Lemsterland in verzet (2)
De illegaliteit te Lemmer.
Ynze de Jong.
Ynze de Jong, alias Jan de Vries. De bescheiden en diep gelovige De Jong had een slagerij aan de Langestreek; het huidige pand van woninginrichting De Lange Streek, nr 16 en 17. Het pand werd ontmoetingsplaats voor verzetslieden en ook werden er KP-acties voorbereid. Vooral Wim Reinders en Luitjen Mulder waren er vaak te gast. Aangezien er in de winkel nogal eens controles werden gehouden, kwam men door het steegje naast het pand onopvallend binnen. Men belandde dan achter op de slachtplaats, waar ook een enkele maal schietinstructie werd gegeven. Omdat het daar te veel opviel, werd dit niet herhaald. Men moest voortdurend op zijn hoede blijven, want schuin tegenover de slagerij bevond zich het waterschapsgebouw, waar de Feldgendarmerie zetelde.
Ynze de Jong was eenmaal aanwezig bij een wapendropping. De wapens werden door het echtpaar in een kinderwagen vervoerd; in huis verborg men de brenguns tussen de hammen in de schoorsteen en de pistolen onder de dakpannen. Bemachtigde bonkaarten vonden eveneens een plaats onder de pannen; tevens werden zij onder het vloerkleed verstopt. De Jong hield zich ook bezig met het plaatsen van onderduikers - het vervoer geschiedde zelfs eens per lijkwagen. De Jong fungeerde vaak als schakel tussen Onderweegs (daarvoor Van der Wal) en het uiteindelijke adres.
Zelf had het echtpaar sinds begin 1944 een joods meisje in huis. Zij hielp mee in de winkel en was behulpzaam bij het bereiden van maaltijden, die niet alleen voor de KP'ers bestemd waren maar ook voor voedselhalers die in de Hongerwinter van de Lemmerboot kwamen. In februari 1945 kwam de naam van Ynze de Jong bij de SD in Heerenveen ter sprake. Gelukkig werd het gezin via Philippus Spits net op tijd gewaarschuwd en toen de Duitsers op de 8e arriveerden, vonden zij het pand verlaten. In Lemmer was tot juli 1944 nog actief hoofdcommies van de gemeente Dirk Onderweegs.
Ynze de Jong en echtgenote met vier kinderen in 1944. Ynze de Jong (schuilnamen: Frits Lemstra en Jan de Vries) werd werkelijk actief in mei 1943. Naast de reeds genoemde werkzaamheden verspreidde De Jong het illegale blad 'Trouw', zamelde hij geld in voor zowel de illegale pers als het NSF en werkte hij voor de inlichtingendienst van het verzet. Op zijn zolder luisterde de KP naar Radio Oranje en wachtte codeberichten over o.a, wapendroppings af. Tenslotte hield De Jong zich nog bezig met de werving Van leden voor de BS.
Janny Meijers, de zuster van Ali. Zij was ondergedoken bij Jan Toering te Echtenerbrug. De foto is kort na de oorlog genomen.
Het gezin van Ynze de Jong met de joodse onderduikster Ali Meijers (middenachter). Gedurende haar onderduiktijd was Ali's haar rood geverfd door kapper Vliegendehond. Foto uit 1945.
Interview: D.R. Onderweegs ("Paul van Staal") Gem.Secr. te Genemuiden op 30-03-'49.
In Lemsterland waren 2 verzetscentra, die aanvankelijk weinig contact met elkaar hadden, n.l. Lemmer en Echten.
Eén van de eersten, die met lectuurverspreiding begon was Fokkelinus van der Wal. Aan zijn activiteit kwam een abrupt einde in verband met zijn actie betreffende het adres aan de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken Frederiks. De verspreiding van de illegale lectuur werd toen overgenomen door Luitjen Mulder. Dit was V.N. en kwam uit Gaasterland via Steginga.
