Het IJzer

IJzer verlaat in vier hoofdvormen de fabriek: als staaf, plaat, draad en buis. Zo noemt de Groningse firma M. Hoen, zich fabriek van staf- en plaatijzer*

Archief De Vries, rekeningen 1906, Hoen 1 juni. Zojuist heb ik mijn smid: G.v.d. Laan en Zn. in Nieuwkoop opgebeld, een éénmansbedrijf dat net zo werkt als 40 jaar geleden; hij is lid van de vereniging van smeden: dunner dans 6 mm wordt draad genoemd, staf en staaf worden beide gebruikt,staf tegenwoordig minder.

Van staven worden bijvoorbeeld hekwerken, nagels en spijkers vervaardigd; van plaatijzer maakt men kasten, deuren en scheepsrompen. Het staf- of plaatijzer dat de basis voor blokbeslag vormt, wordt stort genoemd. Rinske koopt het met name in Amsterdam bij Y.I. Höweler, Gereedschappen, Koper- en IJzerwaren, Spijkers, Draadnagels en Scheepskettingen, Straatluiken, Zinkputbakken en Privaattrechters.

Een goed beslag

Het smeden en aanbrengen van het blokbeslag verloopt in enkele stappen. In Heeg doet smid Nauta dit werk voor het filiaal van de firma de S.J. Vries. Hij past de grootte van het beslag aan de diameter van het hout aan. Als het blok dikker is dan afgesproken, begint hij te moppere (Gurbe van Brug). Het beslag voor het blok maakt Nauta eerst heet, waardoor het uitzet en gemakkelijker om het blok is te schuiven. Het ijzer mag niet tè heet zijn, want dan verbrandt het blok. Alleen de achterkant van het blok, de bek, wordt door de Heger smid gloeiend gesmeed. Nauta zette de bek van het blok in het hol van een klomp vast om het ijzer bij te kunnen slaan. Dan tilde hij hem eruit en ging het blok in de schroef, de bankschroef ja, en kneep-ie de rest van het beslag erom heen.

 

 

 

Blokbeslag

Het beslag bevindt zich meestal aan de buitenkant om het blok en heet dan buitenbeslag. Blokken worden bijna altijd inclusief beslag aan de klant verkocht. Een aardige anekdote in de familie de Vries drijft de spot met een Amsterdamse dokter die een boeier bezit en blokken nodig heeft. De dokter vraagt de prijs en Jan Siebold berekent de blokken op ongeveer ƒ 30,-. Hij antwoordt: Dertig gulden. Buitenbeslag. Die Amsterdammer vraagt: Zo, en wat kosten ze dan mèt beslag? Waarop Jan Siebold prompt antwoordt: Dat is 20% duurder.

 

 

 

Oud blok op het Singel, van buiten beslagen.

In drukke tijden koopt Rinsje kant-en-klaarbeslag bij de fabrikant of groothandelaar. Volledig afgewerkt zijn de blokbussen, beslag met een vaste vorm en maat, afkomstig van o.a. Zwanenburg in Amsterdam. Höweler & Co. stuurt haar in 1899 zelfs gepatenteerde blokbussen die naar een door Rinsje opgestuurd monster gefabriceerd zijn: Moge dit model Uwe goedkeuring wegdragen, houd ik mij voor dit artikel aanbevolen, schrijft de Amsterdamse handelaar op zijn rekening.

Mastbeslag

Het mastbeslag, in hoofdstuk 5 al ter sprake gekomen, bestaat uit ijzeren mastbanden en –ringen en ander ijzeren verbindingsmateriaal, zoals het ezelshoofd, dat de steng omsluit en tegen de top van de mast houdt. Jan Siebold houdt 1 Schoener Ezelshoofd m/ wangen (waarde ƒ 7,50) in voorraad. Die schoener is waarschijnlijk de Noordkaap van kapitein Deen, de enige schoener in die tijd die in de boeken voorkomt*

Archief De Vries, inventarisboek 31 dec. 1924, z.p., (Transp. f 721,55), resp. 1 jan 1927 z.p. (Nog te bet); daar ook ‘5 Kransen (2 halve): f 12,50' en ‘5 Draaibare gaffelbanden: f 10.,-‘. Kapt. Deen (Archief De Vries, debiteurenboek, folio 132 (1921-1923) is mogelijk schoenerkapitein Keimpe Deen uit Groningen, Blaak (1998), 34, 184.

