Marwei
De tegenwoordige Marwei richting Heerenveen met rechts de latere winkel van Roest. Op deze foto woonde de fam. Roest in het rechter gedeelte en was hun schilderszaak in het linkerdeel. Verder links nog dammen en bruggetjes naar de woningen. Verderop missen we nog het café van L. Hoogeveen, later de families Wind en tegenwoordig sinds 1996 de antiekzaak 'de Faktorei' van de fam. Van Hemert.
We geven u hier enige gegevens over de opening van café Hoogeveen in 1934. Hij was timmerman te Echten en had dit gebouw eigenhandig gebouwd. Het café heeft in ons dorp altijd een grote rol op cultureel gebied gespeeld. Tevens is het altijd het clubcafé van de voetbalvereniging 'Delfstrahuizen' geweest. Op deze beide foto's van de Marwei is het café nog juist te zien, het laatste gebouw links op de achtergrond. Rechts vooraan enige goederen voor de winkel van Roest uitgestald. Het lijken ons de zgn. China-matten. We trachten zoveel mogelijk een advertentie uit hetzelfde jaar als de foto is, te plaatsen. Dat is bij de bovenste foto uit 1935 ook hier weer gelukt. De Roesten hadden in die jaren een groot assortiment aan goederen in de handel.
De bons, waar in de advertentie wordt gesproken stond o.a. het woord 'Hensia' op. Dat was de afkorting van de namen van de gebroeders Hendrik, Siebren en Andries. Ook de zusters Iemkje en Janke zaten in het bedrijf.
De winkel van Roest is door de jaren heen vele malen gefotografeerd. We tonen u hier de allerlaatste van het oude gebouw, dat uit de vorige eeuw dateerde. In 1959 is het afgebroken en is er een nieuwe zaak gebouwd. Men was toen al meer op kleding overgeschakeld. De personen v.l.n.r.: Iemkje, Jan, Maaike Roest-Brandsma voor haar, dochter Willie, Janke en het kind voor haar is Wim van Andries Roest, dan Siebren Roest en rechts dochter Yke.
FOTOGRAFEN EN SCHRIJVERS
Oude foto's zijn de beste ondersteuning om je iets voor te stellen bij dorpshistorie. Herinneringen aan oude woningen, boerderijen, mensen, verenigingen uit vroeger jaren vervagen snel. Welke woning stond daar vroeger ook al weer en heeft die familie daar een winkeltje gehad? En hebben daar ook woningen gestaan of wat is die boerderij veranderd. Zo een paar opmerkingen, die je vaak hoort, wanneer men zich in de recente geschiedenis gaat verdiepen. Dan is het altijd leuk, wanneer je oude foto's kunt raadplegen.
In onze dorpen hebben ze de wind mee, want vanaf het begin van deze eeuw tot aan de vijftiger jaren hebben we hier twee fotografen gehad. Rond de eeuwwisseling was Leendert Versnel uit Scherpenzeel in ons dorp in de Duimstraat komen wonen. Versnel was afkomstig uit het Westen van ons land en had zijn zaak in fotografie uitgebreid met zijn oorspronkelijke beroep, kleermakerij.
Sommige foto's van hem zijn in die jaren ook wel als ansichtkaarten uitgegeven. Waarschijnlijk door concurrentie van gespecialiseerde fotografen is Versnel daar later mee gestopt, maar met het maken van personenfoto's is hij nog vele jaren doorgegaan. Jacob, zijn tweede zoon, heeft zijn vader een aantal jaren geassisteerd. Versnel had er dus een herenmodezaak bij. Hij had deze zaak in het pand, waar nu de supermarkt van de fam. Toering is gevestigd.
