Teroele
TEROELE, oudtijds Olis, d., prov. Friesland, kw. Zevenwouden, griet. Doniawarstal, arr. en 2 1/2 u. Z. ten O. van Sneek, kant. en 2 1/2 u. N. van de Lemmer; aan het Koevordermeer. Men telt er 40 h. en ongeveer 80 inw.
De Herv., die er 50 in getal zijn, behooren tot de gem. Langweer-Boornzwaag-Indijken-en-Teroele, Sedert het begin der voorgaande eeuw, heeft men hier geene kerk meer, zijnde die, welke er vroeger gestaan heeft, wegens bouwvalligheid afgebroken.
De 8 Doopsgez., die er wonen, behooren tot de gem. van Woudsend. - De R. K., die er 20 in getal zijn, worden tot de stat. van St. Nicolaasga gerekend. - Men heeft in dit dorp geen school, maar de kinderen genieten onderwijs te Langweer of te Idskenhuizen.
Weleer was hier zeer vermaard het aanzienlijk geslacht van Hettinga, en eene state van dien naam. Tiete Waltes Hettinga, die in 1580, door het Hof van Friesland, tot Substituut Grietman was aangesteld werd hier met zijnen broeder Gerrit, in oorlogstijd, door de soldaten van den Hopman Snater, in bezetting liggende in de Slooterschans, doodgeschoten. Benedictus van Hettinga, Kapitein van ter-Oele, was de zoon van Epo, en de broeder van de vermaarde mannen Homme en Tiete van Hettinga. In de laatste helft der vorige eeuw waren er nog drie mannelijke afstammelingen van dit geslacht in wezen, te weten Sytse van Hettinga, Ontvanger der Floreen-schattingen van het dorp Doniaga, met zijne twee zoons Tiete en Hans, alle drie te Langweer woonachtig, doch gering van middelen en aanzien; zij daalden in eene regte lijn af van voornoemden Benedictus. Tieto overleed te Langweer, den 26 September 1846, in den ouderdom van een en negentig jaren, en liet eenen zoon na, Pieter van Hettinga, die nog leeft en te Langweer woonachtig is.
Bron: vanderaa.tresoar.nl
TEROELE
Een stins is in het dorp Teroele niet bekend. Wel worden in 1505 hier al drie edellieden genoemd: Ids ter Oele (verder onbekend), Benedix Episz (Hettinga) en Auck Sippes (Reynarda). Vanwege de nauwe huwelijksbanden tussen de families in deze streek - Reinalda's, Solckema's, Broersma's en Hettinga's - is niet steeds duidelijk of het in alle gevallen om afzonderlijke huizen gaat, of dat huizen van de ene familie in de andere kwamen. Tengevolge van de ontvolking en extensivering van de landbouw in de Nieuwe Tijd is ook de juiste localisering niet steeds duidelijk.
Reynarda in Teroele en Legemeer
De Reynarda's of Reinalda's waren oorspronkelijk uit Oppenhuizen in Wymbritseradeel afkomstig; in Doniawerstal bekleedden ze herhaaldelijk het grietmanschap. Aucke Sippes, waarschijnlijk een zoon van Sypka Oegaz (afkomstig van Reynarda stins te Oppenhuizen), werd in 1505 als edelman in Doniawerstal genoemd. Waarschijnlijk woonde hij op het huis in Teroele dat rond 1570 Reynaerda state werd genoemd. Zoons van Aucke Sippes waren waarschijnlijk Ede en Sippa Auckes.
De eerste was in 1530 kerkvoogd in Tjerkgaast; Sippa Auckes was in 1543 een der betalingsplichtigen aan de kerk van Teroele. Rond 1570 herinnerde Minne Broersma eraan dat familieleden van zijn vaderskant vanouds gerechtigd waren in een dardendeel van Reynaerda staeten in Teroele. Hoe de genealogische relatie tussen Reinarda en Broersma precies is, is niet duidelijk. Ook de ligging van Reynaerdastate is nog niet bekend.
