G. Meyster: Tekst van een necrologie betreffende Mark Wierda
Bron: Almanak ter gelegenheid van het XVe lustrum der oratorische vereniging AREIOPAGOS,
waarin opgenomen een kopie van Nr, 23 van het in oktober 1945 verschenen periodiek:
“P.O.N.S., Orgaan v. d. de reünisten-organisatie en het dispuut AREIOPAGOS”,
EGBERT MARK WIERDA.
Hoe gaarne hadden we in onze eerste naoorlogse nummers van P.O.N.S. de loftrompet gestoken
over de bevrijding van ons vaderland uit de tirannie van de Duitse overheersing en meer speciaal
wat dat voor ons betekende. Lang heeft het n.l. geleken, of ons Dispuut ongehavend uit deze oorlog zou komen; weliswaar waren verschillende van onze leden nog ondergedoken of in gevangenschap, maar toen de capitulatie afkwam, kwamen er al gauw goede berichten. Totdat we dat ontzettende hoorden – wat we eigenlijk niet meer verwacht hadden – wat zich in Friesland met één der onzen heeft afgespeeld. Eén die niet meer in ons midden zal terugkeren: Egbert Mark Wierda. Aan hem zij dan ook dit hoofdartikel gewijd.
Wij herinneren ons zijn entree in Areopagus in de groentijd van ’42. Daar hij al enige tijd in Delft had gestudeerd, kwam hij, na zijn inschrijving aan de V.U., op voet van gelijkheid met ons kennis
maken. Anderen zaten plichtmatig de voor het bezoek gestelde tijd uit, zich met dezen of genen
onderhoudend. Mark deed het anders. Hij kwam in een hurry binnen, maakte even kennis en zei
na vijf minuten: “Lui, neem me niet kwalijk, ik heb haast. Tot kijk!” En verdwenen was hij weer.
In dezelfde geest waren ook zijn briefjes, die ik van tijd tot tijd van hem ontving. Kort, zakelijk, op
een klein velletje. Maar wie hem leerde kennen wist al gauw, wat je aan hem had, een ronde Fries, een trouwe vriend, iemand met een gaaf karakter. Zo was hij ook in het verzetswerk, dat hij vier jaar met hart en ziel, onverschrokken en moedig deed. Niets was hem te veel; had je iets nodig, even een briefje naar Leeuwarden en Wierda kon je in negen van de tien gevallen wel helpen. Hij reisde voortdurend op en neer, vaak met zeer bezwarend materiaal bij zich.
Zijn handigheid was groot en een flinke steun had hij aan zijn vroegere technische studie. Eens vroeg hij in de pauze van een vergadering in Amsterdam hem even een kamertje met een stopcontact te wijzen. Een shagdoos kwam voor de dag, waarin hij een miniatuur-radio gebouwd had. “Je moet toch ook onderweg de berichten kunnen horen!” Zo ging hij ook vaak in zijn woonplaats rond met een koffergrammofoon, waarin b.v. een eigen opname van de laatste radiotoespraak van H.M. de Koningin.
Door zijn drukke werk verloor hij zijn goede humeur niet of ging hij gewichtig doen, zoals vele anderen. Hij deed het als zijn plicht, zonder ophef. Op zijn tochten zocht hij verschillende onderduikers uit zijn Dispuut op en verraste dikwijls door een kleine attentie. Zijn bedoeling was theologie te gaan studeren, maar veel tijd heeft hij daar niet voor gehad. Voorlopig ging zijn sabotagewerk nog vóór. Lang heeft hij daarbij geluk gehad; altijd als er gevaar dreigde, ontsnapte hij er nog aan, hoe dicht het ook bij was. Tot hij tenslotte toch in de handen van de Gestapo viel. Na een verhoor, kracht bijgezet door een duivelse marteling, werd hij naar Dronrijp gebracht, om daar te sterven als een man. Zijn geloof was ongeschokt, zijn overgave volkomen.
In zijn laatste brief getuigt hij: “Hij zal het maken, dat g’u verwond’ren moet!” Korte tijd is Mark maar lid van ons Dispuut geweest, maar hij was een lid, waar we trots op kunnen zijn, wiens voorbeeld ons moet inspireren. Nog voor zijn eigenlijke studie heeft de Heer hem afgelost. Zijn werk was af in Gods ogen. Zo heeft Hij de vijandelijke kogel willen gebruiken om hem op te nemen in zijn eeuwig Koninkrijk. Laten wij hem niet vergeten en trooste de Heer zijn ouders en verloofde.
G. MEYSTER.
Het dispuut “AREIOPAGOS” (1923-heden), was destijds nauw verbonden met de Vrije Universiteit.
G. Meyster - in zijn latere leven predikant - werd in 1940 lid van het dispuut te Amsterdam.
Dronrijp: Gedenkplaat Egbert Mark Wierda.
Dronrijp: Monument bij de brug.