Uit hun huwelijk zijn drie kinderen geboren, waarvan alleen Willem hier in de buurt is blijven wonen. De beide andere zonen, Cornelis en Jacob, zijn naar het Westen verhuisd, Het pand had in vroeger jaren een totaal ander aanzicht met links het woongedeelte en rechts de winkel. Er is later nog een bovenverdieping op gebouwd, waar o.a. de fam. Ypma, ook kleermaker, nog heeft gewoond. Rond 1930 is Versnel gestopt met de fotografie en nog tot 1938 met de kleermakerij doorgegaan. In dat jaar is de zaak verkocht aan de fam. H. Bourgonje en verhuisde de fam. L. Versnel naar Kortenhoef, waar hij tot op hoge leeftijd het vak van kleermaker uitoefende. Veel prominenten mocht hij tot zijn klantenkring rekenen. Artiesten, zoals Rita Reys enz. hebben zich door Leendert Versnel laten kleden.
Hier tonen we nog een portretfoto, die door Leendert Versnel is gemaakt. De jonge vrouw is Jantje Schippers, mijn tante, dochter van Jan Schippers en Janke Mast, die aan het Hellingpad in Echtenerbrug woonden.
Op oudere leeftijd is ze getrouwd met Piet R. v.d. Lende te Munnikeburen, die opzichter van de Grote Veenpolder was
In het laatst van de twintiger jaren begon in Delfstrahuizen op jonge leeftijd Geert Wever met de fotografie. Aan Versnel en Geert Wever hebben we te danken, dat er visueel ontzettend veel van onze dorpshistorie bewaard is gebleven. Beide fotografen hebben, op dat moment wellicht nog onbedoeld, een bijdrage van grote waarde geleverd aan het behoud daarvan. Met name van het werk van Geert Wever bevindt zich nog heel veel in onze collectie en in allerlei familiearchieven en in beide boeken over onze dorpshistorie zijn een groot aantal foto's geplaatst, die door hem zijn gemaakt. Al op 17-jarige leeftijd is Geert begonnen met zijn fotografie. Geert was gehandicapt en woonde, samen met zijn zuster Froukje, bij hun ouders in. Beiden zijn altijd vrijgezel gebleven. Anne, de andere zoon, was getrouwd met Nieske Jetten. Geert en Frouk woonden op Marwei 13 in Delfstrahuizen.
Hendrik, hun vader, was turfmaker. Naast de fotografie had Geert een melkventerij, samen met zijn zuster. Verder is hij vele jaren de vaste organist geweest in de Ned. Hervormde kerk te Delfstrahuizen. Het maken van muziek speelde toch al een grote rol in het leven van Geert, want hij is ook jarenlang een verdienstelijk violist geweest in het plaatselijke strijkorkest dat na de oorlog nog door o.a. meester Dijkstra was opgericht.
Een advertentie van Geert Wever in het weekblad 'De Nieuwe Friesche Courant'. Geert was niet iemand, die vaak advertenties liet plaatsen. Er zal vermoedelijk ook geen behoefte aan hebben bestaan, maar deze is geplaatst op 31 augustus 1931, want op die dag werd in Echtenerbrug een groot muziekconcours georganiseerd, dat vele honderden deelnemers en bezoekers heeft getrokken. Geert heeft van dit concours ook weer een aantal foto's gemaakt en op die wijze zijn bijdrage geleverd aan het zichtbaar bewaard blijven van de dorpshistorie.
Rechtsboven: Geert en Frouk met de 'brijkarre' op de Marwei. Op de achtergrond de oude linden voor de woning van de fam. Joh. Koehoorn, de smid. Froukje is nog tot op hoge leeftijd doorgegaan met de verkoop van zuivelproducten. De melkkar was toen allang van de hand gedaan.
De derde fotograaf, die hier jarenlang actief is geweest, is Roel Bok uit Echten-tweede brug. Roel Bok was werkzaam op de meubelfabriek Schuitmaker te Echtenerbrug, maar daarnaast was hij parttime journalist voor het weekblad 'de Zuid-Friesland' te Lemmer en in die functie heeft hij zeer veel foto's gemaakt van allerhande gebeurtenissen, zoals dorpsfeesten, sportwedstrijden, branden, uitvoeringen van verenigingen enz. Ook heeft hij diverse gedeelten van onze dorpen, waarvan sommige allang verdwenen zijn, op de gevoelige plaat vastgelegd. Sedert een aantal jaren heeft hij een vaste wekelijkse column over het weer.
