Bewoner van het Achterom: Sake Visser (sake de Rus) Sake Visser (Sake de Rus) geboren op 6 februari 1857, overleden op 20 december 1944, zoon van Jacob Visser en Albertje Sakes Bergsma. Sake was gehuwd met Akke Koornstra.
De Schans, het Achterom en tussengelegen gebieden in het begin van deze eeuw.
Wij woonden tot mijn zevende jaar in de Heintjehoeksteeg. Als dan zondagsmiddags tegen enen de cafés leeg liepen, omdat er dan gegeten moest worden, kwamen de gasten die in het Achterom woonden voor ons huis langs. Als je vroeger als klein kind de straat niet op mocht werd er een hekje tussen de deurposten geschoven en dan kon het kind toch naar buiten kijken.
Op een keer, ik was toen drie jaar oud, en daar komt pake Ferdinand (Meinzes de Vries) aan in een opgewekte bui. Hij was een leuke prater en goedlachs. Hij ziet me staan, komt naar mij toe en zegt, geef ons pake eens een handje. Het middag eten stond op tafel, hij ruikt het zeker, stapt over het hekje heen en gaat bij de tafel zitten en pake Ferdinand at mee. Ik weet zelfs nog dat we snijboontjes met runderlapjes aten.
Hij woonde toen in de steeg tussen bakker Douma en Gerrit Visser, de hofmeester van de nachtboot. Aan de linkerkant achter Visser woonden toen Bloem van De Helling, dan pake Sake en oate Jette, daarnaast Nicolaas en zwarte Foek, dan pake Ferdinand, dan weer een Visser met een ringbaard, dan rooie Jansje en zwarte Hendrik aan het Achterom. Ze hielde toen blijkbaar wel van kleurige benaming.
Dan had je achter Douma wonen oude Willem de Jong (bijnaam Pippie) die had een soort logement. Dan Jacob Tijsseling en daarnaast Hielke Atsma en Johanna de Freule. Dat was een vrolijke oude tante. Ze had altijd een goed humeur en danste soms van vrolijkheid met de hand boven haar hoofd en één aan haar achterwerk, en dan knipte ze met haar vingers en riep "Sjanselawie". Wat het betekend weet ik niet, maar het was een uiting van blijdschap.
In de Heintjeshoeksteeg, was vooraan het café van Jensje Knol. Ik denk dat Jensje Knol in 1904 is overleden en hij lag opgebaard in de kamer tegenover ons huis en daar stonden van die hoge groenen glazen vazen voor het raam met bloembollen er op. Eigenaardig dat je dat na 70 jaar nog voor je ziet. Jensje Knol was de eerste overledene die ik gezien heb en ik vond het een gebeuren wat ik gewoon aanvaarde. Hij had een vrij lange baard. Ik zie nog die zwarte baar staan voor het café op de dag van de begrafenis. Het pand met tuin liep de richting Achterom door, tot het huis waar Wietse Postma en Zwarte Ant woonden.
Wietse was beroepsjager en Antje had en zocht klanten voor geschoten wild, eenden enz. 's Winters zag je hem met een grote ganzenroer (Ganzenroer. 19e eeuw. Zgn. 'vletbuks' of 'punt gun'. Achtkantige, in rond overgaande gladde loop) lopen, als er ijs en sneeuw was in een wit pak om de ganzen en zwanen te benaderen. Hij liep wel ver voorbij Tacozeil naar de zwanenbank.
Hij ging 's winters ook wel op otters jagen op het Tjeukermeer en had dan een zgn. otterpiek waarop het eind een vlijmscherpe punt met weerhaken, die was gestoken in een kurk voor bescherming. Wietse was een verwoede pijproker, toen hij ouder werd moest hij veel hoesten. Dokter Nauta verbood hem het roken, maar Wietse zei, dan maar dood dokter, maar ik blijf roken en dat heeft hij tot zijn laatste ademtocht gedaan. Zo is haast aan elk huis een verhaal verbonden.
Aan de andere kant van de steeg aan de Schans woonde toen Weduwe Klein, die had een kruideniers winkel, maar het was er niet erg druk. Juf Roefstra, van de bewaarschool woonde in de voorkamer. De concurrentie in de kruideniersbranche begon al een beetje, want Joost de Vries had aan de Schans een voor die tijd grote winkel geopend, met aan twee kanten een toonbank, dat was in 1904 of 1905 dat er was verbouwd, en ik er weer voor het eerst heen moest voor een boodschap. Ik vond het wel een beetje eng, want alles was veranderd. Er was een bediende in een witte jas en dat was een de Jong. Naar ik meen woonde die in het zgn. Paleis aan de Langestreek.
