Marcus Sipkema
Deze pagina bevat meerdere delen, waaronder:
- DE VROUWENVERENIGING VAN DELFSTRAHUIZEN
- BLIENE MINNE
- BINNENVISSERIJ
- IT SPILET WOL
Een foto van Marcus Sipkema, gedurende vele jaren smid te Bantega en Echten-tweede brug. Hij stond in wijde omgeving bekend als een zachtaardige man. Marcus Sipkema werd geboren in Westermeer bij Joure. Na de lagere school kwam hij in de leer bij Wassenaar, een bekend smids-geslacht te Joure, waar hij ook in de kost was. En dan in het weekend, of wat daar dan ook voor door moest gaan, lopend naar zijn ouders, die toen al in Terkaple woonden.
Vermeldenswaardig is ook nog het feit, dat hij dat samen deed met Christoffel Roukema, later smid in Echtenerbrug. Samen zijn ze gelijktijdig twee jaar bij Wassenaar te Joure smidsknecht geweest. Later, in de twintiger jaren, zijn ze naar onze contreien gekomen om zelfstandig hun beroep uit te oefenen. Ze zijn vrienden voor het leven gebleven. Begin 1927 huurde Marcus Sipkema een gedeelte van een pand aan de Otterweg in de Echtenerpolder bij de timmerman Lammert van Eijk, die in het pand ook een café runde.
Otterweg 1934
Uit de hierbij geplaatste advertentie uit een dagblad uit 1927 blijkt de veelzijdigheid van Sipkema. Slechts anderhalf jaar heeft hij op deze locatie zijn beroep uitgeoefend. In 1928 is hij naar Bantega verhuisd, naar de smederij waar later de gebroeders Haisma hun bedrijf hadden.
Sipkema was inmiddels getrouwd met Luitje de Boer. In Bantega zijn ook hun drie dochters geboren: Roelofje, getrouwd met Jan de Jong, bakker in Echtenerbrug, Sjoukje, getrouwd met Arjen v.d. Berg uit Ouwsterhaule en Akke, getrouwd met Albert Wind uit Delfstrahuizen.
Op 17 februari 1932 was de finale verkoping van de smederij en woonhuis van Geert Gatsonides uit Echten-tweede brug. Uit de advertentie blijkt dat onder punt 2 de inzet f.1555,- was. Koper van het geheel werd Marcus Sipkema voor de som van f.2240,- en zo verhuisde het gezin Sipkema naar Echten. Hij heeft nog een paar jaar concurrentie ondervonden van Durk, de zoon van Geert. Die kon maar moeilijk afstand doen van zijn vak en had naast de smederij van zijn vader een nieuwe smederij laten bouwen.
Een oude opname van de smederij, toen Geert Gatsonides er nog smid was. De jongeman is Anne Gatsonides. Na een werkzaam leven overleed Marcus Sipkema in 1960 op 64-jarige leeftijd. In 1968 is het gebouw verkocht aan mensen uit IJmuiden. Mevr. Sipkema nam haar intrek in 'Suderrige' te Lemmer. Met het overlijden van Marcus Sipkema kwam er een einde aan de smederij als bedrijf. Er was ook geen opvolger en door teruglopende werkzaamheden voor de landbouw en de komst van centrale verwarming in veel woningen, waarschijnlijk ook geen bestaansmogelijkheid meer.
DE VROUWENVERENIGING VAN DELFSTRAHUIZEN
De oprichting van een vrouwenvereniging in Delfstrahuizen heeft op de toenmalige godsdienstonderwijzer, de heer M.H. Bosma, vermoedelijk wel indruk gemaakt. Hij begon de notulen van de oprichtingsbijeenkomst in de Herv. pastorie namelijk op de volgende wijze: 'Dinsdag 4 dec. 1934 zal door de nageslachten als een dag van groot gewicht worden aangemerkt. Doch niet alleen de nageslachten, reeds het thans levende geslacht ziet met bewondering en eerbied op naar hen, die zo'n gewichtige gebeurtenis wisten te bewerken in het leven van Delfstrahuizens Ned. Herv. gemeente. Wie de groote bladen als Hepkema en Jouster Nieuws- en advertentieblad van deze week leest, ziet met minstens evenveel eerbied op naar dat drietal eerbiedwaardige vrouwen, wier namen in gulden letters prijken in genoemde bladen, als naar de Uiver-bemanning'.
Mijnheer Bosma ging op lyrische wijze zo nog even door voordat hij zich weer 'tot den werkelijkheid begaf' . Hij vermeldde de namen van een 14-tal dames, die bij de vergadering aanwezig waren. Ook werd vastgesteld, dat de vereniging een geestelijke strekking moest hebben. Tevens werd bepaald dat, gezien de moeilijkheden en zorgen der Kerkvoogdij, 'aan dezen steun diende te worden gegeven door vervaardiging van allerlei nuttige zaken en latere verkoop daarvan'.
