Winter & schaatsen in Lemmer |1|
Beelden van Janny Bergh
Strenge winters in vorige eeuwen.
- In de jaren 1239, 40 en ’41 had men in deze gewesten zo late vorst en winterkoude dat men niet tijdig kon zaaien of ploegen daarna heeft een zware regen omtrent Pinkster in het laatst gemelde jaar al het gezaaide bijna bedorven waardoor hier en in de naburige gewesten grote duurte van levensmiddelen ontstond.
- In de de 14e eeuw kwamen meer overstromingen en stormvloeden voor dan buitengemeen Strenge winters. Daarom volgen nu de strenge winters van 1432 ’33 en die van 1433 ’34.
- De winter van 1479 op ’80 die 26 December inviel was buitengewoon streng en langdurig, durende voort tot 1 April waardoor bij deze dure tijd en het bestaand gebrek grote ellende onder de schamele gemeente plaats greep.
- Men vindt aangetekend dat de winter die in November 1482 inviel tot 5 Februari met veel gestrengheid stand hield. Ongelofelijke menigten sneeuw bedekten de toegevroren rivieren liggende Rijn, Waal, IJssel en Maas alle met dik ijs gesloten. Bij de dooi die zeer snel inviel hadden er de vreselijkste overstromingen plaats. Dijken en dammen werden verbroken langs de IJssel. Al het wintergewas ging verloren. Rivier overstroming in de Opper-Betuwe. Nog zwaarder drukte de volgende winter die van 19 November tot 10 Februari met gestrengheid voortduurde. Daarna overstromingen in de Betuwe, Holland, Zeeland en Friesland. Al het gezaaide verdierf waardoor gebrek en duurte ontstonden.
- 1504 -Merkwaardig was dit jaar door de zeer veranderlijke weersgesteldheid. Na de hete zomer des vorigen jaars volgde een zachte en open winter tot aan het begin van Maart wanneer het zo geweldig begon te vriezen dat men het ijs overal met paard en slede veilig kon gebruiken. Daarop volgde een droge zomer met volkomen misgewas van hooi en granen. Tussen 22 Juli tot na Allerheiligen viel er gans geen regen.
- De winter die in ’1564 den 5 December met een felle koude inviel duurde zo lang met gestrengheid voort dat men op St. Matthias dag, 24 Febr. nog met paard en sleede over de Schelde trok.
- Anno 1572 Onder dit alles werd de ellende van vele armen verdrevenen en ellendigen nog eens groter door ene felle vorst die reeds op 10 Oktober begon en tot in het begin van Februari met veel hevigheid voortduurde dat zelfs de zee en grote wateren bevroren geraakten. De vloot der bondgenoten raakte op de Zuiderzee bevroren en men vreesde dat de Spanjaarden de schepen verbranden zouden. God die alleen wonderen doet gaf ook hier uitkomst.
- Als aardige tegenstelling nu over de winter van 1596 ’97. Deze winter was zo zacht en warm dat men om Kerstdag vele bomen zag bloeien en er reeds jonge vogels als spreeuwen kraaien en raven gevonden werden.
- 1607 "08 -De winter was zo buitengewoon fel als bij mensenheugenis nooit plaats had gehad. Het was begonnen te vriezen op 19 December doch op 26 December viel de dooi in tot 1 Januari. Maar in de beide eerste maanden van 1608 vroor het alle geweldigst. Alleen had men in het laatst van Januari enige dooiende dagen doch die van nog feller koude opgevolgd werden. Alle binnenwateren rivieren en stromen ja zelfs de gehele Zuiderzee lag met dik ijs bezet. Men ging over ijs van Texel naar Wieringen en reed met paarden en sleden uit Holland naar Friesland waar men maar wilde. De eilanden Grind Terschelling en Ameland werden bezocht alsof het vast land ware geweest. 9 Februari reed Adriaan Wierdsz burger van Harlingen met paard en slede uit de haven der stad en kwam dien dag nog vóór het poortsluiten binnen Amsterdam.
J.B.
