De ankers en de kettingen

Tot de meest waardevolle voorwerpen in de voorraad behoren de ankers. Het middel dat het schip aan de bodem bindt, wordt door grofsmederijen gefabriceerd. In Nederland zijn dat o.a. de Koninklijke Grofsmederij in Leiden en de stoomsmederijen H. Bodewes en E.J. Smit & Zn. in Hoogezand.

Een rekening voor Mej Wed. J.S. de Vries. Een wartel is een oogbout met draaibare schakel

Rinsje importeert de gietijzeren grijpers ook, uit Engeland. Al vóór de eeuwwisseling koopt ze ankers van de William Griffin’s Iron & Steel Forgings, die gevestigd is in Cradley Heath, bij Birmingham. De grootsmederij, opgericht in 1790, produceert Iron & Steel Forgings of every description, &c.

De Hoogezand Anchors zijn internationaal vermaarde stokankers van een Gronings model met 'handen' aan het gebogen uiteinde. Een stokanker werkt aldus: Zoodra het anker den bodem raakt en ketting (of tros) gegeven wordt, legt het zich met beide handen plat op den grond, waarbij de stok met een der einden de bodem raakt. Wordt nu kracht op den ketting uitgeoefend en begint dus het anker te sleepen, dan kantelt het daarbij om; de stok komt nu vlak op den grond te liggen en een der handen graaft zich in den bodem. Hierdoor wordt het schip op zijn plaats gehouden

Stokanker met twee gepunte handen, gereed voor gebruik en, daarachter, een met ingeklapte stok

Een dreg kan ook dienst doen als werpanker, maar is in de eerste plaats bedoeld om iets uit het water op te halen

Griffins ankers en dreggen reizen via Harwich of Grimsby per stoom- of motorschip naar Rotterdam en zo verder naar Lemmer. Rinsje krijgt de facturen van Griffin rechtstreeks uit Engeland. Ze betaalt ze aan de Rotterdamse agent Van 't Groenewout, Paid to Rotterdam as usual. Joh. R. van 't Groenewout heeft een Groothandel in prima Engelsch buigzaam Staaldraadtouw, steeds geruimen voorraad en is Eenig Verkooper van den Simplex Vlampijpreiniger, Specialist van Vlam-, Steun- en Stoompijpen, Eenig Vertegenwoordiger der Firma's Griffin,… John Marshall & Sons, Glasgow, Theodor Wupperman, e.v.a. Via hem voert Rinsje in 1899 tien grote ankers uit Engeland in Friesland in, met name dreg- en Hoogezandankers. Van ‘t Groenewout houdt haar, zoals het een goede agent betaamt, zorgvuldig op de hoogte van het komen en gaan der dingen: Kettingen met wielen zijn gisteren franco Woubrugge van hier gegaan en waren tot mijn spijt de ankers volgens cognossement "short shipped", zoodat deze dus met de volgende boot arriveeren.

Rinsje koopt nog verschillende andere type ankers. Hun wijze van gebruik wordt hier verder gelaten voor wat het is.

Zware ankers van de Koninklijke grofsmederij
Om het anker uit te werpen en te lichten bestaan er sinds eind 19e eeuw ankerlieren. Een specialist in de vervaardiging daarvan is C.F. van Bodegraven & H J Nijland, Scheepssmederij en draaierij uit Rotterdam. Hij produceert patentankerlieren.

Een enkele keer wordt een zwaar anker niet aan een lier maar aan een davit te water gelaten, zoals een reddingssloep. J. van Putten en H. van den Berg smeden, in de periode dat ze nog samenwerken, 2 nieuwe binnebeslagen in twee ankerdavidsblokken.

Zware ankers hebben sterke lieren nodig. Er zijn grote verschillen in het gewicht van de door Rinsje ingekochte ankers. De zwaarte van het anker en de lengte van de tros of ketting staan in een bepaalde verhouding tot de tonnage van het schip. Het zwaarste anker dat Rinsje verwerft, is een Hoogezandanker met kromme stok en gewone wartel van 286½ kilo.

