Trambrug, gesloopt in 1962
2 detailfoto's van bovenstaande
2 detailfoto's van bovenstaande
1939: Tram op de lijn Groningen -Lemmer,-de boottrein- hier passage Drachten.
Tram ontspoort bij St. Nicolaasga
Tramboot-Holland Friesland Lijn-Tramhaven.
Passagiers in Lemmer die wachten voor de tram en of boot.
Overstappen onder de overkapping naar de tram.
De tram in de oorlog.
Na de eerste wereldoorlog nam het personenvervoer sterk toe. Ook het vrachtvervoer kreeg de volle aandacht. De N.T.M. was zelfs zo voortvarend, dat zij de eerste was die vee vervoerde in speciale wagons, in de dertiger jaren kreeg de tram echter concurrentie van de autobus en de bestelauto. De wegen waren sinds de eerste tram reed ook sterk verbeterd. Maar nog was het einde van het romantische tramtijdperk niet in zicht. Dat kwam door de oorlog! Eind 1939 zou de grote afbraak van de tramrails beginnen. Maar 10 mei 1940 brak de oorlog uit en in een historisch overzicht wordt van geluk gesproken dat er nog zo veel treinen intact waren.
LC-5 december 1970 -Oud-trammensen doken in geschiedenis van NTM-wagen. Ex-conducteur schrijft: in Sint Nyk sloeg mij de benauwdheid om het hart.
De Tramstichting te Den Haag is er met de hulp van een aantal LC-lezers, in geslaagd het oorlogsverleden te ontrafelen van de meer dan 80 jaar oude conducteur wagen van de NTM. Voordat de stichting haar beschermende hand naar de wagen uitstrekte, dreigde dit nogal zeldzame exemplaar uit de tijd van de oude stoomtram verloren te gaan. Het stond weg te roesten in een weiland onder Dokkum.
Vrij zeker is thans dat de wagen betrokken is geweest bij een beschieting op 5 augustus 1944 door Engelse jagers, bij de brug over de Follegasloot. De prozaïsch door de stichting aangeduide P1 werd bij deze luchtaanval doorzeefd met kogels. De 83-jarige L. Sloothaak te Lemmer, een van de oude getrouwen van de Tramwegmaatschappij en tot zijn pensionering conducteur, zorgde er voor dat de mist over de oorlogslotgevallen van de wagen zijn opgelost. De heer A. de Vries uit Heerenveen bevestigde de waarnemingen van zijn Lemster oud-collega. Bij hun relaas sloten ook de gegevens aan, die de heer A. Prins te Surhuisterveen, de tramstichting toezond.
Omdat de met bevende hand geschreven brief, van de bedaagde oud-conducteur uit Lemmer een interessant stuk geschiedschrijving bevat over de tram in de oorlogsdagen van 40/45, laten we zijn herinneringen over deze spannende periode uit het leven van veel trammensen hier vrijwel woordelijk volgen. Blijkens de brief van de heer De Vries, is een degenen, die in 1944 bij de beschieting gewond raakten de heer P. de Groes nog in leven en woonachtig in Lemmer.
De heer Sloothaak schrijft:
Het was 5 augustus 1944 toen ik als conducteur van een personentram te ongeveer 17 uur het station te Joure binnenreed. De chef aldaar kwam op mij af en zei de tram vanaf Heerenveen is 20 minuten te laat en nu ben ik van plan de goederentram maar voor jullie uit te laten gaan en zo geschiedde het ook. De lucht zat vol van Engelse jagers maar we hadden nog nooit last gehad. Toen wij na enige tijd weer richting Lemmer vertrokken met de personentram en wij tussen Scharsterbrug en St. Nicolaasga, waren er steeds jagers boven de tram. Ze doken af en toe naar ons maar er gebeurde verder niets.
Op het station St. Nicolaasga, aangekomen sloeg mij de benauwdheid om het hart en ik pleegde overleg met de machinist (St. Nicolaasga was een agentschap en er was daarom geen stationschef). Ik beet eigenhandig de knoop door en liet alle passagiers uitstappen. De tram werd teruggereden achter de boswallen van het R.K. kerkhof zodat die wat aan het gezicht was onttrokken. Toen ik terug kwam op het station, heb ik de chef van Lemmer opgebeld en verteld wat Ik gedaan had. Dat vond hij goed en zei blijven waar je bent, denk je nu het lijkt wel veilig bel me dan op. Wij wisten toen nog niet wat er gebeurd was...
Ik bleef bleef bij de telefoon en even later belde de chef van Lemmer weer en zei nogmaals blijf waar je bent. Hij vertelde mij dat de goederentram was beschoten en de toestand slecht leek. Nieuwsgierig geworden naar wat er aan de hand was belde ik Lemmer opnieuw. De oudste klerk kwam aan de telefoon en zei: "De goederentram is in Follega beschoten en de chef is er heen met dokter, politie en ziekenwagen. Maar blijf aan de telefoon want er is hier een gevecht in de lucht tussen jagers".