In het achter Teroele gelegen dorp Legemeer vestigde zich in het midden van de 16de eeuw eveneens een tak van de Reinalda's op de sate die in 1640 Mirck Harmens en Focke Joukes stelle (Legemeer SC16) heette. Recent werden grafstenen uit deze familie - van Hopke Allesz, gest. 1598, met het oude Reynarda-wapen en van Tryn Aetesdr, gest. 1608 - van het kerkhof van Legemeer naar de kerk van Langweer overgebracht.
Hettinga
Benedix Episz (Hettinga) werd in 1505 als edelman in Doniawerstal genoemd; gezien het volgende woonde hij waarschijnlijk in Teroele. In 1495, toen hij tijdens de partijtwisten gevangengenomen werd, verbleef hij echter nog in zijn voorvaderlijke dorp de Hommerts.
Hij was getrouwd met een meisje Solckema, van de hoofdelingenfamilie van Oldeouwer. Een zuster van Benedix was ingetrouwd op Obbemahuis in het naburige Dijken. In 1543 was Walte Benedixz eigenerfde in Teroele en naastligger van stukjes kerke- en prebendeland aldaar. In 1578 werd zijn zoon Tete Waltis voor 3 caroligulden aangeslagen. Op de klei zou dat niet veel zijn geweest; in Teroele behoorde hij daarmee bij de drie rijkste leken.
In 1580 wordt Tiete van Hettinga als grietman van Doniawerstal genoemd. Na de dood van Tete Waltis is Hettinga in Teroele eerst aan Eppe Waltys Hittingha, waarschijnlijk zijn broer, gekomen. In een ongedateerd testamentontwerp uit het einde der 16de eeuw legde hij als fideicommis vast dat myn vaders staten blyven (sall) an het sibste bloedt ende nimmermeer noch in der eeuwicheyt niet an een vremde graad sterven, want die sate behoort ende sall blyven aen het geslachte van Walte Benedix Hittingha, omdat het een vrinde huys sall blyven. Onder die voorwaarde vermaakte die sate ende staten ter Oele aan Walte Benedix, zijn broeders zoon. In 1622, 1664 en 1718 werd Hettinga in Teroele als "edele state" aangemerkt. De weduwe van Walte Benedix Hettinga, Jildouw Hettinga, was in 1640 met haar kinderen eigenaresse van Hettinga state in Teroele.
Solckema
De Solckema's waren afkomstig uit Oldeouwer. De ene zoon van stamvader Solcke Tzetzes, Ebe Solckez, woonde in 1498 in Oldeouwer, de andere, Gerryt Solkaz, had in 1511 bezit in Ypekolsga, evenals zijn zoon Wlcke Gerrytz ter Oele en zijn schoonzoon Rencke Wolssz op Tjerkgaast; Gerrits andere zoon, Tjerck Gerrits, overleed jong. Zijn zoon Anne Tyercx (Solckema) woonde in Teroele en behoorde in 1543 tot de eigenerfden die renten aan de kerk aldaar betaalden. Ook grensde zijn land aan stukken geestelijk goed in Teroele.
In 1578 was Anne Tyercks (die overleed in 1586) met 12 caroligulden - het bedrag voor een edelman - de hoogstaangeslagene in Teroele. In de genealogische handschriften, uit de familie Solckema afkomstig, wordt verhaald dat Anne Tjerckz in oorlogstijd veel geld en goed verloor en eens een jaar lang vanwege de veiligheid met zijn huisgezin in de kerktoren van Teroele woonde. Blijkbaar was Solckemastate zelf niet voldoende verdedigbaar. Anne Tjercks' zoon Tjerck Annez Solckema vestigde zich in Tjerkgaast.