Luit Mulder kwam toen ook met de vraag bij Onderweegs of hij bereid was aan de lectuurverspreiding deel te nemen, wat deze accepteerde. Het was nog in '42 dat er een overval plaats vond op de secretarie tegen sluitingstijd ca. 5 uur door Schmidt en Sleyffer. Zij moesten het bureau van Blaauw, één der jongste ambtenaren zien en zochten daarin naar illegale lectuur. Zij hadden bewijzen dat hier in Lemmer illegale lectuur verspreid werd, zeiden ze en verdachten de mensen op de secretarie ervan. Onderweegs als eerste ambtenaar zei: "Daar is geen sprake van, want dat duld ik niet op het Bureau".
Blaauw werd onder druk gezet en bekende per slot. Toen werd Onderweegs weer aan de tand gevoeld, ontkende niet, dat hem op straat wel eens blaadjes in de zak waren gestopt, die hij direct in de prullenmand had gedeponeerd, maar bekende verder niet, dat hij zich bezig hield met de verspreiding.
Een paar dagen daarna moesten Onderweegs, Blaauw, zijn Vader en Oom naar Leeuwarden komen. Daar werd een uitbrander gegeven en men moest een stuk tekenen, dat men bekende. Dit weigerde Onderweegs in zoverre, dat hij niet wilde geacht worden bekend te hebben en dat vond men goed. De lectuurverspreiding ging door.
Hierna kreeg men bezoek van Boonstra en Wiersma, die vroegen of de mogelijkheid bestond om 6 Joden te bevrijden, die in Lemmer zaten ingesloten. Zij waren eerst bij de Burgemeester geweest, maar deze had gezegd, dat hij van zijn plaats niets kon doen en noemde de naam van Onderweegs, die dit arrangeerde met de politiemannen.
Alles was klaar, maar onderluitenant Hafma scheen daar lucht van te hebben gekregen, doordat misschien de auto van Boonstra en Wiersma was gesignaleerd. Het politiebureau werd door ± 19 man in het oog gehouden.
Onderweegs is nog samen met Wiersma met Hafma gaan praten: Als hij er twee man voor bewaking neerzette, dan was de verantwoordelijkheid van hem af, dan zouden Wiersma, Onderweegs c.s. wel voor de rest zorgen.
Maar Hafma, was niet te overreden en zei maar: "Uiteindelijk ben ik de verantwoordelijke man en worden ze bevrijd, dan ben ik er bij". Hij eindigde met de woorden: "Ik kan niet anders", welke woorden nog dikwijls aangehaald zijn.
De K.P. van Joure, die ca. half elf 's avonds op pad ging om de operatie te verichtten, werd opgevangen. Japie* Hilverda, van Scharnegoutum was er ook bij, was briesend, dat het niet door mocht gaan. Men heeft Hafma nog gevraagd "Waar gaan ze heen?", maar dat wilde hij ook niet zeggen.
Vanaf deze tijd kwam het contact met Wiersma en Boonstra tot stand en ging O. zich interesseren voor hulp aan Joden. Kort daarvoor hoorde O. dat Beijering ook illegale lectuur verspreidde. Toen ontstond samenwerking tussen Onderweegs en beijering. Onderweegs werkte samen met Abe Verbeek en Ynze de Jong, als contactmannen en B. had ook zijn contactpunten.
In Echten had Onderweegs voeling met Flip Spits. Dit was alles vóór de Meistaking. Men wisselde wel onderduikers uit ,maar bleef toch verder gescheiden werken. Spits ontving zijn instructies van Joure en werd zo'n beetje als rayonleider beschouwd. Toen kwamen uit Meppel Wim Reinders en Arie van der Pol. Zij werkten aanvankelijk nog voor Meppel en hadden weinig contact met Spits.
Geleidelijk weg gingen Wim en Arie zich losmaken van Meppel en zich oriënteren op Joure.