De strenge winter van 1909
In het Nieuwjaarsnummer van Hepkema’s Courant van 1 januari 1910 lezen we in de terugblik over het jaar 1909 over de strenge vorst die de provincie toen in haar greep had. Ook Lemmer wordt daarin aangehaald:
“Febr. weer strenge vorst, waarop dooi met sneeuwbuien volgde. Later weer vorst en sneeuw. 23 Febr. werd te Lemmer nog een hardrijderij op zee gehouden, en op landslooten kon men nog veel later van het ijsvermaak profiteeren. De winter 1908—1909 gaf de bijzonderheid, dat men in Friesland in zes achtereenvolgende maanden, 21 October voor het eerst en 21 Maart voor het laatst, kon schaatsenrijden. Zelden of nooit zoo beleefd. Maar die bijzonderheid moest duur worden betaald. De scheepvaart bleef ongemeen lang gestremd of werd althans belemmerd, de schippers, de visschers, de grondarbeiders, ze klaagden om 't hardst. Er is veel armoede geleden.”
De winter van 1928/1929 is de boeken in gegaan als strenge winter. In Februari was zelfs sprake van een Siberische koudegolf. Op 24 februari stak de eerste auto van Kampen naar Lemmer de Zuiderzee over.
Uit een rijmstuk van Otte Akkerman uit Oldeboorn
IJS IN DE ZUIDERZEE
Na een emotievolle week, veroorzaakt door het binnenkomen van de salonboot „Holland" in de Lemsterhaven, gevolgd door het vastloopen en het bekneld geraken in het ijs, eerst van de salonboot „Friesland" en daarna van den ijsbreker „Daniël Goedkoop", is thans na hun verlossing uit het ijs door de sleepboot „Wilhelmina" van de fa. Goedkoop, van Amsterdam, de rust in onze haven weergekeerd. Een rust die allerminst weldadig aandoet, zoo schrijft men ons uit Lemmer. Behoort toch bij onze haven niet de gezellige drukte en bedrijvigheid van visscherij en scheepvaart. Deze rust is dan ook in het geheel niet weldadig voor onze gemeente en een groot deel harer bewoners.
leder, die zijn brood in beide genoemde takken van bedrijf moet verdienen, ziet zich noodgedwongen met werkloosheid geslagen en de neringdoenden in onze plaats klagen terecht over de slapte in hun winkels als onmiddellijk gevolg hiervan. Was reeds eind November de haven voor de scheepvaart gedeeltelijk gesloten, in het midden van December werd de zeil- zoowel als de stoomvaart geheel onmogelijk en dat duurt tot heden voort. Bij meerderen in onze plaats rijst de vraag, hoe lang nog? Toen de bemanning van de ijsvlet, die Zondag proviand voor de in het ijs beknelde schepen had gebracht, en hedenmiddag met de autobus uit Stavoren arriveerde, was hun oordeel, dat bij blijvende zuidelijke tot westelijke windrichting het de eerste veertien dagen zelfs voorde stoomschepen niet mogelijk zal blijken een eenigszins geregelde vaart te openen. Geen schoon vooruitzicht dus.
Onwillekeurig brengt zo'n geschiedenis de tongen in beweging en wordt vergelijking gemaakt met andere jaren. Zoo hadden wij dezer dagen een gesprek met een Lemster, die in 1891, voor de ouderen onder ons als buitengewoon strenge winter bekend, een tocht per arreslee had meegemaakt van Lemmer naar Urk en terug. Hiervan vertelde hij nagenoeg het volgende:
„In den strengen winter van 1890 op '91 was de geheele Zuiderzee met een stevigen ijsvloer bedekt en naar ik meen waren het wijlen D. L. Hoogkamp te Follega, E. T. Bouwhuis te Eesterga en Atse Knol te Lemmer (de vroegere bewoner en eigenaar van het thans nog bestaande hotel „De Wildeman"), die het plan opperden, om een tocht per arreslee van Lemmer naar Urk en terug te maken. Er werd een datum bepaald, n.l. den 23en Januari 1891.
Op den morgen van dezen dag kwam het op, dat ook ik zou meegaan. Zoo als straks zal blijken, hadden we het moeilijk slechter kunnen troffen wat het weer aangaat, doch de reis was vastgesteld en zooals het meer gaat bij dergelijke ondernemingen, ondanks de slechte weersgesteldheid zou het plan worden volvoerd.