Ik zie nog de schilder bezig op de brede kozijnen naast de deur want daar maakte hij met een eendenpoot, waaruit een pees hing zwarte en rode stippen op de crème ondergrond. Aan de ene kant van de winkel woonde Jan de Blauw, en aan de andere kant was naar ik meen, de kleermakerij van Molenberg.
We gaan weer naar de steeg, achter weduwe Klein woonde Japie van Kleis en Klaske. Japie Visser is meen ik overleden op 95 jarige leeftijd. Van Japie alleen kan ik wel een krant vol vertellen. Toen ik een paar jaar geleden in Lemmer was, zat Japie aan het B.K. Plein v.h. Bakkershoek. Ik ga naast hem zitten en zeg, zie je wel wie ik ben?. Hij kijkt mij aan met zijn scherpe ogen en zegt de oudste van Manus. M'n naam was hij vergeten. Japie had een houten aakje dat in het blik zat, overgeijzerd zoals het genoemd werd, was altijd roze in de verf en had Nr. LE 48.
Jaap was klein van stuk, maar hij was een venijnig mannetje en was voor de grootste kerel niet bang. Zijn vrouw Klaske kwam van Balk. Op een keer komt Jaap thuis van zee en vindt de deur op slot. Klaske was naar Balk, misschien wel plotseling door ziekte. Maar dat nam Japie niet, de deur van het café van moeke Knol was schuin tegenover het huis van Japie, en hij ging van balorigheid maar wat borrels drinken. Even later springt hij achterstevoren dwars door het raam heen en slaat alles kort en klein. Ik hield er een doos vol mooie kruizemunten aan over van het kapotte servicegoed.
Dan volgde Marten en Aal. Marten werkte altijd bij het laden en lossen van de Lemmer nachtboot. Zijn roepnaam was "mannetje met de kluts". Dan wij, en er naast het huis van Cornelia Platte. Ze had verlamde benen en kwam nooit buiten. Van haar drie zoons werkte er twee in de Rokerij. Harmen was de kok, hij deed de huishouding en ging zondags lopend naar Oosterzee ter kerke. Dan woonde daar Gauke Bootsma en Maaike, met een groot gezin en dan Age en Aukje. Je ziet dat er in zo'n steeg heel wat lief en leed werd gedeeld en doorgaans meer leed dan lief.
Ik had het al over cafébezoek op zondagmorgen, dan was het daar altijd druk. Daar had je Minke Vegter bij de brug, nu naast Molenbergs textielzaak, Moeke Knol en in de bovenschans Boukje Meijer alle drie weduwen. Het zwakke geslacht bleek toen al sterk. Zoals ik al zei de cafés liepen tegen etenstijd leeg en de meeste mannen waren dan goed geluimd. Ik stond weer eens voor het hekje en daar komt Sake Visser voorbij, ik zeg "Dag Sake de Rus" hij kijkt mij aan met een paar taxerende ogen (van wie durft mij bij mijn bijnaam te noemen), en ik wordt nog te licht bevonden, anders was ik ook nog niet jarig geweest.
Ook in die tijd een bekende figuur was Sake Bergsma, grote Sake genoemd. Op een zondagmiddag komt Sake uit het café door het Achterom en daar staat Jansje van zwarte Hendrik in de deur. Sake was in een lollige bui en pakt Jansje om de middel en maakt met de tegenstribbelende Jansje zingend een rondedans.
In de steeg van Douma woonde Hielke de Freule. Hielke werkte in het huis van Marcus Davidson, handelaar in afvalproducten en antiek, die aan de Nieuwedijk woonde. Als er van een boer in de omtrek een paard was gestorven. Haalde Marcus het paard op en werd het gevild om de huid. Zo was er weer eens een paard, wat nog goed vers was en daar had Hielke grote stukken vlees van de billen gesneden en mee naar huis genomen. Maar Johanna had het in het vuilnisvat gegooid, want die vertrouwde het niet meer.
Afijn Hielke komt uit het café, hij lustte wel wat hartigs en begon te roepen: Hwer binne myn kluten hynsterfleis, hwer 'k ham fan meitsje woe, en Johanna riep terug: Se lizze al lang yn it jiskefet, gjin mins dy't frette woe.