Toen Arie van der Pol uitviel (is in Steenwijk gearresteerd) ging Luit Mulder zijn plaats innemen. In Echten zat een hecht groepje, Joh's Kraak, een veekoopman, wiens naam Onderweegs zich niet meer herinnert, Flip Spits en a.
In Lemmer, was een Hafen-Überwachungsstelle, met aanvankelijk comm. Strohkirch een fijne vent, helemaal geen nazist. Later kwamen er anderen. Van deze mensen nooit veel last gehad. Als zij gewild hadden, hadden zij veel meer kwaad kunnen doen, want zij kregen herhaaldelijk verraadbrieven, waarop zij niet ingingen. Veel steun had men van Ds. Wessels, die later overleden is.
In Juni 1944 nam O. de benen, men kreeg bericht via de Postdirecteur dat de Hafenüberwachung in Lemmer met S.D. in Leeuwarden belde, waaruit bleek, dat men op de hoogte was van O. ondergrondse activiteit. Het werk werd overgenomen door Verbeek, de Jong en Beijering. O. ging toen naar Bolsward en blies daar een week uit bij Ds. Vink.
Na een week kreeg O. bezoek van Karel I en vroeg of O. de P.B.-centrale wou overnemen. Deze werd eerst waargenomen door Karel II. O. accepteerde dit. Na een week dus reisde O. al weer de gehele provincie door. Dit ging tot aan de spoorwegstaking per trein; hierna beperkt tot rayon Sneek. 't Was toen ook niet zo gevaarlijk meer, omdat de verbindingen verbroken waren. O. heeft praktisch tot de bevrijding doorgewerkt. In 't laatst heeft O. nog in Gaast gezeten bij een boer als evacué "van Staal". Die boer was een rotvent; de vrouw goed. "Ik val toch niemand lastig, waarom vallen ze mij lastig?", daarmee doelend op de evacuatie. Eens verkocht hij een pond boter aan de Duitsers. Toen O. hem er op opmerkzaam maakte, dat hij de boter liever aan Nederlanders kon geven, zei hij: "Ik kan ze toch niet allemaal helpen?".
Het Joden onderbrengen viel in Lemmer niet mee. In Lemsterland ging dat wel beter. Met de Joden niet veel last gehad. Zij konden zich wat moeilijker aanpassen, dan de andere onderduikers, omdat zij vaak uit een nog veel meer afwijkend milieu kwamen, dan de andere onderduikers, terwijl zij zich nog veel meer gedekt moesten houden.
O. acht de lectuurverspreiding een zéér belangrijke factor bij het verzetswerk. Deze lectuur scherpte de mensen telkens weer op: verzet is en blijft geboden! men werd behoed voor het gevaar af te glijden in een soort sleur tengevolge van de lange duur van de bezetting. Het was een feit, dat men juist van die mensen, waar men geregeld lectuur bracht, ook de meeste medewerking ontving.
Een enkele keer heeft O. in Lemmer ook nog wel contact gehad met een N.C. man uit L'warden, vermoedelijk S. Rienks. De upper-ten is er in Lemmer volkomen buiten gebleven. Het viel iemand uit Heemstede op, dat het juist bij hem thuis de meer goegoeden waren, die in het verzet zaten, terwijl het in de Lemmer, zoals hij het uitdrukte - Jan Boezeroen was, die in het verzet zat volgens zijn indruk. Toonaangevende kringen in Lemmer, waren ontzettend bang.
De verzetsgroep uit Echten bestond voor 't grootste deel uit buitenkerkelijken. Toch werd 80% van de onderduikers bij Kerkelijken geplaatst. Aize Wind uit Oosterzee, was Cmdt.O.D. en werd later ook Geco.
Van de Katholieken in Lemmer niet veel gemerkt, daar de Pastoor bang was uitgevallen in tegenstelling tot Sint Nicolaasga, waar onder de katholieken ook flink wat activiteit werd ontplooid. Haitze Wiersma uit Nijmegen, werd de opvolger van Jacobus Boomsma, als leider L.O. in district Sneek. Hij is later ook een goed organisator gebleken.