Het zwaarste anker van Nederlandse makelij is een dreganker van 159 kilo van de Koninklijke Grofsmederij. Dit Leidse bedrijf, dat op Engelse leest gestoeld is en zelfs een Engelse manager over heeft laten komen, is sterk gegroeid nadat het de productie van kettingen en ankers tot kernactiviteit heeft gemaakt. Het aandeel van de Koninklijke Grofsmederij in de ankeraanschaf van de weduwe en haar zoon stijgt navenant: van 7% in 1899 via 44% in 1902 tot 92% in 1906.

Het eerste anker dat Rinsje uit Leiden laat komen is 1 Bongers patent stokloos anker type A (ƒ 28,81) in 1899. De Koninklijke grofsmederij transporteert het loodzware product, zoals steeds, per spoor naar Joure, en vandaar gaat het naar Lemmer.

In de scheepvaart is bij 't slot alles breekbaar

Begin 20e eeuw verdwijnt de Groningse grofsmederij E.J. Smit & Zn als ankerleverancier plotseling uit zicht. Het is niet het groeiende marktaandeel van de koninklijke concurrent uit Leiden dat daar verantwoordelijk voor is. Voorjaar 1900 doet zich tussen Rinsje en E.J. Smit een kwestie voor. Ze heeft bij hem een anker besteld voor een door haar opgetuigd schip. Na enige dagen begeeft de wartel van het anker het echter en stort het anker naar de bodem.

De weduwe stuurt de kapotte ring terug naar de fabriek. Maar E.J. Smit aanvaardt niet zonder meer de verantwoordelijkheid en antwoordt haar per briefkaart: Mejufv. S.J. de Vries. Wij ontvingen de wartelsluiting van het anker. Wij kunnen u wegens het verloren anker geen schadevergoeding geven. Bij de scheepvaart is bij ‘t slot alles breekbaar, zoo sterk is niets te maken of ‘t moet soms breken. Hebben het zeer druk met grofsmeewerk en moet u wel wat geduld geven. Wenscht men het anker weer op plusminus 2000 kilo? In afwachting, hoogachtend, uw dw....

 

 

 

Een wartel

De weduwe haalt dus in eerste instantie bakzeil op haar eis om schadevergoeding. Ze heeft wel meteen een nieuw anker besteld, want de klant kan niet wachten. Maar met het argument van Smit dat in de scheepvaart uiteindelijk alles breekbaar is, gaat ze niet in zee. Ze houdt aan en op 7 augustus geeft Smit toe. Per nette brief (in plaats van briefkaart) zegt hij toe ƒ 300,- in mindering op de openstaande rekeningen te brengen, waaruit u zal blijken dat wij U zeer billijk voorstel hebben gedaan.

Rinsjes assertiviteit is beloond.

Inkoopbeleid en informatie

In het eerste decennium van de twintigste eeuw schaft de firma Wed. S.J. de Vries, met name onder Rinsjes management, 138 ankers en dreggen aan van negen verschillende types. Wat opvalt is dat Rinsje ze bij zes verschillende leveranciers vandaan haalt. Behalve de al genoemde zijn dat Rasker, in scheepsvictualiën, uit Groningen, F.H.P. Trip, en gros ijzerwaren, uit Amsterdam*, plus een schipper uit Enkhuizen van wie ze een gebruikt dreganker koopt. Ze lijkt goed geïnformeerd over waar wat te halen valt.

‘De ingang van Trip was Kampersteiger (Damrak), de achterkant aan de Warmoesstraat, in het pand waar nu de politie zit. Naar dit bedrijf heb ik heel wat keren heen en weer gefietst. Als we iets zelf niet hadden gaf mijn vader mij de sleutel van het pakhuis(die ik helemaal niet nodig had) en zei waar de klant bij was: “Haal jij het even op uit het magazijn?” Ik sprong op de fiets en ging naar Trip en vlug weer terug met het gevraagde. Trip zit nu in Diemen,’ Carol de Vries, email 27 maart 205.