Een andere zoon, Rennert van Solckema van der Oella, behoorde rond 1581 tot de katholieke ballingen, bezat verschillende uit de familie afkomstige goederen, waaronder Solckema te Snikzwaag, en was de auteur van het Lineageboek van de Solckema's. Hij maakte in 1596 zijn testament. Een kleindochter van Anne Tiercksz was Eet Tierksdr Solckema, getrouwd met Ulcke Gerrits Swaga. Hun zoons, de mederechter Tarquinius Swaga en Gerrit Uilkes Swaga, waren in 1640 eigenaars van de aangrenzende sates SC9 en SC10 in Teroele. Een broer van Eet, Idzard Solckema, vestigde zich in het naburige dorp Dijken.
P.N. Noomen: De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners
Op een verhoogd, door een gracht omgeven kerkhof bevindt zich een houten klokkenstoel, voorzien van een klok vervaardigd door J. Burgerhuys. Deze klok herinnert aan de kerk die in 1700 is verdwenen, uit een periode waarin Teroele een aanzienlijke plaats van betekenis was. De klokkenstoel dateert uit circa het jaar 1600.
De oude kerk te Teroele werd in het jaar 1606 gerestaureerd. De werkzaamheden werden aangenomen door de timmerman Sybolt Haijes voor een bedrag van 1150 Carolus-guldens, echter zonder te voldoen aan het vastgestelde „bestek". Hierop volgde een „occulaire" inspectie, uitgevoerd door de Grietman Eylarda en secretaris Gosse Sylvius, bijgestaan door een deskundige, op verzoek van de kerkvoogdij.
Het uiteindelijke resultaat was dat de aannemer slechts 1100 Carolus-guldens, heeft ontvangen, waarbij de laatste termijn pas in november 1619 werd voldaan, dertien jaar na de oplevering. Voor de dakbedekking werden in plaats van de minder duurzame varianten „glazuurgelakte” pannen toegepast, aangezien deze van hogere kwaliteit waren. Dit bracht echter een meerprijs van ongeveer 50 g. met zich mee.
De geglazuurde dakpannen bleken niet duurzaam te zijn, aangezien in 1637 een overeenkomst werd gesloten met de heer Meynert Joes, leidekker te Sneek, om het kerkgebouw te bedekken met de hoogwaardigste Engelse leien. Het contract omvatte tevens de verplichting om "de kerk met de toren te onderhouden ... voor een periode van 12 jaren (Schade door donder, bliksem of andere onvoorziene gebeurtenissen onder voorbehoud van redelijke schikking of onderlinge overeenstemming)." In 1614 werd de "oude klok" verkocht en vervangen door een nieuwe, voorzien van de inscriptie: 1614. Soli Deo Gloria. Jan Burgerhuys me fecit.
In het jaar 1661 diende men wederom een omvangrijke en noodzakelijke restauratie van zowel de kerk als de toren uit te voeren. Gelukkig stond een legaat van 400 carolusgulden ter beschikking. Daarnaast werd een lening van 400 gulden afgesloten. Vervolgens werden de werkzaamheden en arbeidslonen verantwoord besteed, in het openbaar en na grondige beraadslaging, volgens een passend en geschikt bestek.
Te midden van de serene omgeving van de klokkenstoel in Teroele bevindt zich een bescheiden kerkhof. Hier, in de schaduw van statige bomen, liggen de oudst bekende voorouders van Pieter Jelles Troelstra (de prominente dichter en sociaal-democratische leider, die leefde van 1860 tot 1930), Jelle Jenties en Rints Gerryts, te ruste.
De student Pieter Jelles Troelstra, vergezeld door zijn verloofde Sjoukje Bokma de Boer, die later landelijke bekendheid verwierf als de gerenommeerde kinderboekenschrijfster 'Nienke van Hichtum'. Zij was onder meer de auteur van het nog altijd gewaardeerde werk 'Afke's Tiental'.
Pieter Jelles Troelstra, zoon van Jelle Pieters Troelstra en Grietje Landmeter, beide van De Lemmer.
Lyk as min witte scil, hâldt de namme Troelstra forbân mei it doarpke Teroele, dêr 't in foarfaer, Jelle Jenties, yn 1744 in pleats koft.
