Nijehaske
HASKERDYKEN-EN-NYEHASKE, kerk. gem., prov. Friesland, klass. en ring van Heerenveen. Men telt er twee kerken ééne te Haskerdyken en ééne te Nijehaske. Haskerdijken had tot aan 1746 alleen een Predikant. De eerste was Nicolaus Gualtheri of Klaas Wolters, die hier reeds was den 21 Mei 1598, denkelijk al iets vroeger, hij was hier nog in October 1604, doch kreeg in 1603 in Johannes Overwey eenen opvolger. De eerste Predikant voor de Haskerdijken vereenigd met Nijehaske werd in 1746 Theodorus Ernestus Mebius, die eerst te Haskerdijken de pastorie bewoonde, doch het volgende jaar zich een eigen woning onder Nijehaske verschafte, met eenige jaarlijksche schadeloosstelling van de kerkvoogden; hij overleed 24 Augustus 1757. Nijehaske was tot 1746 met Haskerhorne en Oudehaske vereenigd geweest.
Bron: vanderaa.tresoar.nl
Nijehaske is een klein dorp in de gemeente De Friese Meren in de Nederlandse provincie Friesland en telt minder dan 50 inwoners. Tot 1 januari 2014 behoorde Nijehaske tot de gemeente Skarsterlân.
In het verleden werd de naam van het dorp nog naar het Nederlands vertaald als Nieuwehaske. Tegenwoordig wordt ook in het Nederlands alleen de Friese vorm nog gebruikt. Nijehaske is begonnen als oostelijke uitbouw van het oudere dorp Haske, dat later Oudehaske ging heten. Deze twee dorpen vormden het centrum van de voormalige gemeente Haskerland. Door de veen-afgraving, die al in de 16e eeuw gaande was, ontwikkelde het dorp. Rond 1750, toen zogenaamde Gietersen naar het gebied kwamen om veen af te graven, nam het aantal inwoners van beide dorpen sterk toe. Nijehaske is gelegen aan de Jousterweg. Langs Nijehaske loopt ook het Nieuwe Heerenveense Kanaal.
De groei van het nabijgelegen Heerenveen, dat op de grens van drie gemeenten lag, zorgde er voor dat een groot deel van het dorp verdween. Het oorspronkelijke hart van Nijehaske maakt al sinds de gemeentelijke herindeling van 1934 deel uit van Heerenveen. In deze plaats is de nabijgelegen woonwijk Nijehaske naar de plaats Nijehaske genoemd. De kerk van Nijehaske staat aan de Herenwal in Heerenveen.
Bron Wikipedia
Naamlijst Predikanten
Nijehaske is in 1746 gevoegd bij Haskerdijken.
- Johannes Gellii Schotanus, Gell. zoon, Bern. broeder te Britswerd, stond hierin 1602. Hij wordt een en andermaal genoemd Pastor te Nijehaske, waar toen wellicht de pastorie is geweest; hij is verroepen naar Longerhouw, daar geapprobeerd den 25 Februarij 1605.
- Theodorus Klinkhamer, (hier beroepen van Lutkegast? — hij is althans daar naar Friesl. gedimitteerd den 2 Junij 1612) was misschien de opvolger van bovengenoemden, althans hier in 1614 en deputatus Synodi; hij overleed in 't begin van 1634, opgevolgd door zijnen zoon.
- 1634. Johannes Klinkhamer (Junior), Theodorus zoon bovengenoemd, is kandidaat geworden bij de klassis den 7 September 1633; na den dood zijns vaders werd hem vergund door de klassis, om de vacature te bedienen; vervolgens is hij hier beroepen, geapprobeerd den 16 December 1634; hij heeft hier maar korten tijd gestaan, want den 7 September 1636 werd zijn dood aan de klassis bekend gemaakt?
- 1636. Johannes Petrus Bechius, geboren te Leeuwarden, kandidaat, (een 2e was door een andere partij beroepen) is ter approbatie bij de klassis ingeleverd den 19 October, en na vele debatten geapprobeerd, hij is verroepen naar Oosthem, en gedimitteerd den 1 December 1640.