Mensen die in vroeger jaren ook een bijdrage hebben geleverd aan het bewaren van een stukje sociale historie, van bepaalde situaties, van onderlinge verhoudingen, zijn schrijvers. We hebben er hier drie gehad. Marten Apperloo, jarenlang woonachtig op het Tjonger in een van de beide woninkjes, gelegen tussen het kanaal en de boerderij van Hans Poepjes (later S.Moedt). Vervolgens Hendrik Hoogeveen, afkomstig van Delfstrahuizen, vlak bij Vierhuis, waar nu de fam. Ketellapper woont. Dan hebben we nog Date van der Werff uit Echten.
Met name Marten Apperloo geeft ons via enkele van zijn boeken een duidelijk beeld van de verhoudingen in de veenderijen in onze dorpen. Apperloo is geboren op 3-12-1906 te Oldeouwer en overleden op 3-3-1978. Zijn ouders kwamen in 1916 naar de Zevenbuurt in Delfstrahuizen. Zijn vader was turfmaker, maar hij ging ook wel met de groentekar de boer op. Het was een hard bestaan voor het gezin. Marten ging dan wel naar school in Delfstrahuizen, maar hij verzuimde per kwartaal soms wel vijftig schooldagen, omdat hij net als de andere kinderen mee moest helpen in de veenderij.
In 1922 kwam hij bij de zuivelfabriek in dienst als monsternemer. Al vrij gauw kwam hij via Meinte Moedt, ook afkomstig van het Tjonger en later onderwijzer te Munnekeburen, op het idee om te gaan studeren voor onderwijzer. Na zijn zware dagtaak ging hij vroeg in de avond vaak naar meester Dijkstra voor les en studeerde hij tot diep in de nacht. 's Winters in de kou op een klein zolderkamertje. Soms zat hij met zijn voeten in een bak water om wakker te blijven. Hij slaagde in Groningen met hoge cijfers. Na het behalen van het diploma kwam hij als kwekeling te werken in Beetsterzwaag, waar hij zijn latere vrouw zou ontmoeten.
Joukje Apperloo-Brouwer, Marten Apperloo en hun zoon.
M. APPERLOO
Yn Gods Takomst
Yn dit boek wurdtin faset biskreat fan it emigrantelibben yn Australi Sjoerd Kamminga, fiskerman yn (omkriten fan Ychtnerhrêge set him m syn hou Gjaltsje Postma en harren tv bern nei wenjen yn dat fiere làn. D hawwe hja to kampen mei allerhan, tsjinslaggen, dy't weilsin binne fo praktysk elke emigrant.
Hja krije op lèst oanslach op in skieppebuorkerij ein it binnenlán yn. Dêr komme hja) oanreitsing mei de autochtone bifolkin ek yn tsjerke. Dêr ek bilibje hja h kristenwêzen as hwat nijs, mei't hja y: sjogge, dat it libben allinne mar wearr hat, hwannear't it sjoen wutdt as brokje fan de takornst fan it ryk fan Kristus,
Tot en met de Tweede Wereldoorlog heeft Apperloo diverse standplaatsen gehad, maar langer dan anderhalf jaar hield hij het nergens uit. Rond 1940 zijn er van Apperloo een drietal boeken met Onderwijsmethoden verschenen. In 1948 en 1949 verschenen er van hem twee boeken voor Bijbelonderwijs en in 1950 werd er door hem een kinderbijbel uitgegeven.
Na de oorlog kwam Apperloo op voorspraak van prof. dr. Banning in dienst van de Synode der Ned. Herv. Kerk. In deze periode schreef hij een serie schoolboekjes. In 1950 raakte Apperloo betrokken bij de opvang van Nederlandse emigranten in Australië. Vanwege het feit dat de kinderen moesten gaan studeren, besloot de familie Apperloo weer naar Nederland terug te keren. Ze kwamen in 1956 terug, met het laatste schip dat nog door het Suezkanaal mocht, vanwege politieke spanningen.