- Zie ook: www.dbnl.org
Pieter Jelles Troelstra beschrijft in de openingspagina's van zijn Gedenkschriften (deel I: ‘Wording’) uitgebreid de politieke en economische achteruitgang, oftewel de ‘proletarisering’, van wat zijn voorouders ooit vertegenwoordigden: een welvarende boerenfamilie.
Het politieke stemrecht was gekoppeld aan het bezit van grond. Jelle Jenties, kennelijk behorend tot de doopsgezinde boeren die werden beschouwd als 'de krachtigste elementen van de Friese boerenstand', bewoonde de boerderij als 'eigenerfd huisman' gedurende de periode van 1744 tot 1772. In 1772 verkocht hij de grond met de daarop staande woning, waarmee hij zijn stemrecht verloor. Slechts een jaar later, in 1773, kwam hij te overlijden.
Zijn zoon, Jentje Jelles, huurde vervolgens grond van de nieuwe eigenaar, grietman F.J.J. van Eysinga. Echter, door de verwoestende gevolgen van revoluties, oorlogen en natuurrampen, bleek hij niet langer in staat de pacht te voldoen. In 1795 zag Jentje Jelles zich genoodzaakt de boerderij te verlaten. Na enkele jaren afhankelijk te zijn geweest van ondersteuning in Sloten, kwam hij uiteindelijk in armoede te overlijden.
De enige zoon uit zijn eerste huwelijk, Pieter Jelles, overgrootvader van Jelle Jentjes, vestigde zich in Idskenhuizen en bekleedde de functie van veerschipper tussen Sneek en Joure. In het jaar 1803 of 1804 verhuisde hij, samen met zijn echtgenote en drie kinderen, waaronder Pieter Jelles, de grootvader, naar Lemmer.
Op 11 februari 1812 koos Jelle Jentjes, namens zichzelf en zijn gezin, officieel de achternaam Troelstra. Uit een aardewerken tabakspot blijkt echter dat hij zich daarvoor reeds ‘Teroelstra’ noemde.
Grootvader Pieter Jelles en zijn broer Hendrik waren werkzaam in het ambacht van scheepstimmeren, terwijl de jongste broer, Jentje Jelles, het vak van schoenmaker uitoefende.
Pieter Jelles Troelstra.
Naamlijst Predikanten Langweer en Ter Oele. Idskenhuizen hiermede gecombineerd tot 1668.
- 1597. Johannes Lindenus, wordt in de Synodale acten van 't jaar 1597 genoemd als predikant hier, nog in 1599, nog den 22 Junij 1601, volgens klassikale acten d.d. van 't Westerkwartier, waar een testimonium van hem over Wouchius te Tolbert werd ingeleverd.
- Johannes Heppius, geboren in Westphalen, was in 1605 deputatus Synodi, en is in dat zelfde jaar nog verroepen naar Burum.
- 1603. Johannes Melbomaeus was in 1603 reeds predikant onder deze klassis en van wege dezelve lid der Synode te Harlingen; doch het is onzeker waar. Hij was in 1606 en 1607 deputatus Burs. en Ex-Burs., en schoon zijne standplaats niet genoemd wordt, ongetwijfeld toen hier, althans zeker in 1610. Hij was praeses der klassis den 11 October 1619, toen de onderteekening der formulieren geschiedde in tegenwoordigheid en ten overstaan van twee predikanten en een ouderling, daartoe in dat jaar gecommitteerd van de Synode te Leeuwarden. Hij was hier nog in 1624, en toen lid der Synode te Harlingen.
- 1626. Henricus Mol, broeder van Petr. , beroepen van Wommels ca., was den 5 Mei 1631 nog scriba der klassis, en is zeer waarschijnlijk in het laatst van dat jaar overleden, omdat den 17 Mei 1632 deze plaats reeds eenigen tijd vacant geweest was.
- 1632. Abralianius Oberti Miederhuys, Obertus Foppe zoon, te Tjerkgaast, en broeder van Foppe, te Blankenham en Wanneperveen. De toemalige manier van examineeren is opgegeven klassis Zevenw. A. O. M. is als kandidaat geapprobeerd den 4 October, bij ruiling verplaatst naar Goingarijp, door de klassis geapprobeerd den 20 Januarij 1641.