Opmerkelijk is verder dat ze 15% van de ankers uit Engeland importeert. Ook van de kwaliteit van buitenlandse producten en prijzen is ze op de hoogte. De agent Joh. R. van ‘t Groenewout verstrekt op haar verzoek productinformatie. Gezien de grote waarde van de ankers, - sommige zijn even duur als Amerikaans-grenen masten-, is de keus voor import uit een goedkoop producerende economie logisch en verantwoord.

Ankers en ambtenaren in Amsterdam.

In de jaren twintig van de twintigste eeuw neemt het belang van de ankers in de zaken af. Jan Siebold heeft in 1924 weliswaar nog twaalf ankers in huis of, beter gezegd, op de stoep voor de winkel (ook op de stoep van het Singel in Amsterdam zal hij voor de reclame eenige scheepankers uitstallen). Maar verder zijn het vooral kleinere dreg- en werpankers en 1 klipankertje. De totale inkoopwaarde bedraagt slechts ƒ 25,10. Bij zeven van de twaalf ankers staat bovendien genoteerd: geen handelswaarde. Het lijkt een aflopende zaak.

 

 

Het klipanker klapt open. Zodra het over de bodem sleept, draaien beide handen naar onder en graaien in de bodem. Zo graaft het anker zichzelf in.

In 1927 vormen ankers nog geen 1% van de omzet. De verkochte ankers zijn ook dan de kleinste types, zoals het katankertje dat Schipper Boonstra uit Medemblik koopt, een klein anker zonder stok en met maar één hand. Voor grote ankers wenden de schippers zich rechtstreeks tot een scheepswerf of tot een handelaar die erin gespecialiseerd is.

Ik heb 7000 pond ketting ongeveer in 't pakhuis

De keus tussen tros (touw) en ketting hangt samen met de zwaarte van het anker en met het type schip. Touw heeft het voordeel lichter te zijn en door zijn veerkracht rukt het schip bij zeegang niet te hevig aan het schip. IJzer heeft het voordeel dat het spoedig droogt en gemakkelijk schoon te houden is: je spoelt het af met een paar putsen water. Kleine zeilschepen zullen eerder een ankertros gebruiken, zware schepen vaker een ketting.

Voor de aanschaf van kettingen, die overigens niet alleen voor het bedienen van ankers ankers maar ook voor lieren, korren, etc. dienen, wendt Rinsje zich tot dezelfde bedrijven als waar ze de ankers koopt: Griffin’s fabriek in de kool- en ijzerzone bij Manchester, Bodewes’ stoomsmederij in Hoogezand (bij dezen zend ik U een 5/8 Ketting ... en twee halve om spil ... en dito in de lier; dacht ik het beste ook maar een eind ketting erbij te doen, die eergister direct bij dezelfen had moeten zijn; wantschroeven en blok volgen morgen, en zend dan nota van alles) en de Koninklijke Grofsmederij te Leiden.

Via de Rotterdamse vertegenwoordiger importeert Rinsje in 1899 tien grote ankers en acht zware kettingen uit Engeland in Friesland. Het gaat om maar liefst 6697 kilo’s staal en ijzer, met een gezamenlijke waarde van ƒ 1.174,-. Dit vormt 11,5% van de bekende inkoop dat jaar.

Een enkele kleinere handelaar weet zich wel eens tussen deze grote ijzervreters in te wurmen. De Harlinger A. Nieuwenhuis, in scheepsbenodigdheden, verkoopt de fa. De Vries 17 einden ketting en schrijft na betaling op een briefkaart met 2½centspostzegel: Geld naar genoegen ontvangen. Ik heb 7000 pond ketting ongeveer in ‘t pakhuis. Als u nu niet te lang wacht, zal ik ze voor u vast houden, dan heeft UE eerste keus. Kom dan zoo spoedig mogelijk als u ken, Achtend, A. Nieuwenhuis, Harlingen* Maar die 'backorder' van 7000 pond of een deel daarvan komt er niet.

Archief De Vries, correspondentie 1906, Nieuwenhuis briefkaart 31 juli. Kennelijk reist zoon Jan Siebold nog altijd langs de leveranciers, zoals in de tijd dat zijn moeder aan het roer stond.