Na ons een paar uur verlaat te hebben, werd te ongeveer 9 uur de tocht aanvaard. Bezijden den westelijken havendam werden de arresleden opgesteld. We zouden op kompas onzen tocht volbrengen. Reeds bij vertrek was het mistig, wel trachtte de zon af en toe door te breken, doch zij bleef als een eenigszins lichtende schijf achter het mistgordijn verborgen. Niet lang, nadat wij Lemmer uit het gezicht hadden verloren, was toch de zon nog onze raadsman. We kwam n.l. tot de ontdekking, dat ze aan onze rechterhand stond, terwijl ze, wanneer wij in de richting Urk gingen op dat uur, links van ons moest zijn. Het bleek ons dus, dat door het schudden het kompas niet te vertrouwen was. Er werd halt gehouden, het kompas opnieuw gesteld, terwijl wij om zeker te zijn steeds in dezelfde richting te gaan, de sleden zoo opstelden, dat de voorste en achterste zoo ver mogelijk uit elkaar gingen. De andere er tusschen. We hadden nu een rechte lijn, die de geheele tocht langs bewaard moest blijven. De voorste slee kon zich nu richten naar de beide andere.
Na een tocht van ongeveer 4 uren kwam werkelijk Urk in zicht en even later zochten we over het hobbelige ijs de haven op. Het doel van onzen tocht werd bereikt en ieder, oud en jong, spoedde zich naar de haven, want nog nooit had men er een arreslede gezien. De burgemeester van Urk was spoedig onder de aanwezigen en leidde ons naar het gemeentehuis, waar van den tocht een oorkonde werd opgemaakt, waarvan bet origineel thans nog in het archief van Urk wordt bewaard. leder der deelnemers kreeg later een afschrift thuis gezonden.
Tegen drie uur aanvaardden wij den terugtocht. Een dikke nevel, welhaast in mist overgaande, hing om het eiland, een stevige wind uit het Zuidwesten benam al het gezellige, wat aan een dergelijken tocht verbonden kan zijn. Daar het ijs met een sneeuwlaagje bedekt was, word de terugreis gemakkelijker wat het zoeken van de goede richting betrof. We zorgden steeds het spoor te volgen. Af en toe werd even gerust. Niet lang echter, want de mist was ten slotte in een striemenden regen overgegaan, terwijl de krimpende wind tot een storm was aangewakkerd. Te ongeveer 8 uur 's avonds bereikten we Lemmer. Van de negen personen, die aan dezen tocht deelnamen, zijn thans nog twee in leven, n.l. Meine Jans Meines en Jan Jans Pen.
Hieronder laten we volgen een afschrift van bovengenoemde oorkonde:
Oorkonde:
Wij ondergeteekende, Hendrik Kagel, burgemeester der gemeente Urk, verklaren bij dezen, dat heden den drie en twintigsten van Louwmaand, des jaars één duizend achthonderd en één en negentig, des namiddags omstreeks één uur van de Lemmer op het eiland Urk zijn aangekomen. Drie Arresleden, bespannen met paarden, en bevracht met een gezelschap van negen personen.
De paarden ter stal gebracht zijnde, kwam het gezelschap ten Raadhuize zich aan ons voorstellen, met het verzoek van dezen Zeldzamen IJstocht over de Zuiderzee een oorkonde op te maken ter bewaring in het archief der gemeente Urk en een afschrift van dit stuk aan ieder van 't gezelschap te doen toekomen.
De namen, ouderdom, beroep en woonplaatsen van de reizigers werden opgegeven en aangeteekend als volgt:
- Dubbelt Lubberts Hoogkamp, oud 63 jaar. Aannemer te Vollega.
- Pieter Rippen, oud 57 jaar. Schipper, wonende te Lemmer.
- Jans Knol, oud 53 Jaar. Logementhouder, De Wildeman", wonende te Lemmer.
- Egbert Tiemens Bouwhuis, oud 49 jaar. Landbouwer, wonende te Eesterga.
- Heine Altus Oosten, oud 44 jaar. Koopman, wonende te Vollega.
