Nacht van 16 op 17 april 1945

1995: De heer Cees Oosterdijk (90) uit de Parkstraat weet waarover hij praat, wanneer hij het heeft over de beschieting van Lemmer in de nacht van 16 op 17 april 1945. Voor de oorlog diende Oosterdijk namelijk in het Nederlandse leger bij de artillerie, standplaats Ochten (bekend van de watersnood). Enkele maanden voor de oorlog zwaaide hij met groot verlof af, maar werd tijdens de oorlogsdagen met spoed weer opgeroepen en moest zich melden in Katwijk.

Toen de Duitsers in mei 1940 het vliegveld Ypenburg bijna in handen hadden, kreeg de artillerie in Katwijk het bevel dit vliegveld onder vuur te nemen. De heer Oosterdijk: ,,Met onze stukken geschut beschoten we van drie kanten het vliegveld. De ene brisantgranaat na de andere pompten we te midden van de vijanden, terwijl rondvliegende granaatscherven de parachutisten doorzeefden. Het was verschrikkelijk om dit oorlogsgeweld mee te maken.

Vierenveertig vliegtuigen werden vernietigd en de ontploffende munitie zorgde voor een hels kabaal. De eerste Duitser, die we gevangen namen, was een 17-jarige parachutist die niet beter wist dan dat hij op oefening was en boven Duitsland was gesprongen! Die knaap wist net zo min iets van oorlog als deze bloemenvaas op tafel”.

Na de capitulatie ging Oosterdijk gewoon weer naar huis. Hij woonde destijds met zijn gezin op het eind van de Langestreek, achter bij de kolk (nu camping Ooievaarsnest). Vanuit zijn woning had Oosterdijk een goed uitzicht op de Zeedijk en op de Duitse barakken aldaar. ,,Het was in het begin van de oorlog’’ vertelt hij verder, ,,toen we een vliegtuig hoorden overkomen en vlak daarna een vreselijke harde knal volgde. Toen we naar buiten keken, bleek het zoeklicht op de Zeedijk totaal in puin te zijn geschoten. Het weiland achter ons huis is daarna dagenlang door de Duitsers tot verboden gebied verklaard, want het gras lag bezaaid met scherven. Bij deze raid zijn enkele soldaten omgekomen.

Wasserpumpe

Cees Oosterdijk werkt in de oorlog op het stoomgemaal en fietste dus dagelijks met z'n collega’s over de Plattedijk naar zijn werk, langs de Duitse barakken zoeklichten en geschutstellingen, Je moest wel erg oppassen voor al die draden, die over de weg liepen”. De kommandant van de Wasserschutzpolizei was een Oostenrijker, die, met al dat water om hem heen, het van levensbelang vond dat het stoomgemaal draaiende bleef.

Oosterdijk: Wanneer we door de Duitsers werden aangehouden, werd ons door hen geen strobreed in de weg gelegd als we vertelden dat we op de Wasserpumpe werkten.,,Aeh so, wasserpumpe! Fahren sie weiter”.

Toen later de spertijd werd ingevoerd, was het echter veel gevaarlijker om zonder papieren onderweg te zijn. Op een keer werden we door een Duitse patrouille met de vinger aan de trekker danig aan een verhoor onderworpen. Dat zinde de chef van het stoomgemaal uiteraard niet, dat het personeel gevaar liep, en zorgde binnen de kortste keren dat we een ontheffing kregen. Dit document was uit naam van Rauter ondertekend en was wel zo groot als een schrijfblok. Er stond zelfs op, dat wanneer we een lekke band hadden, een eventueel passerende (Duitse) patrouille verplicht was deze te plakken! Jammer dat ik dat document jaren later heb weggegooid”.

Oosterdijk vertelt ook, dat ze goed konden opschieten met een Duitser die Willie heette. Ze waren geregeld met hem in discussie over het verloop van de oorlog. Wanneer het afweergeschut overtrekkende vliegtuigen beschoot, zei deze Willie lachend: Die lui van het geschut kunnen niet schieten, die zullen nooit een Tommy raken!”

Paarden in prikkeldraad

Wat Oosterdijk het meest is bij gebleven van de nacht van 16 op 17 april 1945 zijn de angstige kreten van de Duitse soldaten op de Zeedijk achter zijn woning. Deze soldaten kwamen uit Gaasterland en vluchtten halsoverkop naar de tramboten in de Lemster haven. Met paard en wagen namen ze alles mee, wat van hun gading was. ,,Telkens wanneer er een granaat ontplofte, werd er in het Duits geschreeuwd en geraasd. Het was een kabaal van jewelste. En dat duurde tot diep in de nacht”.

Oosterdijk en zijn buren konden het niet laten iedere keer door de steeg naar de straatkant te gaan om de volgende granaat af te wachten. Wanneer ze een lichtflikkering zagen, holden ze door de steeg weer naar achteren en konden dan net op tijd hun huis bereiken voor de granaat insloeg. Om het kwartier herhaalde zich dit ,,spelletje”. Oosterdijk schat dat tussen 3 en 4 uur de Duitsers met de boten naar Holland zijn gevlucht.

Toen de beschieting voorbij was en het begon te dagen, zagen ze paarden verward zitten in het prikkeldraad op de Zeedijk. Oosterdijk en zijn vader zijn er direct heengegaan en hebben deze dieren uit het prikkeldraad gehaald en aan een hek vastgebonden. In de loop van de dag hebben de boeren uit Gaasterland hun paarden weer opgehaald. Toen bleek ook dat de Duitsers de (betonnen) brug op Tacozijl achter zich hadden vernield...

In de vroege morgen van dinsdag 17 april is Cees Oosterdijk een kijkje gaan nemen op de haven. Hij trof daar chaotische toestanden aan. Overal lag het bezaaid met door de Duitsers achtergelaten spullen en te midden daarvan wemelde het van de Lemsters. In plaats van Duitsers liepen er nu gewapende leden van de Binnenlandse Strijdkrachten rond, die bezig waren de goederen te verzamelen, voor zover deze niet door Lemsters als ,,oorlogsbuit” waren meegenomen...

,,Zoiets maak je nooit weer mee”, aldus de heer Oosterdijk, daarbij ook doelend op de feestroes waarin Lemmer die dag verkeerde. Een hoogtepunt was zondermeer toen later op de dag de Canadezen in hun carriers Lemmer binnen rolden! Dat wilde uiteraard niemand missen...!
De oorlog, die voor de heer Oosterdijk zo’n hectisch begin had, was eindelijk voorbij.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.