Wat later, we woonde al op de Weverswal, lag schipper Hof, die met zijn beurtschip op Leeuwarden voer, oud ijzer te laden van Heijman Jacobs, die had het pakhuis ook achter zijn woonhuis aan het Achterom en hij ging er altijd met de hondenkar op uit om van alles op te kopen waar maar brood in zat, z'n vrouw hete Duifje en had een zoon en twee dochters. De zoon was al jong uit Lemmer, en was geloof ik commies, dochter Mette was huishoudster bij Klaas de Rook op de Visserburen. De andere dochter was naar ik meen wijkzuster in Oosterzee en omstreken en ik meen dat er naar haar een straat is vernoemd in Echtenerbrug.
Evert de Vries
De tekst, zover die leesbaar is:
Aan de Heer J. Korte
Kapsteeg
Edam
Eerst groeten aan Vrouw en kinderen en laat u weten dat ik in goede gezondheid ben, en hoop van u hetzelfde. Nu ik schrijf uit de Lemmer heb ik hier al een paar dagen veel werk gedaan, als bij u in 8 weken, maar ik verdien hier ook haast eens zoveel, dus dat verzoet het werk nogal weer. Verder gaat alles zijn gangetje. .. ook het kosthuis dat gaat nog….
Liefs nu zijt gezegend.
Afz. H. Jager
p/a H. Jongsma.
Achterom, Lemmer.
Foto van Anna Meyler: Beppe en Pake in het Achterom. (Akke van der Bijl en Sake Visser)
Enkele bewoners van het Achterom. Van links naar rechts: Jelle Visser (Witte (Wiete) Jelle, (zoon van Sake Visser (Sake de Rus) en Akke Koornstra), Gerben Bootsma (Gerben van Rubert) Klaas Visser (Dove Klaas) en Fimme Bootsma (Fimme van Rubert)
Bewoner van het Achterom. Jan Adriaan Visser, geboren te Lemmer op 19 maart 1893, overleden aldaar op 8 november 1963, 70 jaar oud, zoon van Sake Visser (Sake de Rus) en Akke Koornstra. Hij is getrouwd te Lemsterland op 11 september 1919, op 26-jarige leeftijd met zijn nicht Rimke Visser (22 jaar oud), geboren op 4 juli 1897, overleden te Sneek op 30 januari 1971, 73 jaar oud, dochter van Jelle Visser en Foekjen Sietsma.
De aak van (De vader van Anne Visser), Jan Adriaan Visser.

Jelle Visser en Foekjen Visser-Sietsma: Jelle Visser, geboren te Lemmer op 3 augustus 1869, overleden aldaar op 30 september 1947, 78 jaar oud, zoon van Jacob Visser en Albertje Sakes Bergsma. Hij is getrouwd te Lemsterland op 18 mei 1894, op 24-jarige leeftijd met Foekjen Sietsma (28 jaar oud), geboren te Sondel op 21 januari 1866, overleden te Lemmer op 20 september 1947, 81 jaar oud, dochter van Johannes Beernts Sietsma en Rimke Beerends Kouwenhoven. Jelle was eigenaar van de aak LE 45. Het gezin Jelle Visser heeft gewoond in het Achterom (H 116 en nr 30)
Bewoners van het Achterom. Aan boord van de LE 91 bezig met lijnvissen (hoekjen) aan het roer Jan Adriaan Visser, zoon van Sake Visser (Sake de Rus) en Akke Koornstra, midden Jelle Visser, zoon van Jan Adriaan, man op de rug is Teunis Visser (De Flapper).
Bewoners en ex bewoners van het Achterom. Van links naar rechts, op het eerste bankje Leeuwke Bootsma "Leeuwke van Riek", Wiep Visser, Andries. A. Visser, Willem van der Veen en Jan Poepjes. Op de bank rechts: Jaap Visser, Hendrikus Vlig, Andries. F. Visser "Ome Andries (Roelie), Renze Visser, en Sake Visser (Ingelse Sake) Op de middelste bank is alleen aan de rechter kant Reitze Lemstra, duidelijk te herkennen. Daar tegenover staat Klaas Bijlsma.
Bewoners van het Achterom. Sake (Reade Sake) Visser en Bienke Visser-Jager, met Gea en Roelie Spanjaard-Visser.
