LE 23

  • a= ansjovis, b=bot, g=geep, h=haring, ha=hoekaal, kv="kustvisscherij", p=paling of aal, sn=snoekbaars, sp=spiering, zz="op de Zuiderzee"
  • Visserijregister kaarten van Zuiderzeecollectie

LE 23

  • Naam schip: LE 23 De jonge Jan
  • Type: halfgedekte platbodem
  • Vergunn.periode: 1911-1922
  • Eigenaar: Coehoorn, Dirk
  • vis: a, b, h
  • Opm: {houten aak, in 1906 gebouwd voor D. Coehoorn door Gebr. De Boer in Lemmer}; vanaf 1922: halfgedekte platbodem "De vrouw Elisabeth" van Haiko Bootsma.
  • Verhaal: Dirk Coehoorn, woonde aan de Nieuwedijk, en was de oudste van de gebroeders Coehoorn. Is maar 45 jaar oud geworden, zijn vrouw bleef achter met negen kinderen. De oudste zoons Jan en Sjoerd zetten het bedrijf voort, maar Jan ging naar de Amsterdamse politie, en later zijn de gebr. Sjoerd, Thomas en Frans een automobielbedrijf begonnen en Jan kwam ook terug uit Amsterdam.
  • De Lemster vissersvloot van ± 1915 volgens Jan Wouda: LE 23: Eigenaar: 1906-1922 Dirk Coehoorn. Woonplaats: Lemmer. Soort: Aak vt 36. Naam Schip: "De Jonge Jan" Bouwjaar: 1898 Werf: Gebr. de Boer. - LE 23: Eigenaar: 1922 Fimme Bootsma met zoons, Haiko, Gauke, Jan, Klaas, en Pieter de LE 23 (een aak) ”De Vrouwe Elizabeth” en de LE 61 (een botter). Later WON 30, 32”Vijf Gebroeders”,23.

Aanvulling. Een openbare verkoping.

Op 28 juni 1939 vond in De Lemmer de openbare verkoop plaats van een houten botter, gemerkt LE 23 en gebouwd in 1906. Ook een bijbehorende boot en het viswant kwamen onder de hamer. Aanleiding tot deze verkoop vormde het niet na komen van zijn financiële verplichtingen door de in 1904 geboren G.B. deze had in 1937 van de rijksdienst fl 500,- krediet ontvangen voor de aanschaf van een bootje met bun en de inbouw van een Ford motor in zijn in 1934 aangekochte botter. Er stond nog een oude schuld open, daarmee vermeerderd bedroeg de totale krediet op 20 juli 1937 fl 785,- het geleende bedrag, vermeerderd met rente, behoorde B. in zes jaar terug te betalen middels wekelijkse storting van fl 3,-. In eerste instantie voldeed hij aan zijn verplichtingen, maar in 1938 begon het mis te lopen en bleven de betalingen uit.

Wat er aan de hand was, word duidelijk uit een brief die de burgermeester van de Lemmer op 2 mei 1939 aan de rijksdienst adresseerde. J.L zaterdag is hij [G.B.] wegens openbare dronkenschap en de rijkspolitie ter ontnuchtering in een cel opgesloten geweest en is proces verbaal tegen hem opgemaakt. Aangezien hij naar mijn mening de hem toegekende geldelijke tegemoetkoming misbruikt, deze word grotendeels in drank omgezet meen ik, zulks temeer waar hem enige tijd geleden te dezer zaken reeds een ernstige waarschuwing door uwe inspecteur, den heer Boor(Inspecteur Boor van de Rijksdienst), is gegeven, dat er alle reden is deze tegemoetkoming in te trekken.

Ik maak U er verder nog op attent, dat de schuit van betrokkene met toebehoren reeds enige weken aan de wal ligt, zonder dat hij zich er om bekommert. Was het drank probleem nieuw of kampte B. hij hier al langer mee? Ondanks dat de rijksdienst zich door haar plaatselijke controleurs altijd gedetailleerd op de hoogte liet stellen over handel en wandel van de mensen, was twee jaar daarvoor probleemloos krediet verstrekt aan hem.

De reprimande van Boor haalde weinig uit en dit leidde tot het aan de ketting van de LE 23. op 15 juni 1939 en openbare verkoop op de 28ste. De botter bracht fl 58,- op, de (nieuwe) boot fl 68,-. Netten, touwen en dergelijke gingen in partijtjes voor enkele dubbeltjes of guldens over in handen van andere Lemsters vissers. De totale opbrengst bedroeg slechts fl 173,90-. Na aftrek van de onkosten resteerde fl 140,30- waarvan fl 17,16- voor delging der achterstallige rente en fl 87,14 in mindering der hoofdsom.

Uit wrevel over de verkoop van zijn botter gooide B. zijn kop in de wind en weigerde verdere afbetalingen. In 1942 viste hij op een noodvergunning met een roeiboot en netten van zijn vader op witvis, daarbij geholpen door zijn jongere broer. De vangst verhandelde hij buiten de afslag om, dus zwart. Een rapportje uit dat zelfde jaar leert ons iets meer over B.′s huiselijke achtergronden.

Hij was ongehuwd, en woonde met zijn ouders in een onbewoonbaar verklaart huisje. B. geniet wegens herhaaldelijk drankmisbruik eene ongunstige reputatie. Mogelijk ware te overwegen deze creditnemer met intrekking van zijn noodvergunning te dreigen, besloot de ′adm, ambtenaar zijn brief. Na de oorlog zal men inderdaad B. zijn noodvergunning afnemen.

In 1947 schreef diezelfde ambtenaar namelijk dat B. kort daarvoor het vissen had gestaakt, en was gaan zwerven. Hij hielp op dat moment bij het lossen van een boot, en probeerde te monsteren als matroos, waarvoor hij echter geen papieren bezat. Loonbeslag voor doeleinde ter uitvoering van de Zuiderzee-steunwet was niet mogelijk. Uit het verder ontbreken van gegevens moet geconcludeerd worden dat deze vordering voor het rijk verloren ging.

Uit archivalia van Scheepswerf Fa. Gebr. de Boer, Lemmer

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.