- Age Kerkhoff, oud 38 jaar. Kassier, wonende te Lemmer.
- Jan Jans Pen, oud 36 jaar. Koopman, wonende te Lemmer.
- Meine Jans Meines, oud 32 jaar. Landbouwer, wonende te Vollega.
- Tiemen Egberts Bouwhuis, oud 15 jaar, wonende te Eesterga.
Verder werd nog medegedeeld, dat de reis des voormiddags ten negen ure te Lemmer was aangevangen en 't gezelschap in de na te melden orde op de Arresleden had plaats genomen, te weten:
- Op de Eerste of Voorste Arreslede Dubbelt Lubberts Hoogkamp, Meine Jans Meinen, Heine Altus Oosten.
- Op de Tweede of Middelste Arreslede, Jan Knol, Age Kerkhoff, Jan Jans Pen.
- Op de Derde of Achterste Arreslede Egbert Tiemens Bouwhuis, Tiemen Egberts Bouwhuis, Pieter Rippen (gids).
Namiddags drie uur werd de terugreis in dezelfde orde aanvaard, doch niet onder begunstiging van voor een ijstocht met Arresleden over de Zuiderzee gewenscht goed weer. aangezien 't begon te regenen, vergezeld van een flinke bries uit het Zuiden.
Aldus opgemaakt en geteekend door ons Burgemeester der Gemeente Urk ten dage, maand en jaar als voren vermeld (w.g.) H. Kagel.
- Volgens een bij ons ontvangen schrijven van den heer Age Kerkhoff is 't gezelschap des avonds ten acht ure, in den besten welstand te Lemmer gearriveerd. Alzoo arde 't gezelschap op één dag van De Lemmer naar Urk en terug. (w. g.) H. Kagel. Burgemeester.
Voor eensluidende met de origineele oorkonde
H. Kagel
Leeuwarder courant
31-01-1928
Afdruk van Marten Coehoorn
“Als eene bijzonderheid uit den nu afgeloopen, althans afgesloten winter meldt men ons uit Urk dat Vrijdag 23 Januari, des namiddags te 1 uur, drie arresleden, met paarden bespannen, op het eiland arriveerden, met drie personen beladen, komende van De Lemmer, vanwaar dien dag des voormiddags te 9 uren de reis was aanvaard. Naar ik meen — zegt onze berichtgever —is sedert 1823 (in welk jaar er ook een arreslede van De Lemmer kwam) op Urk zulk een vervoermiddel niet geweest, zoodat een groot aantal inwoners van het eiland naar dit voor hen zoo vreemde schouwspel kwam kijken. Tot het volvoeren van dezen overtocht behoorden voorzeker wel moed en volharding, dewijl het moeilijk ging door de hier en daar opgehoopte sneeuw te komen. Tevens was het lastig steeds den goeden koers te houden, daar tusschen De Lemmer en Urk natuurlijk geen afgebakende weg is en het kompas tijdens het draven niet geraadpleegd kon worden, zoodat tusschenbeide eens stilgehouden moest worden om te weten of men in de goede richting ging. Een en ander veroorzaakte alzoo veel oponthoud. Te 3 uren werd de terugreis aanvaard. Het weer, dat voor zulk eene reis reeds niet gunstig was, werd voortdurend slechter, daar 't begon te regenen, gepaard met een stevigen zuidenwind. 't is te hopen, dat de reizigers hiervan geen hinder hebben gehad en hunne terugreis gunstig is geweest, hetgeen ze voorwaar voor zulk een koenen tocht wel verdienden.”
Het nieuws van den dag 28-01-1891
Winter van 1928-1929. Op 1 maart 1929 met drie arrensleden over de Zuiderzee naar Urk. Van links naar rechts: Harrit Winia 21 jr, Pieter Winia 64 jr, Foeke Dijkstra 35 jr, Rients Huitema 23 jr, Albert Winia 40 jr, Jelle Winia 29 jr, Roelof Rippen 33 jr, Meine Winia 36 jr, Louw Sinnema 24 jr, Harmen v.d. Wolf 28 jr, Gerrit Duiker 52 jr, Hantsje v.d. Meer 23 jr, Cornelis Oosterdijk 25 jr, Yme Bosma 22 jr.