Met het schrijven was Marten inmiddels wel doorgegaan en in 1949 verscheen zijn eerste roman met als titel 'Als de heide bloeit' , een streekroman, waarvan de tweede druk in 1976 verscheen.
Ook verscheen in 1949 zijn boek 'De nieuwe aarde'. En hier komen we dus bij ons uitgangspunt: de sociale geschiedenis en verhoudingen in onze dorpen komt in dit boek duidelijk naar voren. Apperloo geeft dat in dit boek, zonder echt rancuneus te worden, goed weer.
De verhalen van herkenbare situaties, personen en gebeurtenissen deden nogal wat stof opwaaien. Hij schreef dit boek overigens onder het pseudoniem Jouke Brouwer en gebruikte op deze wijze de naam van zijn echtgenote Joukje Brouwer. Hij heeft dit pseudoniem maar voor één boek gebruikt.
In 1951 verscheen 'De laatste tocht'. Daarin komen werkzaamheden en locaties uit onze omgeving nog wel naar voren, maar de personen in deze streekroman zijn al fictief. Wel heel duidelijk beschrijft Apperloo hierin een van de legendes van het Tjeukemeer. Deze legende gaat in het kort over het gegeven, dat een aantal rijke Joden het meer wilden kopen en om de koopsom te bepalen, werd er in het diepste deel een paal in de bodem geslagen. Daar omheen moesten dan zoveel goudstukken worden gestort, dat wanneer ze boven water zichtbaar werden, die hoeveelheid goud dan de prijs zou zijn voor de koop van het meer. Apperloo ver-romantiseert de legende verder in het boek en er rust uiteindelijk een vloek op de goudstukken.
In 1952 verscheen zijn boek 'Marcus Ketsebol" en in dit boek komen ook weer de sociale verhoudingen duidelijk naar voren. In 1957 verscheen 'De Gulden Draeck', een historische roman, waarin zich gebeurtenissen afspelen rond de Verenigde Oostindische Compagnie omstreeks 1660. In 1963 won Apperloo met zijn in het Fries geschreven boek 'Yn Gods Takomst" de eerste prijs in een door de K.F.F.B. uitgeschreven romanprijsvraag. Deze afkorting staat voor 'Kristlik Fryske Folksbibleteek'. Een bekend boek met als inhoud het leven van Australische emigranten.
Verder zijn er nog een flink aantal onderwijsmethoden van zijn hand verschenen. Ook heeft Apperloo godsdienstige verhalen gepubliceerd en in 1950 verscheen er een kinderbijbel met 114 tekeningen van F. Mortens. Dat was het pseudoniem voor Marten Apperloo. Tevens zijn in allerhande tijdschriften, zowel in het Fries als in het Nederlands, verscheidene artikelen van zijn hand verschenen, verspreid over de jaren 1936 - 1977, waarvan er één werd bekroond met de Rely Jorritsmaprijs.
Een andere schrijver uit onze omgeving was Hendrik Hoogeveen, geboren te Vierhuis op 24 aug. 1903 en overleden 17 nov. 1981. Zijn ouders waren Uilke Hoogeveen en Antje de Jong. Ze woonden waar nu de fam. Ketellapper woont. Na zijn opleiding tot onderwijzer aan de Normaalschool te Lemmer, was hij van 1921 tot 1930 werkzaam aan de Chr. School te Oosterzee. Op 28 aug. 1930 trouwde hij met Uilkje van der Wal uit Rotsterhaule. Van 1930 tot 1933 was hij hoofd van de Chr. School te Schettens. Daarna verhuisde het gezin Hoogeveen naar Oosterwolde, waar Hoogeveen tot 1968 het Chr. onderwijs diende. Hoogeveen was ook actief op kerkelijk gebied en schilderen was een van zijn grootste hobby's.