Friesland heeft volgens O. een gedisciplineerde en goedgeorganiseerde verzetsbeweging gehad, door streng doorgevoerde splitsing in rayons. Geregeld werden contactvergaderingen belegd.
De L.O.-centrale heeft gezeten:
1. Bij watergemaaltje aan de Lemmerweg, bezuiden Sneek.
2. Tussen IJlst en Sneek.
3. Aan de Noordkant van Sneek.
4. 't Laatst in de buurt van Bolsward (bij Burgwerd?)
Alles maakte een zeer legale indruk. Als men op de L.O.-centrale kwam, dacht men te zijn op het Bureau van de Voedselcommissaris. Koeriersdiensten werkten perfect, weer of geen weer.
* Schuilnaam met vermelding van echte naam, plaats van afkomst, beroep, verzetsorganisatie en/of -functie, bijzonderheden en bronnen
Auke = Jaap Hilverda 1. KP Scharnegoutum 3. Lijst Ypma; Mededeling G. Oppewal
Het interview eindigt met..onleesbare handgeschreven tekst.
Willem Beijering.
Willem Beijering.
Willem Beijering, alias Willem ten Berge, alias Roelof van Slageren. De sociaal-democraat Beijering was een op de voorgrond tredend, opvliegend maar joviaal man. Via de belastingdienst (Krijn van den Helm, Olsman) was hij samen met Van der Wal in het verzet geraakt.
Beijering was medewerker van de LO en hield zich als zodanig bezig met het onderbrengen van onderduikers in Lemmer. In zijn hal hing de toepasselijke spreuk: 'Herbergt de verdrevenen, en meldt de omzwervenden niet!' Verder was Beijering belast met de distributie van bonkaarten voor onderduikers en de inzameling van gelden voor het NSF. Daarenboven verspreidde hij de illegale bladen 'Het Parool' en 'Ons Volk'.
Als onderdeel van het morele verzet werden ten huize van Beijering politieke huiskamerbijeenkomsten gehouden, met gastsprekers als J.H. Scheps en E. Vermeer. Beijering stond in verbinding met de ondergrondse in Echtenerbrug; in Lemmer was een belangrijk contact Homme de Bruin. Bij het onderbrengen van onderduikers werd hij geholpen door Koos Mebius, een schaakvriend van Luitjen Mulder uit de tijd dat beiden in de Brekkenpolder ondergedoken zaten. Na de wegvoering van Fokelinus van der Wal was Beijering dienstgeleider geworden. Om te voorkomen dat de opengevallen plaats zou worden ingenomen door een NSB'er, had hij voor overplaatsing gezorgd van grenscommies en oud-Lemster Harm Douma. Na januari 1945 moest ook Willem Beijering onderduiken. Hij deed dit bij Wiebren Kraak, een broer van Johannes.
Begin september 1944 leek even de bevrijding dichtbij. De Binnenlandse Strijdkrachten (BS) werden gevormd, die een ondersteunende rol bij de geallieerde invasie moesten gaan spelen. In het kader hiervan kwam ook te Lemmer een gevechtsgroep tot stand, opgericht door Willem Beijering. Leden waren Harm Douma, zijn vrienden Klaas Zwarthoed en Max Koole, Jetse de Haan en anderen. Na training werden de mannen naar huis gestuurd totdat zij werkelijk in actie moesten komen. Een drietal leden van de groep, Douma en zijn beide vrienden, dook onder in de Brekkenpolder.
Zij werden overdag verzorgd door boer Popke Bakker en overnachtten in een kajuitbootje, dat tussen het riet in natuurgebied Banco lag. Op een gegeven ogenblik kregen de mannen vanuit Echtenerbrug bericht, de KP af en toe te assisteren bij het wapenvervoer. Zij gingen de transporten begeleiden vanaf het afwerpterrein bij Haskerhorne naar de eerste opslag, de boerderij van Toering. Na de verdeling staken de drie BS'ers met een roeibootje het Tjeukemeer over en konden dan meteen Oosterzee van wapens voorzien. De partij die voor Lemmer bestemd was verborgen zij in het kajuitbootje, dat met visnetten gecamoufleerd werd.