De voorraad van 1924/1925 geeft een beeld van wat de eigen smederij aan mastbeslag produceert:

Archief De Vries, inventarisboek 31 dec. 1924, z.pag. (Smederij f 100,-). Een
puntoog is waarschijnlijk hetzelfde als een pun

 

Een wervel is een draaibaar stangetje met ogen aan het eind van de giek, waaraan schoot en kraanlijnen kunnen worden bevestigd.

Het gaat in totaal om maar liefst 434 stuks mastbeslag. In schema:

De aantallen in 1927 (in de verkoop zowel als de inventaris) zijn veel lager dan die in 1924. De crisis in de houten zeilvaart die in die afname zichtbaar wordt, komt later aan de orde.

Twee zware lummels en drie draaiende hanenpoten

 

De lummel is een verbindingshaak tussen mast en giek; het onderste modelletje heeft Siebold de Vries in het boek 'Zeilsport' van Van Kampen erbij getekend.

In 1927 laat Jan Siebold een band om een laadboom smeden, een hanenpoot rechtzetten en een lummel recht slaan. Een hanenpoot is een van de uithouders of galgen, bevestigd aan de steng of de mast boven de hommer en bestemd voor de blokken van de vallen, stagen en kraanlijn. De inventaris vermeldt onder het kopje Smederij: 5 gewone en drie draaiende hanepooten, alle ƒ 2,- per stuk. Jan Siebold levert 2 vaste hanepooten aan zeilmaker M.F. de Vries in Lemmer als die bezig is het jacht Damkerken op te tuigen.

Tonen

Tonen of finten zijn de ijzeren hoesjes op de houten uitsteeksels (tenen of klauwen) van vaarbomen. Om ze tegen roest te beschermen laat Jan Siebold de tonen wel eens galvaniseren (verzinken). Hij verkoopt in 1927 37 tonen op vaar- en punterbomen en 13 losse tonen voor zo’n 30 cent per stuk.

 

 

 

 

Vaarboomklauw

In drukke tijden moet Rinsje haar tonen zelfs buiten Lemmer zoeken. Een van de leveranciers is smid Rekker in Rijperkerk: Hierbij ontvangt u 100 scheepstoonen: ƒ 9,00. Rekker wil Rinsje graag te klant houden: Aangezien de ijzerprijzen aanzienlijk zijn gestegen en ik daarom vele artikelen heb moeten verhoogen, heb ik plan u voor de vorige prijzen te bedienen! Minzaame groeten met Hoogachting ... Maar als de drukte Rijperkerk heeft bereikt, treedt ook in Rekkers werk vertraging op: Daar het verbazend druk bij ons is dacht ik: zal eerst maar wat zenden. Na groeten, Hoogachtend, R. In december is het nog druk: Het zou in beider belang zijn als u tegen het voorjaar Haken en Tonen moet gebruiken, dezelfe in tijds op te geven. Aangezien het bij ons altijd zeer druk is, beleefd groetend met hoogachting uw Dw H. Rekker.

In minder drukke tijden kan de fa. de Vries in Lemmer terecht bij de Lemster smid R. Hollander die tonen levert. Ene F. ten Veen is eveneens korte tijd als tonensmid actief. Zijn nota’s nemen het niet zo nauw met de spelling: Wegens 50 stuks toonen, 48 stuks haaken, noog 100 stuks tonen, ƒ 28,14. Hier gaat af: 4 stafen ijzer, ieder 13 kieloo kieloo [!] is 9 cent per kieloo ƒ 4,.68, nog te samen; ƒ 23,46. Ten Veen stuurt deze nota naar Den Heeren Gebroeders de Vries, Mr Blokmakers te Lemmer, want het is kort na de terugtreding van de weduwe.

Zes smeden in Lemmer aan het werk voor Rinsje
In de eerste jaren van de twintigste eeuw zijn er maar liefst zes Lemster smeden voor de weduwe aan het werk: A.W. Nauta, R. Hollander & Zn, (Fabriek van IJzer- en Koperwerken); Jacob J. Bijlsma, Joh. v.d. Wolff, J. van Putten en H. van den Berg. De laatste is het belangrijkste.