- 1641. Abraham Oberti Miederhuis, Oberti zoon, Foppe broeder, beroepen van Goingarijp c. a., is ter approbatie ingeleverd in September 1641. Hij overleed den 4 September 1654.
- 1655. Johannes Grerardi Samplonius, Hess. broeder, stond vroeger op 't Ameland, is beroepen van Asten (provincie Noord-Brabant), geapprobeerd den 18 October, en verroepen naar Heerenveen, geapprobeerd en gedimitteerd den 5 Augustus 1663.
- 1664. Abrahamus Tanmmes Poutsma, Tamme Gerrits zoon, beroepen van Haskerdijken, geapprobeerd en gedimitteerd den 20 April, stierf op de Gorredijk ten huize van zijnen zoon Tammerus P., Notaris en Fiscaal van Opsterland in 170., nadat hij emeritus was geworden bij 't collegie den 29 April 1697.
- 1697. Ulricus Pecama, kandidaat bij deze klassis den 14 Maart 1688, hier beroepen, geapprobeerd den 9 Junij, lid der kl. den 7 Julij, overleed in hoogen ouderdom in Maart 1731.
- 1731. Henricus Wilhelmus Couttes, geboren te Doesburg in Julij 1702, (uit een oud adelijk geslacht, Bkz. 1729), kandidaat, bevestigd den 22 Julij, nam, verroepen naar Mantgum, afscheid den 21 October 1736.
- 1737. Karel Kutsch, geboren te Leeuwarden in Februari, 1712, zoon van den advokaat Jan Reinhard, kandidaat, bevestigd den 26 Mei, nam, verroepen naar Makkum, afscheid den 20 October 1743.
- 1744. Jacobus? Petrejus, geboren te Groningen den 3 September 1715 , kandidaat, bevestigd den 23 Augustus, nam, verroepen naar Ooster-Nieuwland (prov. Groningen), afscheid den 8 Augustus 1751. Daar overleed hij den 19 November 1771.
In 1746 is Nijehaske hier afgenomen en bij Haskerdijken gevoegd.
Bron: tresoar.nl/wumkes/pdf
De eerste kerken.
Voor de Reformatie van 1580 hadden Haskerhorne, Oudehaske en Nijehaske ieder een kerk. We weten namelijk dat de kerken hier toen bezittingen hadden. Helaas zijn van deze kerken geen gegevens of foto's meer beschikbaar, de kerk van Haskerhorne heeft steeds op dezelfde plek gestaan, terwijl die van Oudehaske drie bekende standplaatsen heeft gehad. De kerk van Nijehaske stond op de huidige begraafplaats aldaar, deze is in de 18e eeuw verplaatst naar de Herenwal en tevens splitste de kerk zich af van Oudehaske/Haskerhorne.
Voor de bouw van de huidige kerken van Oudehaske en Haskerhorne is nog overleg geweest over de bouw van een gezamenlijke kerk tussen de twee dorpen in, het is niet duidelijk waarom dit niet doorgegaan is.
School in Haskerhorne.
Onderwijs en schoolmeesters te Nijehaske.
In dit dorp, zo dicht bij Heerenveen gelegen, is in de 16e en 17e en ook in een groot gedeelte van de 18e eeuw geen sprake geweest van een vaste school. We zagen dan ook dat eigenaren van plaatsen te Nijehaske, in 1773 meewerkten om tot een vaste winterschool te Oudehaske te geraken.
Toch schijnt hier aan de Heerewal in de 17e eeuw wel eens een schoolmeester gezeteld te zijn geweest. Zo vond de heer G. Kramer, historicus, op 24 febr. 1623 Folckert Joannes, "schoeldiener te Niehaske". Ook in een akte van febr. 1649 is sprake van een school op 't West van de Heerewal en in april 1653: "Anne Aemes, schoolmeester te Nijehaske, koopt een vierdepart in een huis in Nijehaskerschans aan de Noorder Egge, daar de witte Swaen uithangt". En op 23 juni 1679 is mr. Anne Aemes (of Annes) nog schoolmeester te "Niehaske". Deze school moet daar dan in verval geraakt zijn, want ongeveer een eeuw wordt er vrijwel nergens meer gerept van een schoolmeester te Nijehaske.
