Zuiderzee en Polderwerk |1|

Bron Wikipedia; Het Flevomeer rond 500 v.Chr. Aan het begin van het Subatlanticum bestond het Flevomeer al.

Bron Wikipedia; Het Aelmere rond 800 n.Chr., nu een echt binnenmeer, waaruit na nog een paar grote overstromingen enkele eeuwen later de Zuiderzee ontstond.

Kaart van Johannes Janssonius - 1658

In het Subatlanticum bestond er hier reeds een merencomplex en het werd rond de jaartelling door Romeinse auteurs Lacus Flevo (Flevomeer) genoemd. Dit merencomplex was toen nog relatief klein en stond in verbinding met de zee door een riviermonding of misschien een nauwe zeearm, waarschijnlijk het Vliestroom kanaal, tussen wat later de eilanden Vlieland en Terschelling zouden worden. Het Marsdiep was toen nog een riviermonding (fluvium Maresdeop). In deze periode stond de Zuiderzee nog bekend als Aelmere. Gedurende de vroege middeleeuwen begon dit te veranderen. Onder invloed van de warme periode van 800-1200 steeg het zeeniveau. In 838 was er een eerste grote overstroming, waarbij volgens twee bronnen een groot aantal plaatsen werd verwoest. Daarna bleef het ruim twee eeuwen rustig.

De definitieve klap kwam met een serie van stormen in de 12e en vooral 13de eeuw, waarbij grote delen van het het veenland wegsloegen. Het begon met de Julianavloed in 1164. Na de overstromingsrampen van 1212, 1214 en 1219 (eerste Sint Marcellusvloed) en 1248 brak het zeewater in het Almere in, waarbij naar verluidt de duinenrij bij Callantsoog werd weggeslagen. De natuurlijk ontstane barrières waren gebroken. Uit het binnenmeer was een binnenzee ontstaan. Na de stormramp van 1282, waarbij de verbinding tussen Texel en het vasteland wordt doorbroken, en de desastreuze Sint Luciavloed in 1287, waarbij vele tienduizenden doden vielen, was dit proces voltooid en kwam de naam Zuiderzee algemeen in zwang.

De overlevende bewoners van het omliggende land maakten er het beste van en werden actief in de handel. Handelsschepen bevoeren de zee; havensteden als Kampen en Harderwijk behoorden tot de Hanze, en via de Zuiderzee voeren VOC-schepen naar Hoorn en Amsterdam. Ook werd er volop gevist. In 1900, toen de Zuiderzeevisserij op haar hoogtepunt was, waren er zo'n 3000 platbodems actief waarmee werd gevist op haring, ansjovis, paling, bot en garnalen.

Keerzijde waren de voortdurende overstromingen, waarbij regelmatig veel slachtoffers vielen. Veel voormalige vissersdorpen rond de vroegere Zuiderzee kennen een monument voor vissers die niet van zee terugkeerden.

In de loop van de negentiende eeuw rees het plan de Zuiderzee helemaal of gedeeltelijk in te polderen. Voor de internationale handelsvaart was de Zuiderzee toen al niet meer zo belangrijk. Inpoldering paste ook in het vooruitgangsgeloof van het tijdperk van de industriële revolutie. Het project zou veel nieuwe landbouwgrond opleveren, en zou de immer bedreigde kustlijn met ruim 250 kilometer inkorten. Dat laatste was van groot belang, omdat de Zuiderzee bekendstond als een woeste zee, die regelmatig voor overstromingen zorgde in het steeds dichter bevolkte Nederland.

Plannen om de Zuiderzee te temmen bestaan al heel lang. Hendrick Stevin (1667) was een van de eerste die met een plan kwam om de Zuiderzee droog te maken.

Met het aannemen van de Zuiderzeewet in 1918 werd besloten tot de aanleg en inpoldering van de Zuiderzee/IJsselmeerpolders, het plan "Lely". Zijn plan was vooral om veiligheid te scheppen, daarnaast zou er land worden gewonnen en zouden de dijken korter worden. Goede verkeersverbindingen zouden mogelijk worden. Dit plan was helaas technisch gezien toen niet mogelijk.