Van den Berg doet bijna dagelijks klussen als 'uitbesteed werk' van de fa. De Vries, zowel in zijn smederij als aan boord van een klant. Van den Berg, die zijn smederij op de Schans in 1900 van weduwe Osinga heeft overgenomen, beslaat honderden blokken voor de fa. Wed. S.J. de Vries. Hij neemt bijvoorbeeld voor ƒ 52,- 60 Nieuwe binne beslagen in 60 N blokk. aan en levert nieuwe binne beslagen in 11 grote blokken [voor] A. Veenstra. Die zijn bestemd voor de Anna Maria van schipper Anne Veenstra.

Van den Berg vervaardigt voorts het Nieuw ijzerwerk aan 1 groot aakstuig voor ƒ 95,-. Aangenomen dat deze aak op dat moment op de Lemster helling van Gebr. de Boer nieuw gebouwd wordt, kan ze de veertig voet grote ijzeren aak LE 6 Vier

Gebroeders van Auke Bakker zijn geweest (anno 2005 in bezit van Douwe Schirm)*

Archief De Vries, rekeningen 1902, v.d. Berg, jaarrekening. Over de LE 6 van Schirm: Huitema (1982), 247. Overigens heeft Gebr. de Boer in 1902 nog drie aken gebouwd.
Van den Berg gaat tenslotte ook bij zijn klanten het dak op. Bij Rinsje ponst hij 80 gaten in hoekijzer van UE schoorsteen voor een halve cent per geponst gat. De smid schrijft op eerste kerstdag met potlood zijn jaarrekening op de blaadjes van een schoolschrift, gespecificeerd tot het laatste boutje, en overhandigt die aan juffrouw de Vries. De weduwe betaalt de werkman binnen een week à contant.

 

Smid Van den Berg vervaardigt 1 vierkantige band met oog, 2 [banden? tekeningetje!] met 1 nagel in de bezaansmast, 10 kilo ... [ƒ] 4,32

Evenals hun vader verzorgen ook Andries en Sipke van den Berg, die de smederij van de Schans naar de Polderdijk verhuizen en dus buren van de fa. Wed. S.J. de Vries worden, niet alleen het beslag van blokken, maar ook dat van masten, bokkenpoten en een kluiverstok. Een enkele keer vervangen ze het zeel (Zeel= hier: het rechthoekig stukje leer dat wegens zijn buigzaamheid als klep
fungeert om de pompemmer af te sluiten) in een pompemmertje of repareren ze de fiets van de weduwe*

* Fa. H. van den Berg, Stoomsmederij, Lemmer, (Schans 40 en Polderdijk), vanaf 1891, en Sipke en Andreus van den Berg, Lemmer, smids-, rijwiel-, loodgieters-, waterfitters- en gasfittersbedrijf, Polderdijk 5, vanaf 1927, RAF-Handelsreg., inv. 4423 en 14626. Volgens Peter Dorleijn een (scheeps-) smederij van vader en drie zoons, begonnen in 1900 aan de Schans, later naast De Vries aan de Polderdijk, Dorleijn (1996), 5-228.

Joh. van der Wolf voert voornamelijk mastbeslag uit. Hij declareert: Een tuig besmeed voor de Kolhorner aak met bokkepoot ijzerwerk 3 draai hanepooten en krans om de mast.

Een deel van de (gedrukte!) jaarrekening van de smeden Van Putten & Van den Berg van 1900. Op 7 april hebben zij Rinsjes gegoten fornuiskachel met vier nieuwe schroeven gerepareerd en op 13 april 1 oud beslag om 1 nieuw blok gemaakt met nieuwe kovielnagel [!] daarin 60 [cent]; een zware visschermansgaffel met nieuw ijzerwerk beslagen 2,25 [en] 1 nieuwe ring om een fokkeloete 10 [cent]