Wel wordt nog genoemd: Dirk Gerrijt Mastenbroek, schoolmeester wonende op de Heerewal, die op 17 juni 1703 een huis en tuin pacht aan de Heerewal, eigen aan de Compagnons. Hij was even later schoolmeester te Haskerhorne.
Wel is er af en toe sprake van een schoolmeester "in de Schans" of Bantsterschans en al was dat blijkbaar onder Engwirden, toch zullen kinderen uit Nijehaske wel eens van deze school gebruik gemaakt hebben.
- In 1628 was Egbert Johannes, schoolmeester in "de Schans" (Bantsterschans), in 1635 was hij dat nog.
- In 1639 vinden we Hendrik Jacobs, in 1645 is hij hier nog.
- Een jaar later, in 1646 is Jelle Roelofs, schoolmeester.
- In 1651 was Hendrik Jacobs, weer in functie. Hij was in juli 1652 ingekomen van Haskerhorne; in 1657 was hij hier nog.
- In 1668 was hier Hans Martens, in 1675 was hij nog in functie.
- In sept. 1681 vinden we Leffert Hanses. Hij was hier in 1693 nog; dan heet hij mr. Leffert Hanses Brunsvelt; in juli 1695 is zijn weduwe hier nog.
Ook in juli 1795 werd aan de schoolmeester in de Schans 5 gulden betaald voor schrijven in het dorp-groteboek voor de grote rekening.
In het gemeente-archief berust een boek van verhuring van de "Pastorij- en Vicarielanden" van Nijehaske van 1692 tot 1790. Hierin bevindt zich een rekening van Pijtter Baer, executeur van Haskerland, van de pachten der wijnen en bieren van Nijehaske en Oudehaske van 30 april 1692 tot 1698. Uit de opkomsten wordt o.a. betaald: "20 Febr. 1693 aan mr. Leffert Hanses Brunsvelt, wegens schooldienst mei 1692 versch. 10 c.g.; 10 Dec. 1693 weer 15 gulden van schooldienst van Oude- en Nijehaske, Mey 1693 versch.; 14 Juli 1695 aan de weduwe van mr. Leffert 1 jr. schoolpenn. Mey 1694 versch. met 5 gl. 18 st. pencie tot mr. Lefferts doot toe, samen 20-18." Eenzelfde rekening bestaat van 30 april 1699 tot 1711. Hierin zit echter geen schoolmeesters-traktement.
In mei 1720 wordt evenwel weer betaald aan de schoolmeester Eelke Hijlkes, wegens kerkdienst ƒ 10; in mei 1721 weer ƒ 10 en in nov. 1721 ƒ 5.
In mei 1722 werd aan de nieuwe schoolmeester Wijbes Ulbes, voor een half jaar kerkdienst ƒ 5 betaald. (Dit zijn dus blijkbaar schoolmeesters van Haskerhorne.) Wijbren Ulbes, ontving ook van 1723 tot 1728 ƒ 10 per jaar. Toen deed hij afstand.
Gaele Beeuwes, neemt een half jaar de kerkdienst waar voor ƒ 5; toen kwam Harmen Jans, van nov. 1731 tot mei 1736; daarna L. Lourens, van mei 1736 tot mei 1745; Durk Lourens, van mei 1745 tot 1746; dan Folkert Riemers, van mei 1746 tot nov. 1761.
De schoolmeesters van Haskerhorne, kregen dus jaarlijks deze 10 c.g. wegens hun kerkdienst te Nijehaske. Ook van 1695 tot 1719 is jaarlijks deze 10 c.g. uitgegeven voor kerkdienst, maar er is dan nimmer een naam genoemd.