De hoogte van de contributie was nog wel op te brengen, want die werd vastgesteld op f.0,10 per week, maar op het inleggeld, f.1 ,00 per persoon, mocht door het bestuur dispensatie worden verleend. Als vaste avond werd donderdag van 7 tot 9 uur bepaald en er werd aangedrongen op de vaststelling van een reglement.
De foto dateert uit 1954. V.l.n.r. Achterste rij: mevr. Sierdsma, mevr. Koster, mevr. Wieling, mevr. Oord, mevr. Kooy, mevr. Wever, mevr. Herder, mevr. A. Kooy, mevr. Mast, mevr. A. de Jong. 2e en 3e rij: mevr. Holtrop, mevr. Wierda, mevr. Visser, mevr. B. Holtrop, mevr. J. Sierdsma, mevr. Idsinga, mevr. L. de Jong, mevr. Wierda, mevr. Jansma, mevr. Bouwhuis, mevr. Smink, mevr. Erkens. 4e rij: mevr. Miedema, mevr. Hulzinga, mevr. De Boer, mevr. Bakker, mevr. Wever, mevr. Smink, mevr. Heerema, mevr. Holkema. Onderste rij: mevr. Van der Ploeg, mevr. Bijlsma, mevr. Wierda en mevr. Van der Molen.
De heer Bosma.
Een der 'gewichtigste handelingen der opgerichte vereeniging' was het verkiezen van een bestuur en na stemming werden gekozen tot presidente mevr. G. Bosma-Smits, mevr. A. Holtrop-Pen als secretaresse en mevr. B. Sierdsma-Brouwer als penningmeesteres.
Voor het naai- en breiwerk van de vereniging moesten er nog wel wat zaken worden aangeschaft en dat zou gebeuren bij L. ter Heide, D. Smink en Hans v.d. Molen. Enige onduidelijke benodigdheden, zoals 5-draads zwart sajet, 4-draads jeagergaren, banshok-pennen en sokkenpennen, zouden worden besteld en daarna kon men beginnen.
Dat was in grote lijnen het verslag door mijnheer Bosma weergegeven en de wens werd uitgesproken, dat 'het schip onder bekwame leiding van het bestuur het ruime sop zou kiezen en het een voorspoedige vaart werd toegewenscht' . De wens van Bosma is ruimschoots uitgekomen, want het schip vaart niet alleen nog steeds, maar ligt ook nog altijd goed op koers, want de vrouwenvereniging is zeer actief en de jaarlijkse bazar is altijd nog goed voor een bijdrage van vele duizenden guldens ten bate van de Herv. kerk te Delfstrahuizen.
Ook de verkoping tijdens het jaarlijkse dorpsfeest in de feesttent heeft een goede omzet. Eén opmerking betreffende de openingsbijeenkomst moest mijnheer Bosma nog wel van het hart, namelijk 'dat de opsomming van een en ander nooit volledig kon zijn, omdat het tot op de huidige dag (4-12-1934) nog nooit is voorgekomen, dat één man heeft kunnen weergeven, wat 14 getrouwde dames in een spanne tijds van ruim 2 uren over hunne lippen brengen'. Dat kwam wellicht niet zo complimenteus over voor de dames, maar het was natuurlijk goed bedoeld.
Zoals al opgemerkt bestaat de vereniging nog steeds en heeft op dit moment 8 leden. Jammer dat het ledental door de jaren heen zo is gedaald. Waarschijnlijk door toenemende ontkerkelijking en de televisie. De verschuiving van permanente bewoning naar recreatieve zal ook een rol hebben gespeeld. De vereniging heeft door de jaren heen, letterlijk en figuurlijk, 'in protte op 'e pennen set' voor de kerk. Laten we hopen, dat men het nog een flink aantal jaren vol kan houden.
BLIENE MINNE
Op deze ansichtkaart van de Duimstraat, hier Dorpsstraat, uit _ 1928, staat op de voorgrond de bekende broodventer Minne Modderman. 'Bliene' Minne ventte zijn bakkerswaren in de korf op de fiets vanaf Oosterzee tot Vierhuis uit en zijn handicap in aanmerking nemend, was dat niet niks, want Minne was op jonge leeftijd door een netvliesloslating eerst aan één oog blind geworden en rond zijn zestigste jaar ook aan het andere.
Minne legde zich niet neer bij zijn gebrek en een van de pakesizzers was bereid met de venterij door te gaan. Hij wilde het contact met de laatste klanten, iets meer dan dertig in Echten, behouden. Ook gingen kinderen van de familie Kleis van der Singel, Benny en later Gerard wel met Minne venten. Minne was niet alleen een bekend persoon, maar hij kende ook zelf het wel en wee van bijna al zijn klanten en hij was een boeiende verteller en kon zijn klanten nog wel eens een goed advies geven.