Toen door brandstofgebrek de gemalen niet meer functioneerden en de waterstand snel steeg, moest er een andere bergplaats gezocht worden. Men nam twee kisten van huis mee en liet bij de firma Bijlholt een grote, van binnen met zink beklede, kist maken. De wapens werden in de kisten gedaan en deze werden ingegraven in een van de polderdijken. Na enige tijd brachten de mannen de kisten over naar Lemmer, waar ze met medewerking van Ds. Wessels en conciërge Haye Dijkstra op de zolder van de christelijke school werden verborgen.
In de laatste maanden van de oorlog kregen de leden van de gevechtsgroep nog schietinstructie achter in het land van boer Akkerman aan de Grietenijdijk. De BS van Lemsterland speelde echter geen rol van betekenis bij de bevrijding.
Een door Willem Beijering, zelf geschreven relaas over zijn verzetsactiviteiten. Dit is afkomstig uit de archieven van de stichting 'Friesland 40-45'
Verslag verzetsactiviteiten van Willem Beijering, 1945.
Lemmer 21-11-1945
Hierbij doe ik U het volgende rapport toekomen.
Drukke ambtelijke werkzaamheden beletten mij uitvoerig te zijn. Over verschillende personen, onderduikers en Joden, zou ik wel aardige anecdotes kunnen vertellen, maar de tijd ontbreekt me. Met de samenstelling van de groepen voor de N.O-polder hebben we, Wim en ik, veel werk gehad. De moffen maakten gaten in de dijk. Het lag in hun bedoeling de dijk te laten springen als de geallieerden legers naderden. Doordat ik als ambtenaar veel op de terreinen kwam was ik in de gelegenheid de zaak goed op te nemen. Met Ir. v.d. Bout, van de dienst Z.Z.-werken, had ik toen regelmatig contact. Aan de N.B.S. heb ik ook wel een rapport ingezonden, maar ik heb dat zeer beknopt gedaan.
Ik hoop, dat u voor de Documentatie aan dit rapport iets zult hebben.
Tot nadere inlichtingen ben ik gaarne bereid.
Met vr. groeten,
w.g. W. Beijering.
Beijering Willem, geb. 6-11-1901. Wonende Langestraat 76, Lemmer. Beroep: Assistent dienstgeleider der Belastingen. Godsdienst: gene. Gehuwd. 4 kinderen. Houding echtgenoot: niet terughoudend, doch aansporend tot voorzichtigheid. Familie woont in Drente en was er vrijwel onkundig van, althans de eerste jaren. Aanleiding: toen de Duitsers hier kwamen, stond het voor mij vast, dat ze ons een overtuiging (nat.Soc.) wilden opdringen. Een bedreiging derhalve van onze hoogste geestelijke goederen (vrijheid). Motief: principieel verzet.