Hendrik Hoogeveen was, evenals Apperloo, ook een zeer productief schrijver. In 1934 verscheen zijn eerste boek, een jeugdboek met als titel 'Het was maar een woonwagenjongen'. Tot en met 1975 heeft hij 25 jeugdboeken geschreven. In 1981 verschenen er nog twee Friese vertalingen, te weten 'Mei de kop yn 'e wyn' en 'As de diken brekke'. Dat laatste was de vertaling van zijn meest bekende boek 'Het tentjochie van de Zevenbuurt'. Dit boek geeft het verhaal en de belevenissen weer van een jongen tijdens de watersnoodramp van 1825. De gebeurtenissen spelen zich af op het Tjonger, in Delfstrahuizen en Vierhuis.
Aspecten zoals de turfmakerij en verplichte winkelnering komen ook in dit boek aan de orde en ook de reddingsacties van Harmen Jans Groen van Vierhuis spelen een rol en daar betrekt Hoogeveen er weer een stukje waargebeurde streekhistorie bij. Ook in dit boek komt, evenals bij Apperloo, de Christelijke levensinstelling naar voren. Veruit de meeste boeken van Hoogeveen waren dus jeugdboeken. Veel boeken zijn gerelateerd aan historische gebeurtenissen, zoals o.a. het rampjaar 1672. Jongelui hebben daarin belevenissen, die zich in onze streek afspelen, maar ook in plaatsen zoals Wolvega, Oldeberkoop en Sonnega enz.
Sommige boeken vertonen bepaalde overeenkomsten. Gewone jongens van eenvoudige komaf beleven heldhaftige avonturen met Friese helden van weleer, zoals Van Aylva, Greate Pier, Tsjerk Hiddes en Jancko Douwema. In diverse boeken bewijst Hoogeveen, dat hij uitstekend op de hoogte was met de Vaderlandse Geschiedenis, zowel op nationaal als op regionaal gebied. Boeken die je in één adem uitleest. Het positieve wint het altijd van het negatieve. Sommige boeken hebben duidelijk een boodschap, waarin onmiskenbaar de geloofsovertuiging van de schrijver tot uitdrukking komt. De boeken werden met Kerstmis ook wel als Zondagschool-geschenk uitgereikt. Wij geven U hier de lijst van alle boeken met de jaartallen, waarin ze zijn geschreven:
Na zijn pensionering ging Hoogeveen in de Friese taal schrijven. Er werd in 1975 een prijsvraag uitgeschreven voor goede Friese manuscripten en Hoogeveen stuurde zijn 'Tsjerk Hiddes' in en won daarmee prompt de eerste prijs. Het verscheen uiteraard ook in boekvorm. Hoogeveen heeft in die jaren tevens twee Friese romans geschreven en in 1980 verscheen 'Bileäm en de ingel'. Zo op het oog een bijbels thema, maar in het boek treffen we het verhaal over een smids-familie aan. Daarna heeft hij op verzoek van uitgever Callenbach nog twee van zijn boeken in het Fries vertaald. In een tijdsbestek van bijna 50 jaar heeft Hendrik Hoogeveen zijn boeken geschreven. Naast 30 boeken heeft hij meer dan 50 schilderijen gemaakt. Hoogeveen was Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Als derde schrijver willen we hier nog Date van der Werff uit Echten-2de brug noemen.ln tegenstelling tot de beide vorige schrijvers speelt in deze boeken onze streek nagenoeg geen rol. Toch willen we hem hier noemen. Van der Werff debuteerde in 1980 met de Friese roman 'Draaiende doarren'. Hij was toen al op vrij hoge leeftijd, 76 jaar. Twee jaar later verscheen zijn tweede roman 'Oansjen ofleafde' en vervolgens nog 'Gjin nacht sûnder stjerren'. Alle drie romans gaan over de zakenfamilie Leersma en ongeveer over dezelfde onderwerpen, hoewel het geen trilogieis.