Zo had een van onze overburen in vroeger jaren al een poos last van een raar kloppend gevoel in het hoofd. 'Wat denk-ie Minne, wat sol dat toch weez'n kun'n' was de vraag. 'Weet-ie wa'j doen moet'n Froukien, ie moet'n een wit etensbord neem'n en daar jo hoar boov'n utkamm'n en as d'r dan een luus mit 'n hout'n poat in't bord valt, dan bin ie jo pien in 't heufd kwiet' . Froukien was niet het enige slachtoffer, want Minne haalde zulke streken wel meer uit.
Toch had Minne zelf ook wel eens pech en hij was zo eerlijk om een paar anekdotes vroeger al eens aan een verslaggever van 'Frysk en Frij' toe te vertrouwen, waarvan we er een willen vertellen: Minne en zijn vrouw Koba hadden een feestje, waar een fles drank niet bij mocht ontbreken. Hij was met de hondenkar in Bantega aan het venten, dus werd er bij Lammert van Eyck een fles jenever gekocht en tussen de laatste broden gelegd. Maar de weg was slecht en hobbelig en er kwam al gauw een dranklucht tussen de broden vandaan. Thuisgekomen bleek dat de kurk van de fles was gegaan en de broden met jenever doordrenkt waren. Zonder er goed bij na te denken werden de broden aan de honden gegeven. 's Middags moest er bij de familie in Rotsterhaule nieuwe broden en koekjes worden gehaald. Maar de honden voor de kar gedroegen zich als op hol geslagen paarden en hadden de gehele weg nodig. Wanneer er een andere hondenkar van de andere kant hen tegenkwam, was het vechten en bijten. Ze hadden zeker een kwade drank over zich en badend in het zweet kwam Minne in Rotsterhaule aan. Nog nooit had hij de afstand in zo'n korte tijd afgelegd. Later is de hondenkar verruild voor een transportfiets. Op het verkeersbord rechts op de foto staat de maximum snelheid aangegeven: 20 km p.u.
BINNENVISSERIJ
Vissen in de binnenwateren is al sinds honderden jaren een belangrijke bron van inkomsten geweest. Het was een vak dat meestal van vader op zoon overging. Dit was ook wel begrijpelijk, omdat het nogal een grote investering vergde om met dit beroep te kunnen beginnen. Men moest over de nodige fuiken en netten kunnen beschikken, en er moest ook een boot zijn, waarmee het beroep kon worden uitgeoefend. In onze dorpen waren het de families Poepjes die dit vak uitoefenden.
De meesten van hen zijn binnenvisser gebleven, doch enkelen zijn naar zee gegaan en hebben daar hun geluk gezocht. Niet altijd bleven de vissers in eigen omgeving, maar er werd ook op wateren verder weg, zoals Jentjemeer - Langweerderwielen en in uitgeveende plassen gevist. Zoals nu ook nog het geval is, was paling de beste vissoort om te vangen en te verhandelen. Voor de visserij werd ook gebruik gemaakt van een 'dichtzet' . De hier ter plaatse wonende visserman Wietze Poepjes had een dichtzet in de Pier Cristiaansloot in Delfstrahuizen.Tijdens het vissen met die dichtzet kon men niet afwezig zijn. Poepjes lag met zijn gezin in een woonschip bij het zet, en kon dus toezicht houden, dit ook in verband met de scheepvaart.
In het vroege voorjaar ging men al bezig, en werden er fuiken voor de sloten gezet om de vissen te vangen, die van de ondergelopen landerijen kwamen. Begin Mei begon het vissen op voorn. Deze vis begon dan met het 'kuitschieten;. De paling die op dat kuit aasde werd dan tevens gevangen, wat goede opbrengsten kon geven. Zo werd er doorgewerkt tot de winter kwam. In deze tijd kwam voor de visserman een periode van herstellen van zaken die bij het vissen stuk waren gegaan of versleten, het onderhoud van de boten enz. en het breien van nieuwe fuiken.
Dichtzetvisserij
Zo rond 1650-1700 was dit al een vorm van visserij. Deze visserij was tot in het laatst van de 18de eeuw nog geheel vrij. In de tijd dat dat bedrijf hier door de familie Poepjes werd uitgeoefend was dat al anders, en gebonden aan regels. Deze regels konden worden opgesteld door de provincie en ook door de eigenaar van het water.
