Christelijk onderwijs |2|

125 Jaar Christelijk onderwijs in Lemmer.

Historisch overzicht ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Vereniging van Christelijk Onderwijs te Lemmer e.o. c.a. (1863-1988)


Medewerkers.

BAKKER, Geert (Rijperkerk, 1945), onderwijs genoten in Rijperkerk, daarna voortgezet onderwijs in Bergum en de J. Th. de Visser kweekschool op Nieuw Mariënburg te Leeuwarden. Als onderwijzer werkzaam geweest te Kollumerzwaag, hoofdonderwijzer te Bergharen, later 1980 hoofd der lagere school, en in 1985 directeur van de basisschool 'De Morgenster' te Lemmer.

BLESSINGA, Jan H. E. (Lemmer, 1932), leerling van de Koningin Wilhelminaschool en de Koningin Julianaschool voor ulo. Bezocht de Christelijke kweekschool te Sneek, haalde de hoofdakte te Zwolle, vervolgens de aktes LO Duits en Engels. In het bijzonder lager onderwijs werkzaam geweest in Kampen en Creil, maakte in 1960 de overstap naar het ulo onderwijs te Heerenveen en vanaf 1964 in dienst geweest van de Vereniging voor Christelijk Onderwijs te Lemmer e.o., sinds de fusie CSG de Lemmer met Alg. Scholengemeenschap Lemsterland verbonden aan de SG De Rien.

DE JONG, Jelle (Harich, 1952) van 1959 t/m 1965 leerling van de Koningin Wilhelminaschool, van 1965 t/m 1969 aan de Koningin Julianaschool voor ulo, volgde van 1969 t/m 1972 de opleiding bouwkunde aan de CMTS te Drachten. Bouwkundige. Sinds februari 1988 als zelfstandig architect werkzaam te Lemmer.

DE JONG, Kor (Kollum, 1946) van 1952 tot 1957 leerling van de lagere school te Kollum, van 1958 tot 1960 leerling aan de Koningin Wilhelminaschool te Lemmer, van 1960 tot 1963 aan de CLTS te Lemmer, volgde van 1963 tot 1965 de opleiding boekdrukker aan de Grafische school te Groningen. Werkzaam geweest bij de Handelsdrukkerij te Leeuwarden en later werkzaam als offsetdrukker, tevens boekdrukker bij drukkerij Zuid-Friesland te Lemmer.

LEMSTRA, Hillebrand (Lemmer, 1933), leerling van de Koningin Wilhelminaschool van 1940 tot 1946, daarna leerling aan de Koningin Julianaschool voor ulo, volgde vervolgens de Grafische patroonsopleiding, woonachtig te Lemmer en directeur van drukkerij Zuid-Friesland.

SPEERSTRA-VAN BRUG, Gonny (Lemmer 1952), van 1958 tot 1964 leerlinge van de Koningin Wilhelminaschool en van 1964 tot 1968 van de Koningin Julianaschool voor ulo. Eerst werkzaam geweest als administratief mede werkster en na het volgen van een avondopleiding als secretaresse te Leeuwarden. Thans weer woonachtig te Lemmer.

Een joodse spreuk luidt: "Gedenken leidt tot verlossing, vergeten tot ballingschap". Op krachtiger wijze kan de waarde van het gedenken nauwelijks worden uitgedrukt. Gedenken leidt tot verlossing, vergeten tot ballingschap, dat is de joodse geschiedenis in een notendop; telkens wanneer ze vergaten wie hun uitgeleid had uit het slavenhuis, volgde de ballingschap.
Gedenken, herinneren en vieren zijn begrippen die bij-elkaar horen. Toen de plannen gemaakt werden voor de viering van het 125-jarig bestaan van het christelijk onderwijs in Lemmer was het vanzelfsprekend dat ter gelegenheid van dit feit een gedenkboek zou worden uitgegeven. In dit gedenkboek, zo was de bedoeling moest de geschiedenis van het bijzonder onderwijs in Lemmer worden vastgelegd. Dit boek zal de herinnering aan de oorsprong levend moeten houden en voorkomen dat vergeten wordt waarom indertijd mensen zich hebben ingezet om hun ideaal, christelijk onderwijs, ook in Lemmer, gestalte te geven. Maar dit boek laat ook zien hoe gemakkelijk door goed bedoeld, maar toch verkeerd handelen van mensen het christelijk onderwijs in een crisis terecht kan komen.