In het huisje met het stoepje naast het Logement heeft Roelie samen met haar ouders, zusters en broer gewoond. Ik herinner mij nog duidelijk hoe het destijds was. Dit huis had vroeger dienstgedaan als een winkelpand, waardoor men bij het betreden van de voordeur meteen in een ruime, open ruimte terechtkwam. In deze ruimte had ik van mijn vader enkele bijzondere geschenken ontvangen: een rekstok, ringen en een schommel. Het was werkelijk prachtig. Deze attributen werden bevestigd aan de balk in de kamer, en aan de rekstok brachten wij eindeloos veel tijd door met het maken van zogenoemde vogelnestjes.
We beschikten destijds over een ruime keuken en een aangename woonkamer. Via een houten trap was de bovenverdieping bereikbaar, waar zich de zolder bevond. Op de zolder sliepen de kinderen, terwijl vader en moeder voor zichzelf een aparte kamer hadden ingericht. Mijn bed was gesitueerd in de nabijheid van de houten trap. De warme en gemoedelijke sfeer, zoals Evert de Vries deze in zijn werk zo treffend heeft beschreven, bleef nog vele jaren voelbaar in het Achterom.
Onze vader bracht regelmatig allerlei verrassingen mee naar huis, waaronder op een gegeven moment een afspeelbare film van Walt Disney. Dit was een bijzonder moment: alle kinderen verzamelden zich op de grond met koekjes en warme chocolademelk om gezamenlijk de film te bekijken. Zowel vader als moeder deelden in de vreugde en genoten met evenveel enthousiasme als de kinderen zelf.
Later werd de eerste televisie geïntroduceerd in het Achterom, specifiek in het huis waar Evert heeft gewoond en waar destijds mijn vriendin Siena Akkerman, dochter van Jan en Betsje Akkerman, woonde. Tegen een vergoeding van tien cent per kind kregen wij de gelegenheid om daar op woensdagmiddag televisie te kijken. In die tijd genoten we onder andere van het programma De Verrekijker met Dappere Dodo.
Daarnaast bracht ik veel tijd door met Hanne ten Wolde, de zoon van Jan ten Wolde en Sjoerdje Rottiné. Ook Leo Bootsma, zoon van Gauke en Griet Bootsma, was vaak van de partij, evenals mijn neef Cornelis Visser. Op een bepaald moment hebben Hanne en ik een vuurtje gestookt, een gebeurtenis die ons nog lang zal bijblijven. De activiteiten in ús Honk waren eveneens memorabel en droegen bij aan een unieke en hechte buurtsfeer.
Bewoners van het Achterom. Op de school foto zien we v.l.n.r. Jacob, Gerrit en Hanne ten Wolde.
Foto van Hanne ten Wolde: Jan ten Wolde
Foto van Hanne ten Wolde: Oude foto van Us mem Sjoerdje Rottine
Daarnaast ontvingen wij regelmatig Herre v.d. Veen, die destijds in de Pietersbuurt bij ons heeft gewoond. Ook Jelle, bijgenaamd 'Witte Jelle', kwam geregeld langs, veelal voor een kom soep waar hij vaak behoefte aan had. Jelle woonde direct achter ons. Zijn goede vriend Jilling Kingma, beter bekend als 'Lange Lint', was eveneens een vaste bezoeker van het Achterom. Samen vormden zij een bijzonder duo, maar bovenal waren het buitengewoon vriendelijke en oprechte mensen.
De gasmuntjes die destijds gebruikt moesten worden.
Tijdens de zomermaanden heerste er een aangename en levendige sfeer in het Achterom. De bewoners verzamelden zich buiten op stoelen, waar zij in een ontspannen setting met elkaar in gesprek gingen, terwijl de kinderen speels om hen heen bewogen. In de avonden bezocht ik regelmatig een buurman, die in het bezit was van een bijzondere fles met daarin een schip. Dit object fascineerde mij enorm, en ik bracht er vaak tijd door om het van dichtbij te bewonderen. De buurman stelde mij dan telkens, op vriendelijke toon en in het Fries, de vraag: “Roelie, weet je hoe dat schip in de fles terechtkomt?” Hoewel ik geen antwoord wist te geven, toonde hij mij de fles van alle kanten, wat mijn nieuwsgierigheid alleen maar vergrootte. Gaandeweg sloten andere bewoners uit het Achterom zich bij ons aan, die dit tafereel eveneens bewonderden. De buurman voegde er steevast aan toe: “Als je het weet, krijg je wat lekkers.” Dit gaf de avonden een gemoedelijke en verbindende sfeer. ( snoebegud).