Uiteindelijk was het ruim twee decennia later dat het tot een definitief plan kwam.
Dit plan was door de heer Lely, toen chef technisch onderzoek van de Zuiderzeevereniging, ontwikkeld. Zijn oplossingen waren bevredigend, bij de definitieve uitvoering hoefde het plan slechts op details gewijzigd te worden. Toch zou het bijna twintig jaar duren voordat met de uitvoering begonnen kon worden. Men vond het plan van Lely te duur. De doorslag van aanvaarding was de enorme overstroming van 1916. Ook bestond er een dreigend voedsel gebrek door het isolement van Nederland tijdens de eerste wereldoorlog.

In 1901 diende Lely als minister van Waterstaat een wetsontwerp in voor de aanleg van een Afsluitdijk en de aanleg van de twee kleinste polders, maar toen hij na de verkiezingen niet in het kabinet terug kwam werd dit wetsontwerp weer ingetrokken. Een wetsontwerp uit 1907 om de Wieringermeer in te polderen, werd in 1913 ingetrokken met de bedoeling om direct daarna een verdergaand, nieuw wetsontwerp in te dienen.

In dat jaar was Lely weer minister van Waterstaat geworden op voorwaarde dat de Zuiderzeewerken een onderdeel zouden worden van het regeringsprogramma. Dit gebeurde, dus kon Koningin Wilhelmina in haar troonrede op 16 september 1913 de historische woorden spreken: 

"Ik acht den tijd gekomen om de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee te ondememen. Verbetering van den waterstaatkundigen toestand der omliggende provincien, uitbreiding van grondgebied en blijvende vermeerdering van arbeidsgelegenheid zullen daarvan het gevolg zijn. Een wetsontwerp tot uitvoering van die afsluiting en gedeeltelijke droogmaking zal U worden aangeboden.

Moge Gods zegen op Uw veelomvattenden arbeid rusten!

Ik verklaar de gewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend".

Plan van 1925, inzake de afsluiting en droogmaking der Zuiderzee

Polders in Friesland

  • Banckspolder: De Banckspolder is een polder op Schiermonnikoog. De eerste dijken van de polder werden door de monniken van het cisterciënzerklooster aangelegd.
  • Friese Hempolders: De Friese Hempolders zijn polders die in de 12e eeuw en 13e eeuw in Friesland werden aangelegd, langs de zuidrand en gedeeltelijk de oostrand van de voormalige Middelzee.
  • Geeuwpolder: De Geeuwpolder (Fries: Geaupolder) is een natuurgebied aan de zuidwestzijde van het Sneekermeer, dat in de Nederlandse provincie Friesland ligt.
  • Haanmeer: Het Haanmeer of Heenmeer, is een droogmakerij en voormalig meer in Friesland tussen Koudum en Hindeloopen. In 1858 werd het 177 hectare grote meer drooggelegd.
  • Hempensermeer: Het Hempensermeer is een droogmakerij en polder in de buurt van het Friese dorpje Hempens. De 90 ha grote polder viel in 1784 droog. Hij werd van 1863 tot 1955 bemalen door de Hempenserpoldermolen.

Inpolderingen in Zuidwest-Friesland.