Ik was lid van de S.D.A.P. Toen in Juli 1940 de S.D.A.P. opgeheven werd en de partij-voorzitter Vorrink en secr. Woudenberg weigerde onder het juk van Rost van Tonningen door te gaan, met hen nog vele anderen, moest op andere wijze in het levensonderhoud van hen worden voorzien. Een toen medewerker geworden voor geldinzameling, verspreiding ill.partij-lectuur en bezoeken geheime vergaderingen. Partij-contacten: Woudenberg, Amsterdam; J.K. Brouwer, Wolvega en S. Westra, Heerenveen, thans Leeuwarden. Later algemene verzetslectuur verspreid en contactpunt voor ill. ambtenarenorganisatie, financiën. Vanaf 1943 onderduikers ondergebracht en later ook Joden. Hoeveel, dat kan ik niet meer mededelen, het zijn er heel wat geweest. Op dit punt contact met S. Westra, Harri en Flip Spits, Echten. Later ook met Wim Reinders en Ari, beiden overleden. De eerste in Doniaga doodgeschoten; de andere in Duitsland overleden. Vanaf dien tijd ook ingeschakeld bij het N.S.F. hoofdcontact in de gemeente! Veel geld ingezameld. In 1944 60 bonkaarten per maand bezorgd. In L.O. plaatselijk contactpunt, hoofd, Na Sept. 1944 uitsluitend gewerkt voor de illegaliteit. Na spoorwegstaking contact tot stand gebracht per boot voor post uit friesland naar Amsterdam, samen met Wietse Wiersma. In Aug. 1944 groepen gevormd voor de verdediging van de N.O.-polder. Samengewerkt met Kampen. Later, Sept. groepen gevormd voor O.D. Maakte vanaf dien tijd deel uit van de staf O.D. In Dec. 1944 hoofd geworden van sectie XI N.B.S. tevens waarnemend commandant. In 1943 tekeningen gemaakt van Noordelijk deel N.O.-polder en haven Lemmer, het terrein, waarop de verdedigingen van de moffen voorkwamen.
Met Wim, K.P.-leider van Echten, dikwijls op stap geweest voor het charteren van schepen om deze in vaarwaters tot zinken te brengen. Eind 1944 laatste hand gelegd voor de door de K.P.'s te Scharsterbrug in beslag genomen 60 ton suiker, bevrachtingsboekje in order gebracht. De onderduikers kwamen uit Friesland, maar ook wel uit Drente, Overijsel en Holland. Voor N.S.F. contact met den heer J. Evenhuis te Leeuwarden. Geen piloten verzorgd. In Febr. 1945 ondergedoken. Kosteloos onderdak gehad te Wolvega, Langelille en Echten.
Vrouw en kinderen in Drente. Leefde toen onder de naam van Ome Roel, Roelof van Slageren. Niet gearresteerd; wel gezocht. Volgens de commandant van de S.D. in Lemmer, deze is hier eind Oct. 1945 geweest, had men mij doodgeschoten, als ik in handen van de S.D. te Heerenveen was gevallen. Ben in Wolvega, bij een fabr.arbeider, in Echten bij een opzichter en in Langelille bij een onderwijzer geweest, Kosteloos. Mijn loon heb ik steeds ontvangen. Ben niet ontslagen. Nu terug in mijn oorspronkelijke werk, vanaf Aug. Niet gedupeerd. Heb me opgegeven voor de recherche bij mijn dienstvak. Nooit iets opgehoord.
Gearresteerde vrienden; Roelof Knol, Meppel. K.P.-leider Echten. Schitterend werk verricht. Medegewerkt aan verschillende kraken, sabotages en arrestaties. o.a. Hulst, Kuinre. Doodgeschoten met 9 anderen in Doniaga: W. Hof, Echten; Alb. Koopman, Echten; beiden doodgeschoten in Doniaga. P. Cuiper, Echten, in Crackstate gezeten, op 14/4 1945 vrij. W. v.d. Gaast, Eesterga, koerierster, gevangen, op 14/4 1945 vrij. Henk Aksen, Meppel, in Duitsland overleden.
J. Evenhuis, Leeuwarden, in Vucht gefusilleerd. F. v.d. Wal, Lemmer, collega, in Vught overleden April 1943. Met hem samen wel eens wat illegaal lectuur gemaakt.
De familie van R. Knol leeft in kommervolle omstandigheden. Wordt echter aangewerkt. Heb van Knol maar één foto, die ik graag wil behouden.
W.G. Beijering.
De Koeriersters.
Koerierster Willy van der Gaast, op Bevrijdingsdag in Lemmer, 17 april 1945. Zij is gefotografeerd voor het gemeentehuis en was toen net drie dagen op vrije voeten. Om haar arm de BS-band waarop 'Koerierster Oranje' te lezen is. Aardig detail: achter haar staat de fiets van Willem Beijering.