Vervolgens willen we ook mevr. Rinskje van der Meer-Snijder uit Bantega vermelden. Met het verschijnen van haar boek 'Leven en werken in het Bantega van vroeger' is haar naam onlosmakelijk verbonden met het begrip 'streekhistorie' . Tot begin januari 1998 was mevr. Van der Meer nog vrijwel dagelijks bezig met deze hobby en altijd was haar vaste rubriek in het weekblad 'Zuid-Friesland' erg populair en werd door veel lezers zeer op prijs gesteld. Door haar activiteiten blijven er heel veel historische gegevens voor het nageslacht bewaard. Frou Van der Meer, zoals ze zichzelf in haar rubriek noemde, beschikte over twee eigenschappen, die haar goed bij haar hobby van pas kwamen: een goed geheugen èn ze kon uitstekend luisteren. Nu iets over haar boek. 'Leven en werken in het Bantega van vroeger' verscheen in 1982 in een oplage van 1000 stuks bij de drukkerij van het weekblad 'Zuid-Friesland' te Lemmer. Daar is de tweede druk ook bij inbegrepen.
In het boek behandelt de schrijfster, zoals de titel al aangeeft, hoe in de Echtenerpolder vanaf het begin van deze eeuw het vrij harde en moeilijke bestaan en de zware werkzaamheden in de turf, in de veehouderij en anderszins zich in onze contreien afspeelden. Op boeiende en directe wijze, die haar zo eigen was, vertelt zij over het wel en wee van vele families, waarvan er sommige hier al generaties lang wonen en werken. Verder staan er in dit boek een groot aantal oude foto's met daarbij een schat aan historische gegevens en namen.
Hierbij enige gegevens over de schrijfster. In 1918 kwamen Rinskje en haar broer Date en haar zuster Kee als pleegkinderen bij de fam. Date Mast in huis. In 1937 op 16 mei trouwde ze met Wietse van der Meer uit Wijckel in Gaasterland en ze kwamen ten zuiden van Oosterzee aan de Kooisloot te wonen waar ze een boerenbedrijf hadden. Uit hun huwelijk werden vier kinderen geboren, n.l. Hendrik, Harm en de tweeling Date en Luutsje. Het gezin Vander Meer was een zeer muzikale familie. Zich bezig houden met lokale historie vraagt een goede mobiliteit en Rinskje kon ook in dat opzicht steunen op de medewerking van Wietse, haar man. Wat voor Apperloo en Hoogeveen gold, gold ook voor Frou Van der Meer. In veel van haar publicaties komt haar geloofsovertuiging op duidelijke en directe wijze naar voren. Wij schreven al over haar wekelijkse stukjes in de 'Zuid-Friesland'. Er liggen plannen om deze stukken in boekvorm te laten verschijnen. Dat kan ze helaas niet meer meemaken. Ze is op 12 januari 1998 op 85-jarige leeftijd overleden. Het café van Date Mast gelegen aan de Kooisloot.
De foto is genomen tussen 1905 en 1910. Links Jacoba Kooy, later de vrouw van Albert Kooy uit Echtenerbrug, dan Willemke Mast-Bakker, Date Mast en rechts de vader van Rinskje, Hendrik Snijder. Hij is in 1918 tijdens de beruchte Spaanse griep overleden. Z'n vrouw, Neeltje Westerbeek was 10 dagen eerder gestorven.
Iemand die ook veel over onze omgeving heeft nagelaten, is de Bantegaster veehouder Cees Jongsma. Hij is geboren op 21 april 1921 en was inwoner van Nieuw Echten of Echtenerpolder, zoals dat in die jaren werd genoemd. Later had hij zijn melkveehouderij aan de Middenweg no. 173 in het huidige Bantega. Als raadslid en later wethouder van de gemeente Lemsterland en als bestuurslid van vele verenigingen had Jongsma veel bindingen met onze dorpen. Cees Jongsma was ook dichter en op prachtige wijze beschrijft hij in zijn gedichten het leven en werken in en rond het boerenbedrijf, over het eierzoeken, hardrijderij, de jaargetijden, beroepen zoals de melkster en wilsterflapper enz. Oude gebruiken zoals het 'Sinterklaasrinnen' heeft hij ook in mooie gedichten beschreven.
Een van zijn eerste gedichten 'By joun yn'e polder', dat hij al op 19-jarige leeftijd schreef, drukken we hier als eerste af.