Einde van de rit in Urk, de man met de pet op is Roelof Rippen
Foto van Inge Bootsma: Lemmer 3 maart 1929. Reis naar Urk over ijs met de auto. Gerben Bootsma, links met (de snor) voor de auto was toen 35 jaar.
Schaatstocht van Lemmer naar Amsterdam op 2 maart 1929 én terug op 3 maart 1929. Vooraan links Geert Veenstra en rechts van hem Johannes Wijnand (Geert van Kaat en Joffre)
De nodige voorzorgen moesten snel worden genomen. Op 1 maart om 19.30 uur stond nog niets vast. De spiering slee van mijn vader werd van zolder gehaald en uit gerust met drinken en zakken brood, touw extra schaatsen en wat fruit (sinaasappels).
In de slee stond het kompas. Zaterdagmorgen vertrokken wij nadat de schaatsen waren ondergebonden om 7.30 uur uit de Lemsterhaven. Urk was niet het einddoel.. nee Amsterdam nota bene!! Het was in de geschiedenis nog nooit voorgekomen. Eelke de Vries was onze gids. Hij voer zomers op de Zuiderzee, voor de familie de Rook naar Medemblik waar hij ansjovis haalde, die in Lemmer werd gezouten.
We trokken de slee, terwijl mejuffrouw De Rook de slee achter vast had. Het was een kleine Noordpool met hoge ijsbergen. Het was een barre tocht met veel oponthoud, het traject naar Urk leverde geen buitengewone bezwaren op. Wij pauzeerde even bij Urk en zetten toen koers naar Marken. Het ijs na Urk was slechter en vaak tussen de ijsbergen door moesten wij de weg zoeken. Wij raakte een keer 15 min uit de koers.
Het ijs was één grote vlakte, waar we vaak in twee uur geen mens tegen kwamen. Er gebeurde een paar onverwachte dingen, door het stoten van de slee viel de plaat van de naald van het kompas af, en moest Eelke de Vries met zijn zakmes de naald slijpen, anders kon geen richting worden bepaald. Mejuffrouw de Rook liet per ongeluk de slee los en daar vlood die heen. Slechts met grote moeite kon zij de mannen in halen. Die hadden van haar angstige avontuur niks gemerkt.
Om ongeveer 15.00 uur arriveerde wij in Monnickendam, waar een telegram naar Lemmer werd verzonden. We konden daardoor even uit rusten, maar zetten daarna dadelijk koers naar de Oranjesluizen, waar we om 17.00 uur arriveerden. We hadden er 9½ uur op zitten er was reeds belangstelling, wat betekende dat men niet onwetend was van deze tocht.
Na een flinke nachtrust werd zondag 3 maart om 7.00 uur de terugtocht aanvaard. De Heer Eelke Visser bleef achter in Amsterdam, omdat hij er maandag moest zijn. Via Monnickendam ging het huiswaarts. Het was een zware tocht, omdat het ijs licht was gaan dooien, werd het zee-ijs dat toen nog zout was, zacht en zwaar te berijden.
Auto′s die omstreeks 16.00 uur in Lemmer arriveerden hadden ons al gesignaleerd, gaande van Urk naar Lemmer. Om 16.30 werden de schaatsen afgebonden. Mijn schaatsen waren totaal uitgesleten, het anker zat los in het hout.
Het muziekkorps hoorden we al spelen toen wij in Lemmer aankwamen. Alles wat handen en voeten had, stond op de haven om ons te verwelkomen. Een kranige tocht was volbracht door een zestal Lemsters.
W. Wouda
Afdruk van Marten Coehoorn: Winter 1928 1929 uitgave Kon. Fabriek F.W. Braat N.V. Delft
Afdruk van Marten Coehoorn: Winter 1928 1929 uitgave Kon. Fabriek F.W. Braat N.V. Delft
Auto's reden over het ijs van Lemmer naar Urk vice versa
De strenge winter van 1929, toen in de eerste week van maart talrijke auto's over de dichtgevroren Zuiderzee van Lemmer naar Urk reden. Op vrijdag 1 en zaterdag 2 maart hadden de eerste auto's al de oversteek gewaagd en toen bleek dat het ijs dik genoeg was en dus betrouwbaar was, wemelde het daarop volgende zondag 3 maart van auto's en andere voertuigen, waaronder arrensleden, die de tocht Lemmer Urk maakten. Bij de eerste oversteek waren ook de heer Rein Kool, havenmeester, een journalist van de Arnhemse Courant en ambtenaar van een consulaat.