In 1773 werkten eigenaars van stemgerechtigde plaatsen te Nijehaske en Oudehaske, samen om op laatstgenoemde plaats een school te stichten; een aanwijzing dus dat hier in Nijehaske, toen geen school was.
In de tachtiger jaren schijnt evenwel de behoefte aan een school zich hier meer en meer te hebben doen gevoelen; toen zal men ook hier, evenals in Oudehaske, bij elkaar gestapt zijn om geld bij elkaar te brengen voor de stichting en het onderhoud van een school met een vaste meester.
En zo vinden wij hier sedert febr. 1783 mr. Themoteus Rentemeester. Hij ontving 15 gl. 15 st. van de kerk wegens voorzingen en 6 gl. 6 st. voor klokluiden. Hij is hier in mei 1790 nog - zijn weduwe is in 1807 overleden - maar kort daarna komt mr. Jacob Jans van Buuren, die in mei 1795 naar Engelum, vertrok. Hij was afkomstig van Oosterwolde en stond zeker in 1792 al te Nijehaske. (Reeds in 1781 wonen hier een Jacob Jans en Roelofje Hendriks.)
Zijn opvolger zal geweest zijn mr. Lammert Woudstra, die hier op 19 maart 1797 trouwde met Martentje Wijberens. In een akte van 6 nov. 1797 heet hij Lammert L. Woudstra, schoolmeester en dorprechter op de Heerewal te Heerenveen; dat is dus Nijehaske. Op 27 jan. 1802 was hij tevens kerkvoogd; dit was hij op 8 mei 1805 nog. Ook hij ontving nog steeds 15 gl. 15 st. van voorzingen en 6 gl. 6 st. van klokluiden. Hij is hier in 1808 overleden; hij liet een weduwe na. De school is toen een winter waargenomen door mr. Haje Willemsma, van Haskerdijken.
Op 1 mei 1809 werd Egbert Teeuwes de Wit, van Oudehaske benoemd. Het traktement wordt dan opgegeven als ƒ 218,- aan schoolgelden van ca. 100 leerlingen à 1 st. per week en ƒ 26,- als voorzanger en klokluider. (Met die ƒ 218,- wordt zeker het totaal bedoeld.) Hij vertrok op 12 maart 1810 naar Birdaard, met zijn vrouw Elizabeth Jans.
De nieuwe meester was mr. Hendrik Annes Weerzinga, van Blesdijke. Hij stond hier van 1 juli 1810 tot 1813, toen hij naar Ureterp ging, waar hij bijna 50 jaar schoolmeester is geweest. Geboren omstreeks 1789, hield hij reeds op 17-jarige leeftijd, in 1806, als 4e ranger winterschool te Elsloo. Die 4e rang bestond uit "dezulke, die het lezen, schrijven en de beginselen der rekenkunde, de regel van drieën ingesloten, tamelijk bedreven zijn en tot het geven van onderwijs eenigen aanleg hebben", zoals de Wet van 1806 het omschrijft. Reeds in juli 1807 behaalde hij de 3e rang (hij was nog te Elsloo); nu behoorde hij tot "dezulke, die in het lezen, schrijven en rekenen zoo met geheele als gebroken getallen, wel ervaren in derzelver toepassing op zaken van het dagelijks leven eenige vaardigheid, van de beginselen der Nederduitsche taal eenige kennis en van eene goede manier van onderwijzen eenig begrip hebben". In 1813 vertrok hij dan met zijn vrouw Sjoukjen Pieters, naar Ureterp.
In de oproeping van sollicitanten in de Leeuwarder Courant wordt nu het traktement opgegeven als volgt: ƒ 75,- en de schoolgelden (van ruim 100 leerlingen à 9 st.), ƒ 20,- als
voorzanger en vrije woning. Hierop werd benoemd Tijmen Hendriks Kluiver, van Bovenknijpe, eerst provisioneel (1813), maar op 10 april 1814 vast aangesteld. Hij behaalde in mei 1808 op 16-jarige leeftijd de 4e en in okt. van hetzelfde jaar de 3e rang en was toen ondermeester te Lemmer. Daar is het bij gebleven.