Toen vooral na de spoorwegstaking van september 1944 de bewegingsvrijheid van mannen steeds beperkter werd, gingen de illegale organisaties ertoe over een beroep te doen op vrouwen en meisjes. Zij kregen tot taak de contacten tussen de verschillende verzetsorganisaties te onderhouden en mensen te waarschuwen om onder te duiken. Deze koeriersters moesten hiervoor vaak tientallen kilometers in weer en wind fietsen.
Koerierster van de KP-Echtenerbrug was Willemtje (Wim) van der Gaast, een boerendochter uit Eesterga. Ze was door Wim Reinders en Homme de Bruin voor dit werk gevraagd en had de verzetsnaam 'Willy' gekregen. 's Morgens haalde ze de geheime post op bij Beijering en slager De Jong en keek of er nog een boodschap was bij Wander Koopmans in Oosterzee.
Ze bracht de brieven naar Wiepke Hof in Echtenerbrug, 'De Centrale', waar alle post verzameld en gesorteerd werd. Van daaruit reed ze 's middags naar adressen in Joure, Heerenveen of Wolvega en één keer per maand met brieven van onderduikers naar Meppel. Soms vervoerde zij zelfs wapens, die door de vrouw van Ynze de Jong onder haar kleren op de rug werden verborgen.
Overdag was Willy meestal in de kost bij Wiepke Hof; 's nachts verbleef ze bij haar zuster die bij bakker Haveman aan de Markt woonde. Toen de bakker difterie kreeg, vond zij onderdak bij buschauffeur Rintje de Jong (de schoonzoon van de in 1943 weggevoerde Gerben Bootsma) die zelf ook koeriersdiensten verrichtte in Gaasterland. Tenslotte werd zij gearresteerd en kwam in Crackstate terecht. Na de arrestatie van Willy van der Gaast werd haar werk overgenomen door haar nicht Lena Koopmans.
Koerierster Lena Koopmans.
Een door Burgemeester Krijger, opgemaakte verklaring, die ervoor zorgde dat Wim van der Gaast, haar fiets mocht houden, door net te doen of zij met de 'levensmiddelen distributie' was belast. De Burgemeester was dus volledig op de hoogte van haar koerierswerk. Krijger overhandigde dit document aan Luitjen Mulder, die het aan Wim van der Gaast bezorgde.
Wim van der Gaast, werd toegestaan zogenaamd op 'ziekenbezoek' te gaan, maar bezorgde daar natuurlijk in werkelijkheid de illegale post van het verzet of voor onderduikers.
Nog een doorlaatbewijs. Het handgeschreven gedeelte van de tekst, is van Mevr. W. Schilstra-van der Gaast.
Verklaring dat Wim van der Gaast tot de Binnenlandse Strijdkrachten behoorde. Het handgeschreven gedeelte is weer van Mevr. Schilstra zelf. 'A. Wind' is Aize Wind, uit Oosterzee, gemeentelijke commandant van de BS.
Nu volgt het relaas/rapport van Rintje de Jong.
RAPPORT:
de Jong. Rintje. Geb. 23 Juni 1908.
Het adres was Gedemptegracht 2 te Lemmer.
Thans is het adres bij de N.B.S. te Balk District IV
Het beroep was Autobus chauffeur Balk-Lemmer.
Godsdienst: Gereformeerd.
Bovengenoemde komt uit een klein gezin.
De familie was enthousiast en vlak voor illegaal werk.
Sinds 27 Juni 1944 lid van de O.D. Later N.B.S.
-Ik ben bij de ondergrondse gegaan omdat de moffen mijn schoonvader den heer G.G. Bootsma*, uit Lemmer, kapitein op de Stanfriesboot Leeuwarden-Rotterdam opgepakt hebben, en omdat ik het als mijn plicht beschouwde.