Kostte het nauwelijks moeite om het besluit te nemen dat er een gedenkboek moest komen, de uitvoering was geen gemakkelijk taak. Archieven en zelfs notulen van verenigingen zijn meestal niet de onderhoudendste lektuur. Daarbij komt dat het historisch materiaal weinig systematisch in de archieven is opgeslagen. Deze dorre verslaggeving tot leven brengen en in een juist historisch perspectief plaatsen is geen geringe taak. Om het beeld kompleet te maken hebben de samenstellers tal van interviews gehouden. Maar hun inspanning is niet tevergeefs geweest.

Gedenken leidt tot verlossing. Een verlossing die mensen bevrijdt van de knellende banden van de zonde. Laten we hopen dat dit boek duidelijk mag maken hoe mensen geprobeerd hebben het onderwijs zo in te richten dat de Bijbelse Boodschap generatie na generatie doorgegeven kon worden en zo ook een inspiratiebron mag zijn voor de toekomst. Een toekomst die we in durven gaan met geloof hoop en liefde. Zo blijven we ver van de ballingschap.

Ir. J. W. Kooi, voorzitter.


1988 -Jelle de Jong.

De mensen van het eerste uur.

Het begin.

125 jaar geleden werd onze vereniging werd opgericht. Die oprichting kwam tot stand na een opeenstapeling van ongenoegens, die zich richtten tot de Staatsschool, de overheid. Om een indruk te krijgen tegen welke achtergronden het ontstaan van het Christelijk Onderwijs in Lemmer zich afspeelde, is het goed die wat nader te belichten.

Reeds vanaf het begin van de vorige eeuw was er een strijd ontstaan tussen voorstanders van het openbaar onderwijs en voorstanders van het Christelijk onderwijs. Eerstgenoemden meenden dat onderwijs een staatsaangelegenheid was, terwijl het andere kamp stelde dat de opvoeding, evenals de bepaling van de schoolkeuze, een recht van de ouders was. Voor de oprichting van bijzondere scholen was uitdrukkelijk toestemming van de overheid nodig. De macht was dus in handen van het gemeentebestuur. Herhaaldelijk werd dan ook het oprichten van bijzondere scholen geweigerd.

Deze inperking van de vrijheid wekte verzet en in 1848 en 1857 kwamen er veranderingen, respectievelijk door een grondwetsherziening en een nieuwe wet op het lager onderwijs. Er was nu bestaansrecht toegekend aan de bijzondere scholen, maar de aanhangers van deze vorm van onderwijs moesten dit zelf bekostigen: het rijk verleende geen subsidie. De openbare school daarentegen werd wel uit de belastingen gesubsidieerd. Deze kwestie is de geschiedenis ingegaan als 'de Schoolstrijd'.

Was het geven van wel of geen subsidie in feite een bijzaak, centraal stond het stichten van een eigen school door de voorstanders van het bijzonder onderwijs. De openbare scholen deden te weinig aan Christelijke vorming, zo was hun oordeel. Of, zoals in het allereerste, althans bewaard gebleven, schrijven van de oprichters wordt vermeld: „Er mag daar geen sprake zijn van de weldaden der Hervorming van de liefde tot Jezus Christus ais zaligmaker van zondaren. Alles wat tot het Christendom behoort moet van de openbare Volksschool worden geweerd.

En hiermee zijn we dan tot de kern gekomen van het ontstaan van het Christelijk Onderwijs in Lemmer en omstreken.

De verlengde Langestreek rond 1900, met de school van 1865.

De oprichting.

Nadat in juni 1853 al getracht was te komen tot de oprichting van een bijzondere christelijke school, maar die toen tegen werd gehouden door burgemeester en wethouders van Lemsterland, werd na bijna tien jaar opnieuw een poging ondernomen.