In de omgeving in en rond de Echtener polder en zijn boerderij vond hij de inspiratie voor veel gedichten. De natuur speelt vaak een rol. In sommige gedichten beschrijft hij die natuur, waarin hij een groot deel van zijn leven vertoefd heeft, soms in combinatie met weersomstandigheden op prachtige wijze.
In 1946 verscheen de bundel 'Boer en dichter' van Cees Jongsma bij uitgeverij 'de Torenlaan' te Assen. Het bundeltje begint met het gedicht met de eerste regels: Ik bin foarst boer en dan pas sjonger, dichter Ik háld fan't wurk, dat my oan Fryslân bynt.
In 1949 werd zijn tweede bundel uitgegeven met de titel 'Under it ûleboard'. Daarna wordt het, althans wat het dichten betreft, stiller rond Jongsma. Uiteraard niet op bestuurlijk gebied. Pas in 1970 wordt Jongsma weer actief met zijn gedichten in het landbouwblad 'Het Bolwerk'. Op zijn eigen wijze komen er weer gedichten over de natuur en beroepen, die zich in het veld afspelen. Cees Jongsma moet een uitstekend waarnemer zijn geweest en als je die waarnemingen zo schitterend kunt verwoorden, dan ben je een dichter. In zijn gedichten hoor je de klompen in de knerpende sneeuw, zie je de eerste kieviten buitelen, ruik je haast de 'bûthûs' geur.
De bekende schrijfster Tine Mulder schreef al eens over hem 'het dichtwerk heeft voeten in deze aarde, de ogen over dit landschap dat ons zo vertrouwd is'.
Jongsma ging vaak in op actuele gebeurtenissen. Hij stak b.v.aan het begin van de Tweede Wereldoorlog zijn afkeer voor persoonsbewijzen en distributiebonnen enz. niet onder stoelen en banken. Indrukwekkend is zijn gedicht n.a.v. het fusilleren van de tien verzetsmensen te Doniaga in de laatste oorlogsweken. Het is tevens een goede historische weergave van de feiten, zoals die op die zwarte dag hebben plaatsgevonden. We drukken dit gedicht hierbij af, deels om aan te geven, dat Jongsma via zijn gedichten de actualiteit in het daglicht stelde, maar meer nog uit respect en piëteit voor deze tien helden, waaronder onze dorpsgenoten Wiepke Hof en Albert Koopman.
Wiepke Hof. Geboren 8 september 1916.
Albert Koopman. Geboren 14 februari 1917.
Met dit gedicht besluiten we dit stukje over Cees Jongsma. Hij is 21 maart 1996 op 75-jarige leeftijd te Lemmer overleden.
Wij kunnen, naar onze mening, dit hoofdstuk niet afsluiten, zonder de naam Piet van der Veen te noemen. Weliswaar geen schrijver of dichter, maar hij heeft zeer veel onderzoek naar het verleden van onze omstreken verricht. Alle dorpen, zowel Oosterzee, Echten, Bantega, maar ook Echtenerbrug hadden zijn belangstelling. Jarenlang heeft hij zijn bekende stukjes onder de naam 'ut de âlde doaze' in het weekblad 'Zuid-Friesland' gepubliceerd.
Ontzettend veel gegevens zijn er door zijn toedoen bewaard gebleven. Veel publicaties worden in de archieven van de Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden bewaard. Piet van der Veen gold als een echte streekhistoricus. Ook in het verenigingsleven is hij vele jaren actief geweest. Met name bij de plaatselijke Vogelwacht was hij vanaf de oprichting nauw betrokken. Tijdens het Sa-jarig jubileum van deze vereniging in maart 1996 is hij nog onderscheiden met de 'Sulveren Ljip'. Van der Veen is op 10 december 1996 op 73-jarige leeftijd in verpleeghuis 'Flecke' te Joure overleden.
Reactie plaatsen
Reacties
Prachtige verhalen.
Heel herkenbaar.
Jammer dat de foto's van Albert Koopman en Wiepke Hof verwisseld zijn.
De foto's zijn hersteld, dank voor uw bericht hierover...