit huis bewoond door Berend en Trien Huisman, later groenteman in Oosterzee en aan de andere kant woonde Roel Bles met zijn gezin. Verder woonden er later nog jarenlang Kobus Mink en Sijke de Leeuw.
Boerderij aan de Klijnsmavaart, bewoond door de fam. Sint Klijnsma. Het voorhuis is later bijgebouwd. In het woongedeelte heeft jarenlang de fam. Mink gewoond.
De Klijnsmavaart liep tot achter het huisje op deze foto. Het is bewoond geweest door Hylke Kallenkoot met zijn gezin. Het was oorspronkelijk een turfmakershuisje.
Kallenkoot was stoelenmatter. Hij deed z'n werk thuis en ging ook wel op de fiets, met de materialen zoals biezen enz. op de bagagedrager, naar de klanten thuis. Verder zien we op de foto de boerderij van Tjaarda en later Lammert Bloem. Op de voorgrond de zoon van Kallenkoot, Bertus, en rechts z'n vriend Berend Kelderhuis.
Gaan we nu langs de andere oever terug, daar stonden drie boerderijtjes, ook gebouwd rond de jaren 1890 1900. Het eerste links achter de bomen verscholen boerderijtje werd bewoond door de fam. Hans Bloem. In het midden de boerderij van Hans Slump, die ook veel kippen hield. Vooraan de boerderij van Johannes Spits, boer en postbode. Deze boerderij werd later bewoond door Jan Toering en zijn vrouw Bertha Spits.
Van de oorspronkelijke gebouwen is niet veel overgebleven. De boerderij van Toering is in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers in brand gestoken en totaal afgebrand. Ze kwamen tot deze daad in verband met verzetsactiviteiten tegen de vijand.
Op deze foto vooraan v.l.n.r. Hans Bloem, naast hem z'n dochter Roelofje de Jong-Bloem en rechts haar zoon Haaie.
- A. Oudshoorn: De dames staand op de foto, zijn mijn moeder Geertje Ruijter en tante Maartje Ruijter, kleindochters van Hans Bloem.
V.l.n.r. In het eerste huis woonden Pieter Mink en z' n vrouw Mart je Elzinga. Het tweede huis werd bewoond door Harm de Vries en Harmke Postma. Deze had er later een kippenbedrijf bij. Dan de woning van Reitze v.d. Veen met z'n vrouw Margje Kelderhuis. Later woonden hier Anne de Vries en Geeske Mink. Vervolgens de vierde woning. Die werd bewoond door Jan Kelderhuis en Margje Schokker en later door Klaas Ruiter en Hennie Krekt. Tot slot de vijfde en laatste woning. Hier woonden Tjebbe Krekt en zijn vrouw Jantje Slootheer. Krekt had bij zijn woning een veehouderij.
Volgen we de Klijnsmavaart een eindje terug in zuidwestelijke richting, dan vinden we op de zuidelijke oever nog vijf woningen. De woningen zijn alle van hetzelfde type en zijn gebouwd in 1925. Een paar bewoners hebben er in later jaren een bedrijfje bij hun woning gehad. We geven hier de namen van de mensen die die woningen hebben laten bouwen en ook de eerste jaren hebben bewoond.
Zo komen we dan bij de brug over de vaart, gelegen in de Koopmansweg. Aanvankelijk een draaibrug, doch later, toen de vaart niet meer bevaarbaar was, vervangen door een dam met een duiker. Aan het laatste stuk van de vaart, vanaf de brug in de Koopmansweg tot de Bandsloot, staan de huizen bewoond door de families Bles, Ruiter, Van Dijk, Kelderhuis en J.A. de Vries.
Zo heeft de Klijnsmavaart, op oude kaarten ook wel genoemd de 'Oostelijke Turfvaart' , zijn betekenis gehad in dit stukje van onze gemeente. Veel mensen hebben hem gebruikt, doch allen met hetzelfde doel, n.l. hun broodwinning. Thans dient de vaart nog de waterhuishouding in de polder. Zo heeft alles eens zijn tijd gehad!
Reactie plaatsen
Reacties
De dames staand op de foto (pag.8) zijn mijn moeder geertje ruijter en tante maartje ruijter, kleindochters van hans bloem.