  • Makkumermeer: Het Makkumermeer of Koudmeer is een droogmakerij en voormalig meer in de Nederlandse provincie Friesland ten oosten van Makkum. In 1879 werd het 375 hectare grote meer drooggelegd.
  • Marneslenk: De Marneslenk is een voormalige zeearm ten zuiden van Harlingen. Vanaf ca het jaar 300 begon de zeespiegel te stijgen en breidde het Almere (meer) uit tot de Zuiderzee. In die periode ontstonden ook de Middelzee en de Marneslenk. In de jaren 1100-1300 werd de Marneslenk stukje bij beetje ingedijkt. Op dit moment bestaat de Marneslenk uit weilanden en ligt het boven zeeniveau
  • Middelzee: De Middelzee of Boorndiep was een middeleeuwse zeearm in de Nederlandse provincie Friesland. Ze begon ten oosten van Bolsward, boog ten noorden van het huidige Sneek naar het noorden. Haar 'monding' lag in wat nu Het Bildt is, ten zuiden van het Borndiep tussen Ameland en Terschelling.
  • Parregaastermeer: Het Parregaastermeer of Zuidermeer is een droogmakerij en voormalig meer in Friesland ten westen van Parrega. In 1879 werd het 1016 hectare grote meer drooggelegd.
  • Sensmeer: Het Sensmeer is een in 1632 drooggelegd meer in Friesland. Bij het polderhuis ontstond de buurtschap Blauwhuis.
  • Tochmaland (polder): Tochmaland is een polder ten noorden van het Friese dorp Kollum, dat ligt in de Nederlandse gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland. De polder Tochmaland werd in 1892 aangelegd op initiatief van een aantal boeren, die iets wilden ondernemen tegen regelmatig optredende wateroverlast in dit laaggelegen gebied, een voormalige zeearm. Ze legden daartoe een ringdijk aan, groeven een aantal sloten en kochten voor de bemaling van de polder een molen.
  • Wargaastermeer: Het (De Groote) Wargaastermeer, thans de Wargaastermeerpolder, is een droogmakerij en polder ten zuiden van het Friese dorpje Warga. De 220 ha grote polder viel in 1633 droog.

De Hempensermeer en de Grote Wargaastermeer zijn zeldzaam authentieke voorbeelden van oude droogmakerijen in Friesland. Zeldzaam omdat de ruimtelijke structuur ervan nauwelijks is aangetast, maar bovenal schaars omdat er in Friesland in de zeventiende en achttiende eeuw slechts ruim 1500 hectare land in de vorm van droogmakerijen is aangewonnen. Friesland is bovendien buiten de beide Hollanden de enige provincie waar we nog droogmakerijen van voor 1800 aantreffen.

  • Workumermeer: Het Workumermeer is een droogmakerij en voormalig meer in Friesland ten noordoosten van Workum. In 1877 werd het 187 hectare grote meer drooggelegd. De polder die ontstond na de drooglegging heet officieel Polder de Beveiliging en ligt op het diepste punt 3,2 meter beneden zeeniveau. Ook is er een voormalig eiland dat hoog boven de polder uitsteekt.

Lely tekende in de Zuiderzee vijf grote polders, waarvan er vier zijn aangelegd. De plaats van de polderdijken werd bepaald door de kleigebieden, met kleine toegevingen aan de IJsselmonding en een kanaalverbinding vanuit Amsterdam. Van de vijf polders is er één, de Markerwaard, niet aangelegd. Flevoland is in twee delen aangelegd, Oostelijk Flevoland en Zuidelijk Flevoland.
De grond in deze polders zou uitstekend geschikt zijn voor landbouw. Het droogleggen van de Waddenzee zou niet aantrekkelijk zijn, de grond zou ongeschikt zijn voor de landbouw.

Een polder is een door waterkeringen omgeven gebied waarvan de waterstand kunstmatig geregeld kan worden. De waterstand binnen de polder is hierdoor lager dan in het omliggende gebied. Polders worden in het algemeen doorkruist door watergangen. Voor de waterhuishouding is het noodzakelijk dat de sloten goed door kunnen stromen. Om hiervan zeker te zijn worden de sloten twee keer per jaar geschouwd: er wordt gecontroleerd of het water diep genoeg is en of er geen waterplanten in het water staan. Eigenaren van land grenzend aan water zijn verplicht om hun sloten te schouwen.