Overigens is de zwaarste ketting in het archief er een van 80 meter en 1263 kilo. Hij komt van Griffin in Cradley. Een ketting wordt gevormd door schakels of schalmen ook daarin wordt gehandeld. Rinsje en Jan Siebold kopen ze bij hun vaste ijzerhandelaren in Sneek en Amsterdam. Voor een goedkope partij gaat Rinsje wel eens naar een ander. Ribbens uit Bergen op Zoom levert haar in 1897 9 losse schalmen*

Archief De Vries, rekeningen 1897, Ribbens 8 mei; schalmen worden overigens niet alleen in een ketting gebruikt, maar ook bijv. aan een mastband.

Een bijzonder stuk ketting is onderdeel van de duivelsklauw, een stel van twee door een ketting verbonden ijzeren grepen of haken. Jan Siebold heeft er in 1924 drie in voorraad, waarde 67 cent. De duivelsklauw dient als kettingstopper, bijvoorbeeld wanneer het anker ratelend naar de bodem zakt.

Een nieuwe ketting tegen de oorspronkelijke prijs

Rinsjes inkoopbeleid is ook op het punt van kettingen kritisch. Wanneer een leverancier in haar ogen materiaal van matige kwaliteit levert, neemt ze daar geen genoegen mee. In 1899 heeft ze bij Joh. R. van 't Groenewout geklaagd over een door Griffin gesmede ketting. De Rotterdamse firma antwoordt haar: MijnHeer [!], Tot mijn spijt moest de beantwoording van uw schrijven van 27 Juni eenige dagen wachten, omdat de Heer van 't G. zich juist in Engeland bij den kettingfabrikant, den heer Griffin, bevond, en heb ik Ued uw schrijven onmiddellijk daarheen opgezonden, om over een & ander mondeling te kunnen spreken. De order kleingoed alsmede de dreg van 60 ko m/ring zijn geannuleerd. Voor de zich in uw bezit bevindende 40 vadem ¾" ketting zal u een nieuwe ketting tegen de oorspronkelijke prijs door de firma Griffin worden geleverd, en gelieft u mij de oude bij gelegenheid op de goedkoopste wijze te retourneren.[...] De dreg met de beurtschipper vanuit Kampen gezonden, is reeds lang te harer bestemming bij Schipper IJzerloon, Joh. R. van 't Groenewout. 

De assertieve weduwe wordt weer beloond, de aanhoudster wint.

Ankers en kettingen in de inkoop en de omzet

Zoals bij de ankers loopt ook bij de kettingen de inkoop na 1910 terug. Nemen de ankers en kettingen in 1899 nog 10% van de inkopen in (in guldens), in de inkoop in de twintiger jaren is dat nog 2,5 tot 5,1%. Mogelijk schaffen schippers hun ankers steeds vaker op hun scheepswerf aan. In de verkoop van het derde decennium schommelt het aandeel tussen 0 en 2%, met een top in 1926 (zie grafiek)* die geheel op rekening van de kettingen komt. De aantallen verkochte kettingen nemen enigszins toe, terwijl de prijs zakt. Ze vervangen iets vaker het traditionele touw, ook op vissersschuiten.

Grafiek op basis van Archief De Vries, debiteurenboek 1921-1929 en verkoopboek 1927. Alleen de gespecificeerde verkoop is meegeteld. N= het totaal aantal verkochte ankers, resp. lengtes ketting.

N= aantal ankers, resp. lengtes ketting (minus losse schalmen)

Jan Siebold heeft regelmatig tweedehandsankers en kettingen opgekocht. Maar nu de verkoop stokt zullen de grote, onhandige dingen hem wel in de weg gaan liggen. Bovendien zijn ze in aanschaf relatief duur geweest. Enige besparing weet hij door hergebruik te verkrijgen. In 1922 'recyclet' Jan Siebold een gebruikte ankerketting van 8½ kilo door hem voor ƒ 3,40 door te verkopen aan buurman Van den Berg. De smid weet er wel weg mee.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.