Op een van de reizen, die mijn schoonvader maakte van Leeuwarden naar Rotterdam, kwamen ze op het IJsselmeer ter hoogte van Enkhuizen een rubberboot tegen met 7 Engelsche en 1 Hollandsche vliegeniers. De 7 Engelschen werden aan de moffen over gegeven, omdat er teveel waren die het wisten. De Hollander heeft hij geholpen om weg te komen en onder te duiken, want dat was een spion, dus het was zijn plicht om die man te helpen.
Dit was een Vaderlandslievende daad. Maar door praterij van het publiek is het toch uitgekomen, want een week later werd hij opgepakt 3 April 1943. Hij werd als de grootste misdadiger opgebracht. Sindsdien ben ik voor de beweging gaan werken, want ik voelde mij gedwongen om het te doen en zodoende een steentje bij te dragen om de mof te vernietigen. Ondergedoken ben ik niet geweest.
Ik leefde steeds onder eigen naam, alleen mijn beroep heb ik verandert van chauffeur in veehouder. Twee P.B. 's heb ik gehad.
Bij de districts commandant IV was ik koerier. Van September af moest ik haast alle dagen 125 km op de fiets afleggen. De route was in de regel Lemmer-Sneek-Bolsward-Workum-Koudum-Balk-St. Nic-Lemmer. Ondanks het slechte weer, vaak moesten steeds de verschillende contacten bezocht worden en de berichten er gebracht op een fiets waar auto binnenband om de buitenband zat.
De volgende personen trof ik haast altijd en werkte ik mee. S.J. de Jong, B.H. Steegenga, S. Praamsma (Dick) J.S. de Boer, A. Tuinier, Post, Tissot, Koopmans, Wind en Beijering.
In de bevrijdingsweek was ik bij de verbindingen van het District IV, onder commando van de heer S. Praamsma. Ook nadien ben ik bij deze sectie gebleven. Steeds hebben wij in de bevrijdingsweek de orders naar de verschillende commandanten gebracht, vaak onder moeilijke omstandigheden.
Wij waren bij twee boeren ingekwartierd en wij hadden een bewapening van twee stens en 3 revolvers voor 15 man.
Toen de bevrijding een feit was, wilde een van onze jongens zijn revolver -waarmee hij ook al verschillende kraakjes had gepleegd maar nooit gebruikt- eens proberen. Een doel werd uitgezocht en aan de trekker getrokken, maar géén kogel kwam uit de loop. Hij probeerde het nog een paar maal, maar steeds kwam er niets uit.
Het wapen werd onderzocht en wat bleek nu, dat de slagpin te kort was, dus steeds had hij op een wapen vertrouwd, wat waardeloos bleek te wezen. De kameraadschap onderling was uitstekend en is het altijd geweest.
De volgende vrienden ben ik verloren: Roelof Knol, Meppel. Louis Mulder, Brekkenpolder. J. Hornstra, Wijckel. Zij werden doodgeschoten als represailles te Doniaga. Het waren eerste klas illegale werkers. De familie weet waarvoor zij hun leven gegeven hebben. De familie wordt verzorgd.
Gaarne blijf ik mij geven voor de opbouw van ons vaderland.
R. de Jong.
Na het bundelen van de verschillende verzetsorganisaties in de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten werd Nederland in gewesten verdeeld. Gewest 1 was Friesland met de heer Arie Meyer als commandant. De provincie werd weer opgedeeld in districten. De Zuidwesthoek was district vier, dat de gemeenten Workum, Hindelopen, Stavoren, Hemelumer, Oldeferd, Sloten. Doniasterstal, Gaasterland, en Lemsterland omvatte. Het Districtsbureau bevond zich in Balk. Op de foto de districtsstaf van de NBS. De eerste vlnr.: J.J. de Koning. Commandant S. de Jong, en H.L. Tissot. Tweede rij vlnr.: P. Epema, B.H. Steegenga, Tuinier, S. Praamsma, B. Steegenga en J.Th. Poot.