Vanaf 1900 verschijnt smid Cornelis van Putten op het toneel, aanvankelijk als partner van Van den Berg, maar later zelfstandig. Dan betreffen de meeste klussen van Van Putten fietsreparaties: nieuwe veertjes voor het treewielrad van het rijwiel gemaakt achter de paltjes, 2 nieuwe spaken in ‘t wiel, rijwielbanden opgepompt en ketting gespannen. Rinsje neemt zelf een smid in dienst
Rinsje neemt vanaf omstreeks 1903 een of meer smeden in vaste dienst. Als aannemer Visser de panden aan de Polderdijk bouwt, declareert hij het plaatsen der smidse en blaasbalgen in de werkplaats. De weduwe laat het woord Smederij naast Mastmakerij in de nieuwe gevel inmetselen. Nog voordat de oven voor de eerste keer wordt aangestoken, heeft ze smidsvormen (no. 0 en nr. 3) bij de fabriek van Peck & Co. in Amsterdam besteld*

Er is een nog een heel gedoe over wie nu eigenlijk voor de kosten van het vervoer per Holland-Friesland Lijn verantwoordelijk is. Peck maant tot slot: ‘Weest u zoo goed ons dat even over te maken, dan is die zaak in het reine. De Holland- Friesland Lijn valt ons gedurig lastig, Archief De Vries, correspondentie 1902, Peck 24 maart, 14 apr. en 31 mei; Idem, rekeningen 1902, Peck 7 maart.

Door het smeedwerk niet meer volledig uit te besteden maar in hoofdzaak zelf te doen, bespaart het bedrijf aanmerkelijk op de kosten. De inrichting van een smederij is weer een innovatie die op het conto van de weduwe kan worden bijgeschreven.

Wie als eerste smid in de werkplaats op de Polderdijk het ijzerwerk aan masten, blokken en vaarbomen beslaat, is onbekend. Wellicht is het H. Kooi die in 1920 op de loonlijst staat en nog op een foto van vóór 1913 te zien is. Ook Willem Smeding is wellicht al voor de Eerste Wereldoorlog als smid actief. Hij blijft tot op hoge leeftijd bij de fa. de Vries werken en is kort voor de verhuizing van Amsterdam nog steeds bedrijfssmid. Hij verhit dan ijzer voor de roeivlet van de LE41 Jonge Steven van Jan Mulder en legt 2 Breede banden om de roeiriemen, en [heeft] oogen hersteld, 3 uur Sm[eding], ƒ 1,50. Toen Henny Kingma nog kind was, heeft hij Smeding aan het werk gezien: Stond-ie te smeden met zijn kale rooie kop, bij dat open vuur, dan waren wij doodsbenauwd.  

Ook Hendrik Kok neemt de grote tang in de hand. Hij smeedt voor aannemer Jan Steensma 2 ijzers met dubbele borsten; 2 Banden Zamen [...] 8,5 uur HK = ƒ 4,75. (Een borst is een vooruitstekend deel waarop iets rust of scharniert). Smeding en Kok werken meestal halve dagen. In de week van 2 tot 7 oktober 1926 werken beiden voor ƒ 0,65 cent over. Dat moet haast wel het werk aan het ijzerbeslag zijn voor het nieuwe schip van de Steenwijkse schipper Berend Roeles,dat bij Gebr. de Boer op de ijzerhelling ligt*

Berend Roeles uit Steenwijk onderhoudt diensten op Groningen met de motorboten Steenwijk I en Steenwijk II en een beurtdienst op Sneek, Buursma/ Mollema (1993), 30-31; Hij staat van 1921-1927 als schipper binnenvaart bij de Kamer van Koophandel ingeschreven, RAO-Handelsreg., Zwolle, inv. 0225, doss. 07546.

Het is de enige smeedklus in die periode, en een omvangrijke, want voor het tuig inclusief ijzerwerk rekent Jan Siebold ƒ 490,-.

Hoeveel blok- en mastbeslag de eigen smeden voor Rinsjes klanten vervaardigen, is bij gebrek aan verkoopgegevens niet bekend. Onder het bewind van Jan Siebold nemen de productie en verkoop van blok- en mastbeslag in ieder geval nog een redelijk plaats in het bedrijf in. In de verkoop van 1927 wordt het 'eigen beslag' van blokken 63 maal vermeld*

Weliswaar vermeldt de inventaris van 1 januari 1927 alleen ‘Beslag ¾ bek’ (inkoopwaarde ƒ 1, -) en kinnebakbeslag (ƒ 3. -), maar het is logisch dat ijzerbeslag in de voorraad bijna niet voorkomt, het wordt immers per keer op maat gemaakt Archief De Vries, inventarisboek 31 dec. 1926 z.p. 