Waarschijnlijk in de winter van 1863, maar misschien ook wel eerder, werden vier mannen door de Hulpvereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs te Lemmer benoemd, 'om te beproeven eene Christelijke School op te rigten'.
De Hulpvereniging was daartoe al in een eerder stadium opgericht, in navolging van de landelijke Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs in 1860.
De vier mannen waren Laurens Hillebrandts van Noord, voorzitter; Hendrik Everts Loen, vice-voorzitter; Hendrik Wiebe Brandsma, penningmeester en Douwe Sietses van Veen, secretaris.

Deze heren hadden in Lemmer allen een naam op te houden op het gebied van de confessionele richting. Zo was de penningmeester Hendrik Wiebe Brandsma in de jaren vóór de oprichting kandidaat voor de Provinciale Staten en de voorzitter Lourens Hillebrandts van Noord in de jaren daarna. Alle vier de oprichters ondertekenden advertenties voor raad en/of Staten in de jaren 1864-1871, terwijl de voorzitter ook aktief was in de Vereeniging van Vrienden der Waarheid in Friesland.

Uit latere bron blijkt dat voornoemde heren in maart 1863 zijn begonnen om te komen tot de oprichting van een Christelijke school. Hun eerste daad was het sturen van een rondschrijven aan hun medechristenen, waarin zij bekend maakten hun benoeming te aanvaarden. Ook lieten zij weten dat er een aanbod was gekomen 'tot het bouwen van een schoollocaal zonder eenige winstberekening'. Maar het belangrijkste was de oproep voor meer en 'ruimere' bijdragen, naast de reeds gedane giften, "Wanneer elk toch naar vermogen en met belangstelling bijdraagt is de uitkomst zeker en zullen onze kinderen weldra een onderwijs ontvangen die niet in tegenspraak is met de opvoeding door Christelijke ouders gewenscht".

Dit schrijven dateert van april 1863. Op 22 juli 1863 volgt de daadwerkelijke oprichting van de Vereniging van Christelijk Onderwijs te Lemmer c.a. De statuten waren opgemaakt en op 2 augustus d.a.v. ging er een verzoek naar de Koning om de Vereniging te erkennen als rechtspersoon. Burgemeester en wethouders van Lemsterland voelden echter weinig voor een school er bij. In een aan het gemeentebestuur gevraagd advies verklaren zij dat er geen behoefte is aan de oprichting van een dergelijke vereniging.

Het onderwijs voldoet aan de gestelde eisen en wordt gegeven in overeenstemming met artikel 23 van de wet van 13 augustus 1856; op het personeel is niets aan te merken en ook de gebouwen verkeren in een goede staat; de ondertekenaars van het verzoekschrift hebben ook in niets laten blijken dat daaraan iets niet in orde zou zijn.

Het is Christelijk onderwijs dat men wil, maar B. en W. zien daarin geen behoefte. Het zijn vaak de scholen van onverdraagzaamheid. Zij adviseren Zijne Majesteit de Koning dan ook een dergelijke vereniging niet te erkennen en geen subsidie te verlenen voor de oprichting van een Christelijke school.

Gelukkig voor de Vereniging geeft de Koning geen gehoor aan het advies van het gemeentebestuur. Op 22 oktober 1863 wordt door het Ministerie van Justitie nog wel opgemerkt dat wijziging der statuten alleen onder uitdrukkelijk voorbehoud van 's Konings nadere goedkeuring kan plaats vinden, maar nadat het bestuur dit alsnog in de statuten heeft opgenomen, beschikte de Koning op 3 november 1863 gunstig op het verzoek.
Men was er, als één der eerste plaatsen in Friesland, in geslaagd een christelijke schoolvereniging op te richten. De vlag kon in top.

De schoolgeldkwestie.

Inmiddels had zich voor de vereniging een zeer ongunstige situatie voorgedaan. In de vergadering van 26 september 1863 besloot de gemeenteraad van Lemsterland tot afschaffing van het schoolgeld. De reden hiervoor was bevordering van het onderwijs, zodat dit geen belemmering behoefde te betekenen voor de ouders om hun kinderen naar de school te sturen.