Ook vanwege de scheepvaart had de provincie bepalingen, o.a. dat er een doorvaartbreedte van minstens 14 meter moest worden behouden. Dat aan elke zijde van het water niet meer dan twee palen mochten worden geplaatst. Dat er niet anders dan netwerk mocht worden gebruikt. Dat het net 's nachts door een helder brandende lantaarn moest worden verlicht enz. enz! Soorten vis die men voor eigen gebruik veel at waren: blei en zeelt (rnûdhûn in het Fries). Baars, snoek en paling kon men beter verkopen dan zelf te eten. Omdat geslachtsrijpe paling trekt was een dichtzet een goede manier van vissen.
In de winterperiode kruipt paling in de modder, doch in het voorjaar, wanneer de temperatuur wat hoger wordt, wordt de paling actiever. En dan, eind mei-begin juni gaat de trek aanvangen. De dieren hebben zich vet gegeten en krijgen daardoor een andere kleur, en worden door de visser 'skiere iel' genoemd. De grote trek valt in de nazomer en de herfst. Volgens insiders gaat de trek naar de Sargassozee in Midden-Amerika. De jonge palingen die daar worden geboren zijn plat en doorschijnend (glasaal). Na ongeveer 3 jaar zijn ze ongeveer 9 cm lang en komen ze naar onze wateren.
Bij de snoekvangst werd meestal gebruik gemaakt van schakelnetten en de snoekbaars ving men met zogenaamde 'schutnetten'.
Op de foto het woonschip van de familie Wietze Poepjes. Wietze kwam uit een geslacht van turfmakers-rietsnijders en vissers. In het voorjaar werkte hij als machinist op de veenmachine van de gebroeders Slump. Wanneer de periode van vervenen voorbij was hield hij zich weer bezig met de binnenvisserij.
IT SPILET WOL
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog kwam er in het culturele leven in onze dorpen weer een flinke opleving. Dat was natuurlijk ook het logisch gevolg van de herkregen vrijheid. Nieuwe verenigingen werden opgericht en oude pakten de draad weer op. U treft hier een foto aan van een vereniging die al een paar jaar bestond, nl. de toneelvereniging 'It spilet wol' uit Delfstrahuizen. De oprichtingsvergadering was 24 februari 1942 in café Wind te Delfstrahuizen. De vereniging bestond uit 11 leden en voorzitter was S. Ruiter. H. Wind secretaris, en mej. R. Smid penningmeesteres.
De foto is echter van latere datum. De meeste spelers kwamen uit Delfstrahuizen evenals de regisseur en leider meester Vander Woude van de O.L. School aldaar. Ze hielden hun repetities in café Wind en op het toneel van dit café is deze foto gemaakt. De namen zijn v.l.n.r. boven: Hendrik Ruiter, Hendrik Wind, meester Van der Woude, Pieter Hulzinga en Sietse Ruiter. Onder: Renskje van der Molen-Ruiter, Zus Walstra, Aukje Nolles-Hulzinga en Jannie Kuiper-Mulder.
2 advertenties van januari 1946. Als we de data eens bekijken, geeft dat een goed beeld van de activiteiten van 2 toneelverenigingen. In 14 dagen 5 uitvoeringen in de naaste omgeving.
Binnen de muziekvereniging 'Nij Libben' uit Echten tweede brug had een aantal leden vlak voor de oorlog ook een toneelgezelschap samengesteld. Nog even terug naar de vereniging op de foto. In hun 10-jarig bestaan hebben ze veel optredens verzorgd. Niet alleen in onze dorpen maar in wijde omgeving, zelfs tot in Oldeberkoop. Zo'n optreden zat voor de spelers en hun begeleiders nog wel wat werk aan verbonden want de benodigdheden bestonden uit een paar stoelen en tafel en nog wat ander huisraad, afhankelijk van het te spelen toneelstuk. Alles werd dan in de auto van Albert Bakker, de vrachtrijder, geladen en zo toog men, vaak vroegtijdig naar de lokaliteit waar werd opgetreden. De spelers zochten dan een goed of minder goed plekje in de vrachtauto. Tot 1953 heeft 'It spilet wol' bestaan. De speelsters hadden of kregen hun kinderen en de televisie was in opkomst. De T.V. werd steeds meer de grote concurrent van het verenigingsleven.
De medewerksters en werkers van de toneelvereniging met hun wederhelften tijdens een reisje naar Gaasterland in julie 1949. Boven v.l.n.r.: Kerst Mulder, Durkje Mulder, Aukje Nolles, Y.V.d. Molen, Jan Nolles, Zus Wind, Willie Ruiter, Jan Hulzinga, meester van der Woude, Betje Ruiter, A. Walstra, mevr. V.d. Woude, Renskje V.d. Molen, Coba Roskam, Zus Walstra, Pieter Hulzinga. Onder: Hendrik Wind, Sietse Ruiter en Hendrik Ruiter.
Reactie plaatsen
Reacties