Van burgemeester Gravesteijn van Urk kregen zij een oorkonde, terwijl de heer Kool in zijn functie als havenmeester aan de journalist een havenbriefje verstrekte waarin vermeld stond dat deze in de Lemsterhaven was gearriveerd over het ijs. Urk, toen nog een eiland, was door de strenge winter geheel geïsoleerd en was van bevoorrading afhankelijk van toevoer via het ijs. Dat is eerst met sleden gebeurt in begin maart, toen de over het besneeuwde ijs getrokken spoor van de eerste auto naar Urk een veilige weg markeerde, ging o.m. Gosse Wierda met een vrachtauto met steenkool naar het benarde eiland.
Afdruk van Auke Coehoorn.
Auto's reden over het ijs van Lemmer naar Urk vice versa: De strenge winter van 1929, toen in de eerste week van maart talrijke auto's over de dichtgevroren Zuiderzee van Lemmer naar Urk reden. Op vrijdag 1 en zaterdag 2 maart hadden de eerste auto's al de oversteek gewaagd en toen bleek dat het ijs dik genoeg was en dus betrouwbaar was, wemelde het daarop volgende zondag 3 maart van auto's en en andere voertuigen, waaronder arrensleden, die de tocht Lemmer Urk maakten.
Bij al de moderne vervoersmiddelen, zoals de fiets, de auto, de motorfiets, zou men haast geneigd zijn de aloude schaats te vergeten. Deze winter bood een goede gelegenheid voor alles wat wilde rollen en glijden. Dat ook zeldzame tochten op de schaats konden worden gemaakt, had een bijzonder gezelschap plaats genoten bewezen. Vrijdag mompelde men in Lemmer, dat een paar naar Amsterdam wilde schaatsen.
Onwillekeurig werden door de oude Lemsters vissers de schouders op getrokken, want die kende de gevaren van de Zuiderzee als hun broekzak. Nog nooit was een dergelijke tocht mogelijk geweest, de zee kon zoveel gevaren op leveren. Misschien had men ook geen grote verwachtingen van tochten op de schaats in deze dagen nu het rijwiel en de auto troef waren op het ijs.
Het was een kranig gezelschap dat de tocht wilde ondernemen. Met vastberadenheid wilden zij die tot een goed einde brengen. Wij waren met 7 personen waaronder een vrouw namelijk mejuffrouw L. de Rook. Verder G. Feenstra, Eelke de Vries, E. Visser, J. Wijnand, Lourens de Rook en W. Wouda.
De historische schaatstocht in de strenge winter van 1929. De 2e maart 's morgens om 7 uur ging men van start met zes mannen en een vrouw en ze waren 's middags om 3 uur in Amsterdam. De twee dames en heer met hoeden horen er niet bij, maar kwamen ze tegen, die maakte een autotocht vanuit Volendam. De man links met de witte trui is Eelke Visser, Johannes Wijnand (Joffre), Geert Feenstra, Lies de Rook (dochter van hangbaas Poppe de Rook), met alpinopet op is Eelke de Vries en dan rechts Lourens de Rook (broer van Lies).
De eerste auto die de Zuiderzee overstak, kwam na een eenzame tocht over het toen nog zout bevroren water van 1929 in Friesland aan.
De tocht van Lemmer naar Urk, per auto over het ijs in 1929, hier bij de haven van Urk.
1939 -OVER DEN DIJK VAN LEMMER EN TERUG.
Men schrijft ons uit Lemmer.
We weten dat deze week het eiland Urk door den meerdijk aan den vasten wal verbonden is. Daarvoor bestond er alleen maar een verbinding over water. Alleen in zeer strenge winters is het ook wel eens gebeurd dat Urk per arreslee of per schaats van den vasten wal bezocht werd en in den winter 1929 nog met auto en fiets ook.