Het is aannemelijk en zelfs waarschijnlijk, dat deze maatregel tevens diende om de concurrentiepositie met het bijzonder onderwijs te vergemakkelijken. De wet van 1857 liet bij artikel 33 nu eenmaal het heffen van schoolgeld vrij en stelde het niet verplicht.

Schoolgeld werd geheven als een vergoeding voor genoten onderwijs. Voor de pas opgerichte Vereniging moest het een belangrijke bron van inkomsten worden. Toen het besluit viel de inning daarvan af te schaffen, werd het openbaar onderwijs gefinancierd uit de gemeentekas, waarin, behalve door onvermogenden en minderjarigen, door iedere ingezetene moest worden bijgedragen.

Zoals we eerder al zagen dienden aanhangers van de Christelijke scholen de kosten van onderwijs zelf te betalen. Daarnaast betaalden zij indirekt ook mee aan het 'gratis' openbaar onderwijs. Een onrechtvaardige situatie waartegen de eerste jaren voortdurend is geprotesteerd.

De afschaffing van het schoolgeld is volgens één der eerste protestbrieven aan de gemeenteraad duidelijk op aanwijzing gebeurd van tegenstanders van het openbaar onderwijs; „Bij zekere personen openbaarde zich een tegenstand die zover ging, dat zij niet beneden zich achten ook U Mijne Heeren te doen medewerken om onze pogingen tot de oprigting eener Christelijke School alhier, te belemmeren".

Het bestuur heeft zich fel tegen deze zaak verzet en meermalen verzoeken gericht tot het gemeentebestuur om "maatregelen te willen nemen als nodig zijn, om aan dusdanige willekeur, verdrukking en miskenning van andersdenkenden een einde te maken". Na enkele jaren zag men ook bij de gemeentlijke overheid de onredelijkheid in van deze situatie en werd de schoolgeldheffing weer ingevoerd. 

De mannen van het eerste uur.

Ondanks de schoolgeldkwestie was op 3 november 1863 de erkenning als rechtspersoon afgekomen en kon de Vereniging dus echt van start. Op woensdag 16 december 1863 werd ten huize van de secretaris Douwe Sietses van Veen (nu Werner B.K.plein) de eerste vergadering belegd. Sindsdien werden van de vergaderingen notulen gemaakt. Gelukkig zijn ze bewaard gebleven en weten we precies hoe de zaken werden opgepakt.

De werkzaamheden werden verdeeld. Laurens van Noord, werd nu officieel voorzitter, Hendrik Loen, vice-voorzitter, Douwe van Veen, secretaris en Hendrik Wiebe Brandsma, penningmeester.
Eén van hun eerste daden was een verzoek om subsidie aan het Hoofdbestuur der Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs te Amsterdam. Omdat de brief een mooi beeld geeft van allerlei zaken die speelden, volgt deze hier integraal:

Vervolgens begon men met het uitroepen van een algemene vergadering ten huize van Marten Pieters de Vries. Hiertoe werden de 'contribuanten' uitgenodigd op maandag 28 december 'des avonds te 7 uur, ten einde dezelve in kennis te stellen met den stand der zaken tot op dien dag'. Na de aanvang, met 'gemeenschappelijk gezang' en een gebed van de voorzitter, wordt verantwoording afgelegd over administratieve en financiële zaken. De statuten worden voorgelezen, waarna zich als eerste leden opgeven de volgende personen:

  • Hillebrand Lourens van Noord
  • Abe Melis van der Sluis
  • Hendrik Luiking
  • Harmen Oebeles Dijkstra
  • Pieter Martens de Vries
  • Renze Talsma
  • Johannes Jans Rippen
  • Bouke Aukes van der Veen
  • Rinze Jetses Deinema
  • Geert Venema
  • Tjerk Tjeerds Ysbrandy
  • Pieter Tiemens Rippen

Op 25 februari 1864 geven zich weer enkele leden op:

  • Jochum Siebrens Heunsma
  • Wiebe Hendriks Poppe
  • Willem Monsma Kleinhouwer
  • Jan Rinzes Visser
  • Lupke Rinzes Visser

Er zijn nu 17 personen, die allen als lid worden aangenomen. Met de vier leden van het bestuur komt het totaal aantal leden nu op 21. In maart 1864 wordt het zittende bestuur uitgebreid met drie nieuwe bestuursleden. Het waren Willem Monsma Kleinhouwer, Abe van der Sluis en Wiebe Poppe. Nog één lid meldt zich tot de opening in augustus 1865: Andries Aants Riemersma.

Dan blijkt er plotseling onenigheid. Op 4 april 1865 bedankt Wiebe Poppe, niet alleen als lid van het bestuur, maar ook als lid van de Vereniging. Een geschil over de 'Sabbath-viering' met de voorzitter Lourens van Noord, is daar de oorzaak van. Men heeft nog wel getracht Poppe op andere gedachten te brengen, vooral om 'welke gevolgen zoodanige handeling voor de zaak kan hebben', doch hij komt niet op zijn besluit terug.

Bouke Aukes van der Veen, wordt in zijn plaats als nieuw lid van het bestuur gekozen, maar ook hij zegt zijn lidmaatschap op en komt derhalve niet meer in aanmerking voor een bestuursfunktie. Uiteindelijk wordt in de ledenvergadering van 20 september 1865 Andries Aants Riemersma, de opvolger. In diezelfde vergadering blijken opnieuw twee leden te hebben bedankt, Geert Venema en Pieter Martens de Vries. Daar tegenover staat echter de aanmelding van het inmiddels benoemde schoolhoofd Martinus Jacobus Albracht.

Zo heeft ook de nieuwe Vereniging te maken met ups en downs. Men is echter van wal gestoken en moet verder. Zij hebben weten stand te houden, de mannen van het eerste uur!

Wiebe Hendriks Poppe (1827-1903)

Hendrik Luiking (1831-1909)

Het eerste schoolgebouw aan de Langestreek in 1865.

Het schoolgebouw.

In de zomer van 1864 wordt het bestuur een huis aangeboden aan de Langestreek. Egbert Wiegers de Boer, schipper te Nijehaske, doet dat namens zijn vader Wieger Egberts, die in dezelfde plaats koopman was. Wieger Egberts de Boer was sinds 1857 eigenaar (n) en verhuurde het pand aan de familie B. S. de Jong. Op dit perceel staat thans het huis Langestreek 49 (G. Hogeterp).

Dit pand werd door het bestuur geschikt geacht voor het beoogde doel. Men besloot tot aankoop en vroeg het lid Hendrik Luiking, als deskundige, om samen met de voorzitter, die aannemer was, een plan te ontwerpen dat voorzag in de verbouw van het pand tot schoolgebouw.

De plannen die zij ontwikkelden ondervonden geen tegenstand; zowel het bestuur als de leden konden met de voorstellen instemmen. Het meest opvallende aan het ontwerp was de voorgevel. Vermoedelijk is deze geheel gewijzigd. Zij werd voorzien van drie rondboog-gevelopeningen, met in het midden de dubbele toegangsdeur. Het terrein achter de school werd als speelplaats ingericht, waartoe het bestaande 'hekwerk' wordt verbeterd. Besloten werd vóór het schoolgebouw een tekst te plaatsen : „Laat de kinderkens tot mij komen en verhindert ze niet, Marcus 10 vs 14". Boven de gootlijst kwam te staan 'School voor Christelijk Nationaal Onderwijs'.