Deze meester Kluiver, werd bij sententie van de Regtbank van Eersten Aanleg te Heerenveen op 31 aug. 1816 wegens zedenmisdrijf veroordeeld tot 4 jaar gevang, een boete van ƒ 200,- en de kosten van het proces. Bij besluit van Gedeputeerde Staten van 11 nov. 1816 werd zijn akte van algemene toelating (als onderwijzer) ingetrokken, op verzoek van de Provinciale Commissie van Onderwijs (gevormd door de 9 schoolopzieners in Friesland) d.d. 29 okt. 1816. Inmiddels had hij "vrijwillig" afstand van zijn post gedaan.
De school werd tijdens de procedure tijdelijk waargenomen door Nanne Cornelis de Lang.
- Op 21 jan. 1814 trouwde Roelof Beenes Krikke, schoolonderwijzer, oud 20 jaar, te Nijehaske met Grietje Alberts de Hoop. In 1819 hertrouwde hij en heet dan Roelof Beenen de Jong, turfmaker.
- Op 28 okt. 1816 evenwel trad de vaste opvolger van mr. Kluiver in functie: mr. Roelof Meines Nieuwveen, van Makkinga, waar hij in mei 1816 de 2e rang had verworven, zodat hij behoorde tot "dezulke die, zoo in het gewoon als kunstmatig lezen [let op dit onderscheid!] recht bedreven zijn, eene goede nette hand schrijven, de rekenkunde zoo theoretisch als practisch recht verstaan, de voornaamste regelen der Nederduitsche taal benevens derzelver gronden kennen, van de Aardrijkskunde en Geschiedkunde eenig begrip hebben en eene genoegzame bekwaamheid en geoefendheid bezitten in het geven van een oordeelkundig onderwijs". Het traktement bedroeg nu ƒ 100,- en de schoolpenningen van ruim 100 leerlingen en ƒ 32,- van de kerk als koster en voorzanger.
In 1822 verhoogde de gemeente haar aandeel in het traktement tot ƒ 125,-. Al noemt de schoolopziener in de befaamde lijst van 1822 zijn vlijt en gedrag beide "goed", hij zet er bij: "Is van eenen ongunstigen aanleg voor zijn werk".
In 1846 gingen er tussen de 90 en 102 leerlingen naar school, en werd hij bijgestaan door een ondermeester (Hans Jans van der Schoot, 3e rang) en een kwekeling (Petrus Lucas Hoeksma, 4e rang); de laatste werd weldra ondermeester en later hoofd te Oudehaske zoals we zagen. In 1839 is te Nijehaske een nieuwe school gebouwd. Meester Nieuwveen, stierf op 27 sept. 1847, oud 67 jaar.
Zijn opvolger, Harmen Meines Bergsma, trad eerst op 29 okt. 1848 in functie. Het inkomen was nog ƒ 125,- van de grietenij en ƒ 32,- van de kerk benevens de schoolgelden en vrije woning. H. M. Bergsma, was omstreeks 1826 geboren en in 1842, toen hij de 4e rang verkreeg, kwekeling te Nijehorne; in 1844 ondermeester te Workum (3e rang) en hij behaalde als ondermeester te Nijehaske in april 1848 de 2e rang. Hij was hier dus reeds aan de school verbonden en zal die tijdens de vacature ook wel waargenomen hebben. In 1860 werd het traktement gebracht op ƒ 700,- en vrije woning. Tot zijn hulp had hij een onderwijzer en een kwekeling. Die onderwijzer was Theunis Meines Bergsma, (geboren op 2 nov. 1835; blijkbaar zijn broer). Deze werd op 20 maart 1862 benoemd tot hulponderwijzer te Koudum en was later hoofd te Workumer Heidenschap. Theunis Bergsma, werd toen vervangen door Cornelis Harmens Otter, die echter op 1 nov. 1862 geplaatst werd op de rijkskweekschool te Groningen. Toen werd Pieter Conradi, van Zwaagwesteinde benoemd. Deze bedankte echter en toen werd in 1863 Marten Siebe Maakal, aangesteld.