- 1641. Elias Hannoides, hier door ruiling met den voorgaanden gekomen van Goingarijp, door de klassis geapprobeerd den 20 Januarij, is verroepen naar Ried, en gedimitteerd den 18 November 1657.
- 1658. Petrus Crans, geboren te Leeuwarden, kandidaat, geapprobeerd den 21 April, lid der klassis den 12 Mei, is verroepen naar Lippenhuizen, geapprobeerd en gedimitteerd den 12 October 1667.
- 1667. Pierius Stellingwerff, geboren te Franeker 1631, Pier Joh. zoon, geapprobeerd 21 November, is verroepen naar Stiens, en gedimitteerd in April 1674.
- 1674. Suffridus Cantor, kandidaat, geapprobeerd 5 Augustus, lid der klassis den 7 October, klaagde aan de Synode in 1678 over zijne behoeftige omstandigheden en
verzocht eenige subsidie. - 1681. Regnerus Meijlema, beroepen naar Jutrijp en gedimitteerd den 5 Julij, is op vertooning van zijn testimonium dimissionis uit de klassis van Sneek tot lid aangenomen den 7 September; zijn verzoek om onder de klassis van Sneek te blijven werd afgeslagen; hij is emeritus verklaard, en ontslagen in het begin van 1714. Zijne opvolgers hier hebben uit zijne nalatenschap jaarlijks eenige verhooging van tractement.
- 1714. Melchior Alma, Nic. zoon, beroepen van Oosterhaule, geapprobeerd en gedimitteerd den 2 Augustus, is in 't laatst van Maart 1719 in de nieuwe Wijtringa, niet verre van de Oude Schouw, op eenen Zaterdagmorgen van zijne slaapplaats opstaande, buiten boord gevallen en verdronken.
- 1720. Nicolaus Nicolaides, geboren te Lippenhuizen den 22 November 1691, Hil. zoon en ouder broeder van Gajus, beiden predikanten te Lippenhuizen, kandidaat en paodagogus aan het huis van den heer August Lijcklama à Nijeholt, Grietman van Opsterland, te Beets, is hier beroepen, geapprobeerd den 2 October, verroepen naar Wommels, en gedimitteerd den 6 Mei 1722.
- 1722. Nicolaus Altena, geboren te Franeker, kandidaat, bevestigd den 15 November, overleed den 21 September 1742 , in 't 46ste jaar zijns ouderdoms.
- 1743. Egbertus Lansbach, beroepen van Morra, deed zijn intreerede den 27 Mei , en overleed den 7 Augustus 1762.
- 1763. Hillebrand Mentes, geboren te Rauwerd den 10 October 1740, Theod. zoon, broeder van Occo Alb. die volgt, gelijk ook van Alb. Reen , kandidaat, beroepen den 24 Julij na eene vergeefsche beroeping in 1762 op P. F. Couperus te Woudsend, nam, verroepen naar Workum, afscheid den 2 Februarij 1766
- 1766. Johannes van Assen, geboren te Beetgum. den 20 Augustus 1741 , Win. zoon, kandidaat, bevestigd 31 Augustus, nam, verroepen naar St. Anna Parochie, afscheid den 25 Februarij 1770.
- 1770. Albertus Reen à Mentes, geboren te Rauwerd den 22 Februarij 1747, Theod. zoon, broeder van Hillebrand, hier bovengenoemd en van Occo Albertus, die volgt, kandidaat, bevestigd don 17 Junij , nam, verroepen naar Harlingen , afscheid den 14 April 1771.
- 1772. Occo Albertus Mentes, geboren te Rauwerd den 19 December 1742, Theod. zoon, broeder van Hillebr. en Alb. Reen, beiden bovengenoemd, kandidaat, bevestigd den 14 Junij, nam, verroepen naar Rijperkerk, afscheid den 23 November 1777.