Vervolgens wordt een bestek gemaakt en een begroting. De kosten worden geraamd op f 1.195,-. Dan is het zover dat bij verschillende aannemers prijsopgave gevraagd kan worden. Hiervoor worden de volgende personen uitgenodigd:

  • Hillebrand Lourens van Noord.
  • Jacob Eelkes Zeilstra
  • Klaas Sybrens Andringa
  • Hendrik Schanstra en
  • Pieter Martens de Vries, allen te Lemmer
  • en Dubbeld L. Hoogkamp te Follega

Bij de opening van de inschrijvingsbiljetten blijkt Hendrik Schanstra, de laagste. Hij wil het werk uitvoeren voor een bedrag van f 1.095,-. Besloten wordt het werk aan hem te gunnen. De voorzitter Lourens van Noord, wordt belast met het toezicht. Het is dan 14 maart 1865. De verbouwperiode is aan een strak schema gebonden.

In augustus wil men namelijk starten met het geven van onderwijs in de nieuwe school en dan moeten de werkzaamheden zijn voltooid. Doch de verbouw verliep niet zoals het bestuur zich dat had voorgesteld. De werkzaamheden vorderden langzaam en de vrees bestond dat het werk niet op de geplande tijd, zoals in het bestek aangegeven, gerealiseerd kon worden.

Op 20 juni werd de aannemer bij het bestuur ter verantwoording geroepen. Hij beloofde door middel van een advertentie in de Leeuwarder Courant te trachten het werk te bespoedigen. Doch bij de ingebruikneming van de school is het werk nog steeds niet klaar, 'niettegenstaande herhaalde aanmaningen en lastgeving'. Het bestuur stelt een ultimatum; binnen 14 dagen dient er naar behoren te zijn opgeleverd, anders zorgt het bestuur dat op kosten van de aannemer het werk in orde wordt gemaakt. De aannemer sloot het werk uiteindelijk met verlies af.

Bijna een jaar later verzoekt hij het bestuur de post voor extra werk a f 25,-, die hem op de aanneemsom is gekort, alsnog uit te betalen als tegemoetkoming voor het door hem op dit werk geleden verlies. Men besluit aan dit verzoek te voldoen om andere mogelijke 'onaangenaamheden' te voorkomen....

De eerste onderwijzer.

Bij alle zaken die het bestuur te regelen had behoorde ook de aanstelling van een onderwijzer. Er werd hier en daar om inlichtingen gevraagd. Vooral de kontakten die men had met het Hoofdbestuur der Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs (C.N.S.) werden gebruikt om een geschikte leerkracht aan te trekken. Geschikt houdt in 'een Hoofdonderwijzer voorzien van Acte voor Fransch & Engelsch of Duitsch, benevens Wiskunde en gaarne iemand die het bespelen van het Kerkorgel kan en wil waarnemen'. En uiteraard iemand die met de Godsdienstige beginselen instemde en met die der C.N.S. Hiervoor was een jaarwedde beschikbaar van f 700,- met f 100,- voor woning en f 60,-voor het bespelen van het orgel.

Eén der eerste kandidaten waarop men het oog liet vallen was een onderwijzer Van der Vegt uit Putten (Gld.). Bij de heren J. P. van Dijk, drukker te Zwolle, ds. H. Witteveen en J. J. Reijenga werden inlichtingen ingewonnen over deze persoon. Van der Vegt was aanbevolen door Wiebe Poppe. De uitkomst van de ingewonnen inlichtingen was dat 'genoemde persoon niet geschikt werd geacht om aan het hoofd geplaatst te worden van een hier op te rigten school'. Poppe's voorstel de heer Mr. Groen van Prinsterer,nog eens te benaderen ten behoeve van Van der Vegt wordt echter met algemene stemmen verworpen.

Vervolgens wordt 'hulp en raad' gevraagd aan de heer H. J. van Hummel te Utrecht en de heer H. A Gerritsen te Nijmegen, waarschijnlijk leden van de onderwijsinspectie aldaar. Het bestuur heeft de naam door gekregen van een zekere Crousaz en vraagt of deze mogelijk geschikt is. Al spoedig komt bericht dat Crousaz afziet van het doen van examen als hoofdonderwijzer en derhalve niet in aanmerking komt voor een onderwijzerspost in Lemmer.