Per 1 dec. 1863 werd H.M. Bergsma, hoofd te Heerenveen (Schoterland). De nieuwe meester, Ate Linzes de Jong, van Idskenhuizen, trad op 1 mei 1864 in functie. Het vergelijkend examen was op 9 maart gehouden in het gemeentehuis, met 17 sollicitanten. Hij trouwde op 29 juni 1866 met A. G. Hoekstra. De onderwijzer Maarten Sijbes Maakal, vertrok in 1865 naar Echten en werd in sept. 1865 opgevolgd door Michiel de Jong, van Noordwolde; diens salaris bedroeg ƒ 350,-. Omstreeks 1875 kwam er nog een onderwijzer bij.
In 1890 is de school te Nijehaske verbouwd; in een hulpschool is toen tijdelijk onderwijs gegeven. Ook het schoolhuis werd verbouwd; de kosten bedroegen in totaal ca. ƒ 10.000.
In 1899 ging meester de Jong, met pensioen. Op 1 juni 1899 kwam Jan Walings Dijkstra, een zoon van de bekende Friese schrijver en folklorist. Hij was hoofd te Jorwerd. De school was nu uitgegroeid tot één met 5 of 6 leerkrachten. Per 1 mei 1916 werd Dijkstra, benoemd tot directeur van de rijksdagnormaalschool te Heerenveen, waaraan hij reeds sedert 1902 als leraar verbonden was. Deze inrichting werd op 1 sept. 1924 een rijkskweekschool. Dijkstra, ging op 1 aug. 1932 met pensioen.
Aan het hoofd van de school te Nijehaske hebben verder nog gestaan: W. Bandsma, een kleinzoon van Waling Dijkstra, van 1916 (was hoofd te Eestrum) tot 1922 en sedert 1 mei 1922 Johannes Ploegh, van Siegerswoude. Hij overleed op 30 april 1955 te Heerenveen, oud 64 jaar. Hij werd toen opgevolgd door R. Porte, van Hasselt.
In 1931 werd hier een nieuwe school gebouwd, die op 29 febr. 1932 in gebruik werd genomen.
Sedert 1 juli 1934 behoort deze openbare lagere school aan de Heerewal onder de gemeente Heerenveen (School no. 3 te Heerenveen). Zo is het ook met de bijzondere (CVO) school te Nijehaske, die tot 1 juli 1934 onder Engwirden gerekend werd en door mij reeds bij de scholen van Engwirden in het Nieuwsblad van Friesland van okt. 1944 beschreven is.
Bron: www.fryske-akademy.nl
1933: Zilveren jubilee Christelijke school Heerenveen-Nijehaske.
BESTUUR EN ONDERWIJZEND PERSONEEL DER JUBILEERENDE SCHOOL.
Zittend v.l.n.r. de heeren: C. Posthumus, ds. J. P. Snoep, erevoorzitter; R. Korsten, voorzitter; J. van Gelderen, penningmeester en G. Fonk. — Staande de heeren: F. Brouwer, gymnastiek- onderwijzer: Sj. Dijkstra, onderwijzer en waarn. hoofd; H. Jellema, onderwijzer; mej. K. Drijfhout, onderwijzeres; H. de Vries, hoofd der school (later hoofd der bijz. school te Meppel); M. Sipkema, secretaris en J. Hospes.
Café 'Lands Welvaren' van Weduwe J. Oosterwoud, Nieuwebrug-Haskerdijken. 1929
- H.M. Prins: De weduwe J. Oosterwoud was mijn overgrootmoeder. Haar zoon Hendrik Jacob vertrok naar Holland, kwam naar Utrecht, waar hij in de mobilisatietijd van de 1e wereldoorlog trouwde en zich vestigde als aannemer.
Molen Haskerdijken
Molenaar v.d. Molen, te Nijehaske. Zie ook voor molen: www.molendatabase.org
Nijehaske
Reactie plaatsen
Reacties