Zoals ik al zei was de Goederentram voor ons uitgegaan. Zij had onderweg al eens stil gestaan omdat het personeel het niet vertrouwde. Toen het hun dan veilig toeleek (de Jagers waren inmiddels vertrokken) ging het op Lemmer aan. Ze waren nauwelijks 100 meter over de brug over de Follegasloot (6 kilometer van Lemmer) af of er schoten 2 Jagers over de bomen van Rijksstraatweg Lemmer-Sneek op hen af en openden het vuur.
Wat er gebeurde was verschrikkelijk. De reserveconducteur werd gedood, de machinist werd door zeven schoten geraakt, maar niet dodelijk gewond en de conducteur kreeg een schot door het been. De beide laatsten hebben het leven behouden. De Jagers zijn nadien verdwenen en wij hebben geen last meer gehad. We zijn met de personentrein weer richting Lemmer gegaan en hebben de goederentram op sleeptouw genomen. want de machine was defect. Wij kwamen heelhuids thuis.
Wat de P1 betreft dat was de verblijfplaats van de conducteurs van de goederentrein. Het ene gedeelte was kantoor en het andere deel bestemd voor goederen die onderweg bij particulieren moesten worden afgegeven. De afdelingen waren van elkaar gescheiden door een schuifdeur. Op elk van de twee balkons bevonden zich een draaideur en aan beide zijden een schuifdeur op rails op wieltjes. De verwarming vond plaats met stoom van de machine en de remmen waren vacuüm (luchtledigheid). De schoten waren zo geweldig, dat er stokken uit de rails sloegen en er waren wagens bij met doorzeefde buffers.
Tot zover het relaas van de heer Sloothaak. Zoals bekend wordt de oude P1 momenteel in de eigen werkplaats van de tramstichting in Enkhuizen weer zoveel mogelijk in zijn vroegere glorie hersteld, waarna de wagen wordt opgenomen in de historische stoomtrams die elke zomer - al had de tijd stilgestaan - tussen Hoorn en Medemblik door de West-Friese dreven rijden.
Vanzelfsprekend was de verbinding ook kwetsbaar. In 1941 en ook in 1942 moest de bootdienst wegens ijsgang enkele maanden worden gestaakt. Ook van de bezetter mocht de boot enige tijd niet varen. Maar deze stremming vond plaats in de winter maanden, en dan was het aanbod van passagiers en vervoer van goederen gering.
De kinderen van Versteeg moeten onder de wol.
Dat was op 17 september 1944 de code voor de spoorwegstaking in het bezette Nederland, waartoe de Nederlandse regering in ballingschap opriep. Dit had natuurlijk vergaande gevolgen. Ook voor de N.T.M. Op het N.T.M. station in Lemmer vond druk overleg plaats. De dienstdoende machinist (Berend Visser) zei “we zijn geen spoor maar tram”. Maar de conducteur (Imke de Vries) vond dat ze wel onder spoorwegen vielen.
De hulpconducteur, nog maar een jong ventje, werd ook om zijn mening gevraagd (overleg met de stationschef was niet mogelijk, die was NSB'er.) Uiteindelijk viel het besluit naar Joure te rijden. Kwamen daar de trams uit Sneek en Heerenveen niet aan dan wisten ze genoeg. En die kwamen niet, nu zouden ze terug naar Lemmer rijden en de tram voor de draaibrug over de Zijlroede verlaten. Dit om contact met de foute Chef te vermijden.
Maar het liep heel anders. Een groep verzetsstrijders zag bij St. Nicolaasga de tram rijden op het station lieten zij de mensen uitstappen en met het pistool op de borst werd de bemanning gedwongen het vuur uit de vuurkist te scheppen, en de tram te verlaten. De leider van de verzetsmensen vertelde dat de spoorstaking ook voor de N.T.M. een feit was. De Machinist en de conducteur zijn op geleende fietsen weg gereden en ondergedoken. Imke de Vries reed naar zijn schoonouders in Teroele, verkleedde zich en haalde zijn gezin uit Lemmer, om op Teroele onder te duiken voor de rest van de oorlog.
De Duitsers waren woedend. De terreurdaad bij St. Nicolaasga moest gewroken worden. Met bloed moest de nederlaag tegenover het volk rechtgezet worden. En zo gebeurde het dat op 19 september drie gevangenen uit de Leeuwarder gevangenis werden overgebracht naar St. Nicolaasga en daar op zo'n 50 meter afstand van de boerderij van de familie Bouwhuis door middel van pistoolschoten gedood werden.
Direct na de bevrijding werd er, nadat de trambaan hier en daar weer hersteld was, zo spoedig mogelijk weer gereden. Eerst op de kleinere trajecten, maar reeds op 16 juli 1945 ook tussen Groningen en Lemmer. En daar was ook weer grote behoefte aan. De trams waren weer afgeladen vol. Toch bleek dat het einde van het trambedrijf nabij was. Steeds meer autobussen werden op de trajecten ingezet. Zo verdween de tram tussen Lemmer en Joure, want dat werd het vervoersgebied van de Zuidwesthoek. De zomer dienst van 1947 luidde het einde van de lijn Heerenveen - Lemmer in. In Oktober 1947 werden alle diensten gestaakt.
Getuigschrift/Aanbeveling van de Nederlandsche Tramwegmaatschappij, bestemd voor A.H. Visser, timmerman en aannemer te Lemmer.