Een polder is een waterstaatkundige eenheid, dat wil zeggen dat het geen verbinding heeft met het buitenwater behalve via kunstwerken. Een poldermolen, gemaal (soms meerdere) of afwateringssluis regelt het polderpeil; via inlaten kan (vers) water worden binnen gelaten. Een polder is omgeven door een of meerdere waterkering(en).
In delen van een polder kan een hoger peil worden gehanteerd. Dit wordt geregeld met behulp van stuwen.

Inpolderingen in Zuidwest-Friesland.

In Zuidwest-Friesland is in vroeger tijden veel ingepolderd, alleen is men hier niet zo rigoureus te werk gegaan als in Noord-Holland. Hierdoor staat Zuidwest-Friesland nog steeds bekend om zijn uitgestrekte meren.

Ingepolderde meren:

  1. Haanmeer of Heenmeer, tussen Koudum en Hindeloopen.
  2. Makkumermeer of Koudmeer, ten oosten van Makkum.
  3. Parregaastermeer of Zuidermeer, ten westen van Parrega.
  4. Sensmeer/ Atzemeer, ten zuiden van Blauwhuis.
  5. Staverensemeer of Noordmeer en Zuidmeer), ten oosten van Stavoren.
  6. Workumermeer, ten noorden van Workum.

Bron: wikipedia

HISTORISCHE DATA:

De geschiedenis der Zuiderzeeafsluiting.

  • 1887. Ir. Lely ontwerpt een plan tot drooglegging der Zuiderzee.
  • 1918. Het ontwerp van minister Lely tot wet verheven.
  • 1919. Instelling van den Dienst der Zuiderzeewerken.
  • 1920. Aanvang der werkzaamheden aan den dijk tusschen Noord-Holland en Wieringen.
  • 31 Juli 1924. 8 uur. De verbindingsdijk Holland—Wieringen gesloten.
  • Voorjaar 1927. Aanvang der werkzaamheden aan den dijk tusschen Wieringen en Friesland.
  • 22 Nov. 1931. De Middelgronden gedicht.
  • 1 April 1932. Aanvang van de sluiting van den Vlieter.
  • 28 Mei 1932, 's middags te 1 uur 2. De afsluitdijk gedicht.
  • De Zuiderzee is een meer.....

Lely, de waterbouwkundige, wordt als drie-en-dertigjarige aangesteld als ingenieur der in 1886 opgerichte Zuiderzee-vereeniging. Zijn taak is het, een studie te maken omtrent de mogelijkheden van afsluiting en drooglegging van de Zuiderzee, de Wadden- en de Lauwerszee. In zijn beroemde acht nota's, welke verschijnen in de jaren 1887—1891, behandelt hij het geheele vraagstuk tot in bijzonderheden, en ontvouwt hij zijn plan, dat zich bij uitstek kenmerkt door de geniale uitwerking van de gedachte der afsluiting en de knappe ontleding van het vraagstuk van de binnenzeeën, welke als zoetwaterbassin temidden van de door droogmaking te winnen gronden zal moeten
worden behouden. Bovendien kenmerken zich zijn studiën door de beperking der plannen tot de eigenlijke Zuiderzee, dus zonder indijking van wadden en Lauwerszee.

In het originele ontwerp dat Lely voor de Afsluitdijk maakte zou de Afsluitdijk niet bij Cornwerd, maar bij Piaam aansluiten op de Friese kust. Een staatscommissie onder leiding van Nobelprijswinnaar Lorentz berekende dat de getijslag (het verschil tussen eb en vloed) sterk zou toenemen als de dijk zou aansluiten bij Piaam. Toename van de getijslag zou de stroomsnelheden doen toenemen en de aanleg van de dijk bemoeilijken. Ook bleek de ondergrond op het geprojecteerde tracé van de Afsluitdijk niet ideaal voor de aanleg van een dam. De commissie Lorentz adviseerde daarom de Afsluitdijk iets noordelijker aan te leggen, waardoor de toename van de getijslag minder werd.