In het voorjaar van 1865 bezoekt de secretaris Douwe Sietses van Veen, als afgevaardigde van de Hulpvereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs de Algemene Vergadering in Utrecht. Hem worden opnieuw enkele namen aangereikt van onderwijzerskandidaten, te weten de heren Blugger en Van der Beijl, respektievelijk hoofdonderwijzers te Rilland bij Bath en Garderen. Ook krijgt Van der Veen de verzekering dat er een oproep geplaatst zal worden in het Correspondentieblad. Het bestuur besluit eventuele aanmeldingen af te wachten, voordat zij één der genoemde kandidaten gaat aanzoeken.

Een wijs besluit zo blijkt in de volgende vergadering op 16 mei 1865. De heer Martinus Jacobus Albracht, te Uithuizen in Groningen heeft gesolliciteerd. Hij blijkt over uitstekende referenties te beschikken. Het bestuur pakt de zaken nu voortvarend aan. Er wordt een bezoek gebracht aan de heer Albracht bestaande uit een speciaal daarvoor ingestelde commissie bestaande uit de heren Douwe Sietses van Veen en Renze Attes Talsma. De commissie brengt een gunstig verslag uit van haar reis naar Uithuizen en heeft Albracht uitgenodigd om met Pinksteren a.s. naar Lemmer te komen. Op 6 juni 1865 wordt de heer Albracht benoemd tot hoofdonderwijzer. Hij adviseert vervolgens het bestuur bij de inrichting van de nieuwe school.

Leeuwarder Courant 23 juni 1865.

Voorbereidingen tot de feestelijke opening.

Zo langzamerhand nadert dan het moment dat de school in gebruik genomen kan worden. De bouwwerkzaamheden lopen ten einde en het eerste schoolhoofd is aangetrokken. Bij de heer H. Bokma te Heeg zijn boeken aangeschaft en een schoolkaart. De benodigde banken en borden in de school zijn ook gemaakt en geleverd. En niet minder belangrijk is te vermelden dat het Britsch & Buitenlands Bijbelgenootschap de school gratis 25 Bijbels heeft geschonken. Binnen het bestuur gaat men zich beraden over de organisatie van de opening. Er wordt een circulaire ontworpen, waarin melding wordt gemaakt van de aanstaande opening. Ook roept men de ingezetenen op medewerking te willen verlenen door hun kinderen naar deze school te sturen.

Om de school 'op plechtige wijze te openen' wordt de heer ds. G. J. Vos Azn.te Oostermeer gevraagd. Op 4 juli 1865 schrijft hij aan het bestuur hieraan zijn medewerking te willen verlenen, doch dat hij niet eerder dan de derde woensdag in augustus daartoe in de gelegenheid is. Het bestuur wil graag aan die wens tegemoet komen en bepaalt derhalve de opening op woensdag 16 augustus 1865.

De opening door ds. Vos zal o.a. een 'opwekkingsrede' betreffen, die gehouden zal worden in de kerk en waartoe ds. Middelveld, speciaal toestemming heeft verleend tot het gebruik van de preekstoel. Overigens krijgt men de indruk dat deze oude dominee zelf buiten de aktie stond, in tegenstelling tot zijn opvolgers.

Voor de opening worden de begunstigers van de school en 'vrienden van het Christelijk onderwijs' middels een advertentie in het Kerkelijk Weekblad uitgenodigd. En voorts per brief het Hoofdbestuur der Vereeniging voor C.N.S., de heer Groen van Prinsterer, A W. Schoonhoven en G. van Emmerik, de predikanten Ploos van Amstel, Enderlee, Becking, Kijlstra, Guldenarm, Thuyn de Lhigny en Ynsonides, velen namen van het Frysk Réveil.

Ook krijgen de kerkeraad, het gemeentebestuur, de schoolcommissie en de schoolopziener een uitnodiging. Mondeling worden gevraagd te komen de begunstigers in de plaats, leden der Vereniging en van de Hulpverlening voor Christelijk Nationaal schoolonderwijs en de ouders. De 'regeling der feestviering' wordt opgedragen aan de secretaris en de penningmeester, terwijl verder wordt besloten dat de hapjes en drankjes - ververschingen - door de bestuursleden uit eigen beurs betaald zullen worden.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.