LE 70
- a= ansjovis, b=bot, g=geep, h=haring, ha=hoekaal, kv="kustvisscherij", p=paling of aal, sn=snoekbaars, sp=spiering, zz="op de Zuiderzee"
- Visserijregister kaarten van Zuiderzeecollectie
LE 70
- Naam schip: LE 70 de Jonge Schelte
- Type: halfgedekte platbodem
- Vergunn.periode: 1913-1924
- Eigenaar: Rottiné, Anne
- vis: a,b,h
- Opm: 1911-1913: open zeilboot, in 1913 in de haven om verkocht te worden; *v/a 1924 H.N.56 (Hoorn)
- Verhaal: Anne's echtgenote, mevrouw Sipkje, kenmerkte zich door haar sprekende, donkere ogen. Het echtpaar woonde aan de Lijnbaan. Hun oudste zoon, Schelte, werkte samen met zijn vader en heeft eveneens dienst gedaan op de nachtboot. Zijn echtgenote was een dochter van de binnenvisser Rienksma. Zoon Piet diende eveneens op een botter. Zijn echtgenote was afkomstig uit de families Vleeshouwer of Deinum. De jongste zoon, Jan, heeft een loopbaan als politieagent gekozen. Jan stond bekend als een man van weinig woorden, maar zijn karakter was resoluut en daadkrachtig. De oudste dochter, Margje, trad in het huwelijk met Jaap Stienstra. Dochter Sip huwde Sire Kabel uit Zaandam, die gedurende de periode 1914-1918 als soldaat gelegerd was in Lemmer.
- De Lemster vissersvloot van ± 1915 volgens Jan Wouda: LE 70: (Eerder LE 170 later LE 75) Eigenaar: Anne Schelte Rottiné. Bijnaam: Anne van Sip. Woonplaats: Lemmer. Soort: IJzeren Aak vt 41. Naam Schip: "De Jonge Schelte" Bouwjaar: 1899. Werf: Croles te IJlst. - LE 70: Eigenaar: In 1913 Hermanus Wouda, en werd LE 75. Genaamd: "Zes Gebroeders" - LE 70: Eigenaar: G v/d Zee. Soort: Klipper tn 225. Naam Schip: "Petronella Cornelia" Woonplaats: Lemmer.
- 1927-1929
Adres: Lijnbaan 112 Lemmer
Anne Rottine
Gegevens schip: LE 70
Door Dirk Huizinga: Visaak LE 170
Bouw: Croles, 1899
Opdrachtgever: Anne S. Rottinee (LE 170, na hernummering LE 70)
Naam: De Jonge Schelte
Lengte: 41 voet
Geschiedenis
Anne S. Rottinee liet in 1899 bij Croles een visaak bouwen die geregistreerd werd als LE 170. Na de omnummering in 1911 werd dit LE 70. In 1913 verkoopt Rottiné de aak aan Hermanus Wouda die ermee gaat vissen onder nummer LE 75.
De vissersfamilie Wouda verhuist in 1928 naar Medemblik. De aak vaart daar tot ca. 1950 onder nummer ME 6. Volgens Jan Wouda, de zoon van schipper Hermanus, zeilde de aak slecht. Dat verbeterde, toen er een nieuwe mast op werd gezet die een meter langer was. Met een wat groter tuig liep de aak veel beter en werd er ook meegedaan met de wedstrijden voor vissersvaartuigen die de Koninklijke Nederlandse Zeil- en Roeivereniging vanuit Muiden organiseerde. De twee aken die Croles in 1899 bouwde, bleken in de praktijk geen opvallend goede zeilers te zijn. Ze waren wat zwaar gebouwd. Men wist nog niet precies met welke dikte van staalplaat een dergelijk schip voldoende sterk was. Ook waren de eerste aken ondertuigd.
Voor een dergelijk schip met dat gewicht voeren ze te weinig zeil. Ze gingen pas zeilen als het harder woei, maar bij een matige koelte waren ze niet vooruit te branden. Hermanus Wouda ervoer dit, toen er een langere mast op de aak werd geplaatst en hij meer zeil kon voeren. Toen zeilde de aak ook behoorlijk bij weinig wind. Voor de zeileigenschappen was naruurlijk ook de vorm van het (onderwater)schip van belang. De heel smalle kont met het geringe draagvermogen, als bij een botter, werkte bij hogere snelheden in het nadeel. Dan heb je juist draagvermogen in de kont nodig, anders zuigt het schip zich vast.
Rond 1950 werd de aak verkocht naar Wieringen waar die voer onder de nummers WR 24 en WR 27. Begin jaren zestig nam scheepsbouwer W. Stofberg uit Leimuiden de aak over van Fred Fogertij in Den Oever, die een café had en de aak gebruikte om met sportvissers te varen. Stofberg bouwde het vissersschip om tot Lemsteraakjacht, dat vervolgens in 1967 verkocht wordt aan Mr. J.R. Carp uit Aerdenhout. Die geeft zijn aak de naam ‘Breehorn’. Latere eigenaren zijn Kale uit Kampen en Plint uit den Haag. In de winter van 1997-1998 brandt de aak uit in de winterberging in Aalsmeer. Stofberg koopt het geblakerde casco en wil het schip weer opknappen. In 1999 koopt Boonstra het geblakerde casco van Stofberg en laat hem de aak niet alleen opknappen, maar ook verbouwen tot een fraai jacht. De naam Breehorn wordt veranderd in Argo. Het visserijnummer LE 75 siert echter nog steeds het boeisel.
N.B. Huitema (1982) geeft per abuis, op grond van informatie van de oud visser Jan Wouda, aan dat de aak van Rottiné bij de gemeente Lemsterland het registratienummer LE 171 kreeg, dat moest echter nummer LE 170 zijn.
Reactie plaatsen
Reacties