Wie op de kaart kijkt ziet dat de Afsluitdijk in een knik aansluit op de Friese kust. Deze verandering in het tracé is aangebracht om de uitstroom van het IJsselmeer te vergemakkelijken. Het sluizencomplex van Kornwerderzand watert af op de schuine geul van de Middelgronden. Het leek de ingenieurs het beste om het sluizencomplex recht op de geul te plaatsen, zodat het water in een rechte lijn wegstroomt. Bron Wikipedia.

De in 1919 opgerichte Dienst der Zuiderzeewerken - Ingenieur H. Wortman, inspecteur-generaal van Rijkswaterstaat - krijgt de opdracht de voorbereidingen voor 'dit tot dan toe grootste bouwkundige project uit de Nederlandse geschiedenis' te treffen. Wortman werd opgevolgd door ir. Victor de Blocq van Kuffeler.

Amsteldiepdijk 1920-1924 In juni 1920 werd het eerste deel van het werk aanbesteed: de aanleg van de 2,5 kilometer lange Amsteldiepdijk van Noord-Holland naar het eiland Wieringen. Bij dat project werd nuttige ervaring opgedaan die later van pas kwam bij de aanleg van de Afsluitdijk. Op 31 juli 1924 was de dijk, met een lengte van 2½ kilometer, gereed. Hij vormde de eerste stap tot de inpoldering van de Wieringermeer en de afsluiting van de Zuiderzee. Deze dijk (op Wieringen ook wel aangeduid als de Korte Afsluitdijk) Aan de aanleg van deze dijk werd + 4 jaar gewerkt. Toen hij werd gesloten, betekende dat het einde van het eiland Wieringen.

De Inpoldering van de Wieringermeer.

In 1924 kwam aan het eilandbestaan een einde, doordat op 31 juli het Amsteldiep samen met het Ulkediep werd afgesloten. De Amsteldiepdijk wordt ook wel de Korte Afsluitdijk genoemd. In 1930 kwam de oostelijke Wieringermeerdijk in de Zuiderzee tot stand, en daarmee de aangrenzende polder de Wieringermeer. De afsluiting van de Zuiderzee werd in 1932 voltooid door de grote Afsluitdijk, die Wieringen met Friesland verbindt. Deze dijk begint bij Den Oever.

Bron: wikipedia

Voor enkele jaren is de dijk van Ewijksluis naar Wieringen klaar gekomen. Dit was de eerste der
zware dijken, welke gelegd moeten worden voor de droogmaking der Zuiderzee. Thans is de keileemen kern van den dijk van Medemblik naar Den Oever het Oostelijkste punt van Wieringen
klaargekomen en daarmede is de eerste der vier Zuiderzeepolders afgesloten. Weliswaar moet de
dijk nog worden afgewerkt, d.w.b. een beschermende steenlaag moet onder anderen nog worden
aangebracht, maar men hoopt toch binnenkort met de bemaling te kunnen beginnen.

In 1924 heeft de commissie Lovink een verslag uitgebracht met het voorstel een proefpolder aan te leggen. In deze polder konden, op kleine schaal, praktische ervaringen worden opgedaan met het in cultuur brengen van de gronden in de nieuw aan te leggen Wieringermeer. Deze gronden bevatten een hoog zoutgehalte omdat deze eeuwen door zeewater waren bedekt. Om die reden werd in 1926-1927 bij het dorp Andijk een 40 hectare grote Proefpolder aangelegd. Op 27 augustus 1927 is de proefpolder drooggevallen. De kosten van deze polder hebben ongeveer 1 miljoen gulden bedragen, een relatief hoog bedrag in vergelijking tot nog aan te leggen en veel grotere polders.

Wieringermeer 1927-1930.