Telkens ging ik naar de buurman, die steevast voor zijn deur op het stoepje zat. Dan vroeg ik hem opnieuw of ik de fles nog eens mocht zien, hoewel ik deze inmiddels al zeker twintig keer had bewonderd. Uiteindelijk vertelde hij me het verhaal achter de fles en kreeg ik als beloning een rolletje Rang, wat in die tijd een ware traktatie was. Het waren werkelijk bijzondere momenten. Deze buurman was de grootvader van Kleis Visser. Kleis vertelt: "Mijn grootvader, die aan het Achterom woonde, had inderdaad een fles met een boot erin. Helaas ben ik niet in het bezit van deze fles. Wel heb ik een boor met een fles erin, afkomstig van mijn andere overgrootouders, die in de Parkstraat woonden en de achternaam Brandenburg droegen."
De geur van Lemmer is mij altijd bijgebleven: de karakteristieke aroma’s van de visafslag, het teer van de vissers en het Lemsterstrand. Mijn vader was destijds werkzaam bij de Jan Nieveen en de visafslag. Rond etenstijd had ik de taak om het brood te brengen, een activiteit die ik als zeer plezierig heb ervaren, aangezien ik zo de gelegenheid kreeg om even aan boord van de Jan Nieveen rond te lopen. Mijn oom Andries was daar vaak ook aanwezig en liet steevast zijn bekende uitspraak horen: "Do komst altyt te let by ús Oaete thús," altijd gevolgd door een vriendelijke aai over mijn bol.
Mijn vader was voortdurend actief in diverse bijverdiensten. Hij trad onder andere op als dorpsomroeper en vervulde de rol van Sinterklaas bij Molenberg. Ik herinner mij dat ik als kind naar Sinterklaas ging kijken en vervolgens opgetogen thuiskwam. Ik riep enthousiast: "Mem, mem, Sinterklaas heeft Heit syn skûnnen aan!" (Sake had kort daarvoor zijn schoenen gewit, waardoor ze witte spetters vertoonden, die ik had herkend). Daarnaast was Sake een creatieve en ondernemende persoon, die samen met broer Freek fungeerde als een levende reclamemaker met het motto: "Van Reus tot Dwerg naar Molenberg". Hij greep elke kans aan die inkomsten opleverde en wijdde de opbrengsten volledig aan het welzijn van zijn gezin.
In de periode waarin mijn vader naast zijn reguliere werkzaamheden ook als ijsventer actief was, bracht hij zijn ijskar vaak naar de omgeving van het Lemsterstrand. Voor een kind waren dit bijzondere momenten; regelmatig, na schooltijd, nam ik plaats op het zadel van de fietskar terwijl mijn vader bezig was met de verkoop. 's Avonds telden we als gezin gezamenlijk de verzamelde dubbeltjes en stuivers – een ervaring die ons als familie zeer waardevol was.
Ons huis was destijds nog voorzien van tonnettoiletten, wat voor ons destijds heel gebruikelijk was, inclusief het gebruik van krantenpapier. Toen wij echter noodgedwongen moesten verhuizen naar Zaandam, vanwege het gebrek aan werkgelegenheid in Lemmer, was dit een grote verandering. De verhuizing verliep per verhuiswagen, waarmee wij koers zetten richting Zaandam. Daar kregen wij een moderne flat toegewezen, voorzien van voorzieningen zoals wastafels, een douche en een toilet. Tijdens de aankomst, na een lange rit, moest een van de kinderen dringend gebruik maken van het toilet. Zij merkte daarbij verwonderd op: "Mem, er zijn hier geen kranten!" De verhuizer reageerde geamuseerd maar ook enigszins verbaasd: "Nee, dat kan niet. Bij deze toiletten dient men toiletpapier te gebruiken."
Het was een bijzondere periode aan het Achterom in Lemmer, gekenmerkt door waardevolle ervaringen en herinneringen.
Roelie Spanjaard-Visser.
Op deze foto, die vlak na de bevrijding is gemaakt, zitten drie kinderen op de stoep van Klaas Wouda in het Achterom. Het meisje links is Neeltje de Jong, in het midden Alie Wouda en rechts Gauke van Pieter Bootsma. Zoals u ziet hebben deze kinderen op oorlogsschoeisel de bevrijding gevierd.