- 1778. Hendrik Cannegieter, geboren te Witmarsum den 25 Mei 1757, Hend. Ger. zoon, broeder van Herm. te Parrega, Dom. te Marssum en Joh. te Witmarsum, kandidaat, bevestigt den 15 November, nam, verroepen naar Deersum, afscheid den 3 April 1785.
- 1785. Johannes Weselius, Herm. zoon, deed, beroepen van Wijnjeterp, zijn intreerede den 24 Julij, en nam, verroepen naar Oldeholtpade, afscheid den 19 October 1794.
- 1796. Hermannus Schlikker, beroepen van Scherpenzeel ca., deed zijn intreerede den 31 Januarij, en werd emeritus den 1 Julij 1844.
Er ontbreken: A. M. Bokma de Boer 1845—56. J. Engelsma Mebius 1857—1886.
Bron: tresoar.nl/wumkes/pdf
Onderwijs en schoolmeesters te Teroele.
Ook dit dorpje heeft vroeger een eigen winterschooltje gehad. Slechts enkele namen van schoolmeesters zijn ons overgeleverd. Zo was bijv. op 11 jan. 1640 Sicke Knelis schoolmeester te Teroele.
- In het trouwboek van Heerenveen staat, dat op 20 maart 1653 aldaar attestatie gepasseerd werd om elders te trouwen, voor Anne Brugters, schoolmeester te Teroele, en Marij Sickedr. Toen zij op 1 dec. 1656 hun testament maakten, was hij schooldienaar in het dorp Broek bij Joure.
- In 1636 was Ede Ulckes Swaga, dorprechter te Teroele. In jan. 1714 was sprake van wijlen Sijbren Jelmers, in leven ontvanger en dorprechter van Teroele; zijn vrouw was Grijtie Alberts.
- In 1724 is in de kerkvoogdij-rekeningboeken, die hier van 1722 af bewaard gebleven zijn, sprake van een nieuwe school. Van 1734 tot 1742 kreeg de schoolmeester Mark Douwes, jaarlijks 9 c.g. voor een winter schoolhouden.
- Van 1743 tot 1766 ontving de schoolmeester Murk Jolles, evenzo 9 c.g. In mei 1767 ontving Jolle Murks, de toelage; daarna was hij hier als dorprechter, in 1773 nog.
- Van 1768 tot 1772 nam Jan Clausen, het winterschooltje waar.
In een volgende kerkvoogdij-rekening staat:"Van 1777 tot 1791 aan diverse schoolhouders betaald per winterhalfjaar 5 c.g." Waar hun namen hier niet vermeld worden, zullen ze wel voor immer verborgen blijven!
- In mei 1792, 1793, 1794 en 1795 ontving Gerben Brinksma, voor 4 jaren winterschoolhouden 4 maal 5 c.g. of 20 c.g. Nadien werd geen melding meer gemaakt van schooltraktement.
In okt. 1817 werd door de ingezetenen besloten, de dorpsschool van Teroele, "die teegenswoordig niet wel meer in behoorlijke staat is om te kunnen staan blijven", en "dewijl de Ingezetenen deselve School van geen dienst kan zijn, dus geoordeelt dat men de school ook niet benodig is" en dat ze zal worden afgebroken en verkocht.
Dit was het einde van de Teroelster schoolgeschiedenis. Sindsdien droeg het dorp 1/7 deel bij in de kosten van de school te Idskenhuizen; totdat de dorpsadministratiën vervielen.
Bron: www.fryske-akademy.nl
Sémans Klachte.
Van Dr. E. Halbertsma, waarin Teroele als de plaats van handeling is gekozen. Dit liedeke is van 1851.
Moai Etke fen Teroele,
Hwer of ik sit of rin,
Dou brochst my op é doele
Dou bist net út myn sin.
'k Joech hjar in ring op trouwe
En swarde in eed er by,
Ik woe 'r in toer op bouwe,
Ho réd forgeat hja my!
Moai Etke fen Teroele
Sjoch ik forstow as tsjôf,
Dou brochst my op é doele,
Ik siikje om myn grêf.
Reactie plaatsen
Reacties