De polder was rond het jaar 1000 nog gewoon land, er was zelfs meer land dan zoals de polder is ingepolderd. Niet geheel duidelijk is of het behoorde bij de gouw Texla, of dat Wiron een afzonderlijke gouw was. Door de stormen van onder andere 12e eeuw was het gebied onder water gelopen en onderdeel van de zee geworden. De stroomgeulen van het Ulkediep en Amsteldiep liepen door het gebied. Deze werden reeds in 1924 afgesloten met een dijk die het eiland Wieringen verbond met het vasteland. Met de aanleg van de Wieringermeerpolder werd in 1927 begonnen. Bij het droogmaken werd gebruikgemaakt van een elektrisch gemaal, nabij Medemblik. De start van de bouwwerkzaamheden was in februari 1928. Ten zuiden van Den Oever op Wieringen is gemaal Leemans gebouwd, een dieselgemaal met een tweetal pompen van 250 kubieke meter per minuut. Gemaal Lely had drie pompen van 400 kubieke meter elk. Op 10 februari 1930 werden de pompen in gebruik gesteld om 6 miljoen kubieke meter water buiten de dijken te krijgen.

Volgens het oorspronkelijke plan zou de polder pas worden aangelegd als de Afsluitdijk zou zijn voltooid. Maar omdat Nederland grote behoefte had aan landbouwgrond werd de aanleg versneld. De nieuwe polder bestond voor het grootste gedeelte uit akkerland.
In de Wieringermeer werden vier dorpen aangelegd. De centrumplaats is Wieringerwerf, in het zuiden ligt Middenmeer, in het westen Slootdorp en in het oosten Kreileroord. De polder bestaat voor het grootste deel uit akkerland, gesymboliseerd door het beeld De Maaier in het centrum van Wieringerwerf.

De Wieringermeer werd een soort proefpolder voor de inrichting van het nieuwe land en de opbouw van een samenleving. Hiervoor had de proefpolder Andijk immers niet genoeg ruimte geboden. De dijk moest nu in de Zuiderzee worden aangelegd, en moest ook zwaarder worden uitgevoerd. De polder was feitelijk geen IJsselmeerpolder, maar een Zuiderzeepolder (de zogenaamde Noordwestpolder). Op 21 augustus 1930 viel de polder droog. Vanaf 1934 werd het nieuwe land in cultuur genomen. De uitgifte van land gebeurde hierbij voor het eerst via de overheid. Deze wilde de problemen die waren ontstaan in de eerste jaren na de drooglegging van de Haarlemmermeerpolder voorkomen (vooral particulier initiatief, waarbij veel armoede bestond en zelfs malaria uitbrak). De kavelgroottes voor nieuwe boeren werden door de machtige Wieringermeer directie bepaald op 20 hectare en uitgegeven middels een pachtsysteem.

De kennis, opgedaan in de Wieringermeer, kon bij de latere, grotere polders worden benut.
De dijk rondom de Wieringermeer was zo sterk dat zij ook stand zou houden als de Afsluitdijk, die toen nog in aanleg was, zou doorbreken. Toch werd, ter geruststelling van de nieuwe inwoners, midden in de polder een vluchtheuvel aangelegd, de laatste terp die in Nederland is opgeworpen. Vijftien jaar later bleek deze vluchtplaats onverwacht van groot belang.
Op 17 april 1945, vlak voor de bevrijding, bliezen de Duitsers in het noorden van de Wieringermeer de dijk op. Meer dan 700 miljoen kubieke meter water overspoelde de polder. Een groot deel van de gebouwen werd verwoest. Acht maanden later, op 11 december 1945, was de polder weer geheel drooggemalen.

Afdruk van www.zuiderzeecollectie.nl: Werkzaamheden bij het sluitgat van de Middelgronden in de Afsluitdijk. De Middelgronden was naast het Gaatje, de Vlieter en de Blinde Geul één van de vier sluitgaten die gedicht moest worden.

Afsluitdijk 1927-1932.

De aanleg van de Afsluitdijk was het belangrijkste onderdeel van het Zuiderzeeproject. In 1927 begon men aan de noordoostpunt van Noord-Holland en het in westen van Friesland tegelijkertijd met de aanleg. Op 28 mei 1932 werd het laatste sluitgat gedicht. Hiermee veranderde de Zuiderzee in IJsselmeer.