Maar naar Urk wandelen dat moest wachten op de tot stand gekomen verbinding.
Lang heeft men niet gewacht Zaterdagmorgen togen om ongeveer 7 uur drie wandelaars onze plaatsgenooten T. H. de Rook, A. E. Klijnsma en Tj. van der Bijl, op stap om over den ringdijk het uitstapje naar Urk te maken.
Dat lijkt nu wel niet zoo heel moeilijk maar heel gemakkelijk is het ook niet. In de eerste plaats de afstand is reeds ongeveer 25 km heen en terug vooral niet korter.
Dan al spoedig kreeg men een lastig eindje nl het 1e gedeelte dat tot voor enkele weken voor onze haven nog open lag. Het viel niet mee over het glibberige keileem te komen. Maar daarna had men dan ook een 14 km door betonblokken goed begaanbaar gedeelte voor den boeg. Dit gedeelte aldus onze zegsman die den tocht meemaakte werd in een flink tempo afgelegd.
Tot we, we laten onzen zegsman nu verder aan het woord de voor enkele weken door de directie van het Syndicaat Noordoostpolder geplante driekleur hadden bereikt ging alles goed, de weg was goed begaanbaar. Wel voor en na een regenbuitje.
Maar toen kwam het gedeelte dat pas later en nog deze week gestort was.
Over een afstand van 250 meter moest pas gestorte en nog zeer versche keileem gepasseerd worden en dat gaf heel wat oponthoud en ook wel eens moeilijkheden. Een der deelnemers was nl zoo ongelukkig een paar maal in het keileem weg te zakken.
Dan kon over een afstand van ongeveer een kilometer gebruik worden gemaakt van de aan den dijk gelegde zinkstukken. Dat was ook nog niet gemakkelijk maar in elk geval nog beter dan het keileem al stonden we soms in het water.
In de directiekeet der N.V. Zanen Verstoep, werd even rust gehouden het ons daar aangeboden kopje koffie smaakte uitstekend. Nu restte nog de laatste 9 kilometer. Maar dit dijkvak is nog niet geheel afgewerkt en de weg ging dan ook over de basaltsteenen en dat is geen gemakkelijke wandelweg.
Ten slotte werd om half één in den namiddag Urk bereikt. Van den burgemeester van Lemsterland had men op het gemeentehuis al bericht ontvangen dat we onderweg waren en we werden daar dan ook door den burgemeester den heer Keyzer ontvangen. En voorts hebben we ons van nieuwe sokken voorzien en van een middagmaal.
Nadat elk der deelnemers ter gedachtenis aan dezen tocht van den Urker burgemeester een oorkonde had ontvangen werd om twee uur de terugtocht weer aanvaard. Wel had de directie der N.V. Zanen Verstoep aangeboden om ons met een motorvlet weer naar Lemmer te brengen maar we vonden het aardiger den terugtocht ook te wandelen.
Deze verliep wat gunstiger dan de heenreis vooral omdat de weersgesteldheid beter was geworden en men langs den dijk ook nog weer meer zinkstukken gelegd had zoodat het gedeelte keileem nu korter was.
Bij den bocht tegenover het stoomgemaal begon het al te donkeren en toen we bij het sluitgat aankwamen was het daar pikdonker dat was toen nog weer een lastig eindje. Om twintig minuten voor acht zat ik weer thuis.
Voor dezen tocht had men een bijzondere vergunning van den hoofdingenieur verkregen en die werd voor dezen keer afgegeven maar nu ook niet meer. Dit even ter waarschuwing voor degenen die het ook zouden willen probeeren.
We eindigen dit verhaal met in herinnering te brengen dat een der wandelaars nl de heer de Rook in den winter van 1929 met een groep andere personen als eerste per schaats een bezoek aan Urk bracht.
We vernamen verder dat er Zaterdagmiddag iemand die naar St. Nicolaasga, moest per rijwiel van Urk is gekomen. Dat valt echter wat het eerste gedeelte van Urk af betreft ook nog niet mee.