De Afsluitdijk is dertig kilometer lang. In 1933 kon de weg over de dijk voor het verkeer worden opengesteld. De geplande treinverbinding is er echter nooit gekomen. De laatste stroom zeewater, die door het nog slechts nauwe geultje naar binnen stroomde, is op de foto vereeuwigd. Het povere restje van de vloedgolf die eens tweemaal per etmaal de Zuiderzee binnentrok en in alle havenplaatsen zijn werking deed gevoelen.

Thans is het afgeloopen. Getijden kent de afgesloten Zuiderzee niet meer. Het kleine beetje water dat nog door het laatste gat naar binnen kwam, was niet meer in staat om het peil van die uitgestrekte waterplas merkbaar te verhoogen. Nog stroomde het zeewater met kracht naar binnen, als een waterval, maar reeds lagen de monsterachtige constructies van het menschelijk vernuft gereed om het ook dezen laatsten toegang onmogelijk te maken.

Op de deze foto's zien we hen bezig. Twaalf bakken, vol keileem werden er in het gat gestort, naar we weten. Hier is het moment vastgelegd, waarop een dier geweldige grijpers juist zijn kaken heeft geopend en de klonten keileem in het water heeft laten neerplonsen. Op den achtergrond ligt de vloot der M.U.Z., alle schepen vlaggen en sommige zijn zelfs gepavoiseerd. Het heeft iets van de kermispolle bij Sneeker hardzeilen. Met spanning ziet men vanaf de schepen toe. Zou er op 't laatste oogenblik nog tegenslag komen? Het is haast niet aan te nemen.

Reeds staat het zoontje van Ir. De Blocq van Kuffeler met de seinvlag gereed en de machinisten op de booten en bakken hebben reeds de hand aan de stoomfluit geslagen, gereed om op het eerste sein de lucht te verscheuren met hun geloei. Wel is het geluid natuurlijk onzichtbaar, maar de stoom, die uit de fluiten en sirenes wordt gedreven suggereert ons toch het lawaai, dat er gemaakt wordt.

Het gat in de Vlieter is dicht, de machtige zee is bedwongen. Op het volgende oogenblik (de vierde foto) doen reeds alle schepen mede aan 't oorverdoovend concert. Op de pas tot stand gekomen dam, nog week en glibberig, wagen zich de toeschouwers, vol ijver om de eerste te zijn, die de overtocht heeft gedaan.

Met opgestroopte kleeding begeven ze zich op het pasgestorte keileem. Nog één moment, en Friesland en Noord-Holland reiken elkander van weerszijden de hand. Voor het eerst sinds de geschiedenis een aanvang nam.

Wel vermelden onze kronieken, dat men vroeger van Stavoren naar Medemblik kon gaan over een plank, doch thans is de waterscheiding geheel weggenomen.
Wat hindert het, dat men tot aan de knieën in de keileem wegzakt? Dat moet men er voor over hebben om na verloop van jaren aan z'n kleinkinderen te kunnen vertellen, dat men behoort tot de eerste menschen, die op den 28 Mei 1932 te voet van den Frieschen op den Hollandschen Zuiderzeeoever overstapten. Och, straks zal het niets bijzonders meer zijn. Spoedig komt de tijd, waarop verreweg de meesten onzer het reisje over den afsluitdijk gemaakt zullen hebben.

Doch wij zullen er niet zoo heftig door ontroerd worden, als de menschen op deze foto, die tijdens het brullen van de sirenen en de algemeene opwinding van het groote oogenblik in puur enthousiasme over het versche keileem ploeterden, waar enkele seconden geleden nog de zee stroomde.

Het eerst over den Afsluitdijk. De heer R. W. Kijlstra, hier ter stede, de eerste, die, vijf uur na de sluiting van de Vlieter, den tocht van Holland naar Friesland over den Afsluitdijk volbracht.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.