Werkhaard en vuurhaard, dwarsdoorsneden

Hoewel Smeding en Kok al het smeedwerk, hoe ingewikkeld ook, zelf kunnen uitvoeren, moet er in drukke tijden kant-en-klaarijzerwerk worden gekocht of op andermans smeedwerk een beroep worden gedaan. A.H. Bijlhout, Koper-, Blikslager, Zinkwerker, Handel en herstelplaats van Rijwielen plaatst wel eens een zeel in een pompemmertje of een nieuwe band in een wiel*

Archief De Vries, rekeningen 1906, Bijlhout (jan. 1907), kasboek 1925, 23 nov. e.a. Smid A. Bijlhout komt niet in de Kamer van koophandel voor, wel zadelmaker B. Bijlhout, Lemmer, 1924-1929, RAF-Handelsreg., inv. 6468.

En ook Gerlof van der Gaast combineert een metaalslagerij (zink- en mastiekwerk) met een rijwielhandel*

39. Op de Kortestreek 12, vanaf 1919, RAF-Handelsreg., inv. 10056. Hij was smid en fietsenmaker, Judith Schirm-de Rook, vraaggesprek 12-2-2004.

Nu en dan wordt er met Langius' smederij te Joure zaken gedaan*

40. Alle en Bouke Langius, Joure, kachel- en rijwielhandel, lood-, koper- en zinkwerkers, 1880-1932, RAF- Handelsreg., resp. inv. 4607 en 7491; Archief De Vries, debiteurenboek 1921-1929, folio 176 e.v.

Van de Lemster smeden uit Rinsjes tijd zijn in de jaren 1920 alleen Van der Wolf en Andries van den Berg overgebleven. Joh. van de Wolf is niet zozeer leverancier, dan wel een goede klant van Jan Siebold. Hij koopt bijvoorbeeld een puts, een snarsrol, een ketting en twee kikkertjes. Want hij heeft een boot, een vletje om precies te zijn. In 1926 koopt hij een slothouwer. Hij is dus ook slotensmid.

De smederij van Andries van den Berg is weliswaar sterk gegroeid en hij is tot in maart 1926 crediteur van Jan Siebold, maar het is maar voor een klein bedrag: ƒ 10,78. De mannen van de fa. de Vries kunnen het smeedwerk wel alleen af.

Soms is er zelfs nog tijd over en kunnen Smeding en Kok hun vakbekwaamheid ten goede van de mastmaakster persoonlijk laten komen. Dan plaatsen ze een schoorsteen op Rinsjes huis en solderen ze drie van haar pannen en een handketel. Handig, zo’n smid aan huis. Rinsje betaalt er netjes voor, aan de fa. wed. S.J. de Vries.

De Amsterdamse fa. Höweler, ‘in Engelsche en Duitsche IJzerwaren’, drukt kachels en een kolenkit op de achterzijde van zijn facturen af.

Een bos rond, drie stuks plat en een mand moeren

Alle ijzerwaren samen maken in de jaren 1902-1909 10% tot 16% van de inkoop van Rinsje uit. In de periode van Jan Siebold ligt dat op een vergelijkbaar niveau: boven de 11%. Het aandeel van het ijzer in de verkoop in de jaren twintig van de vorige eeuw (zie grafiek) heeft een grillig verloop. Het groeit vanaf 1925 van 3 naar 10%. Ook de afzet van ijzeren artikelen lijkt te profiteren van de opkomst van de ijzeren scheepsbouw, bij gelijktijdige neergang van de traditionele houten zeilvaart.

De weduwe koopt haar rond en plat van ijzerwarenproducenten en handelaren uit Groningen (Kwint), Helmond (Van Thiel), Sneek (Haga, Lankhorst) en Amsterdam (Trip, Höweler en Van Vliet). Amsterdam en Sneek leveren de meeste ijzerwaren. Andere leveranciers in de periode van Rinsjes leiding zijn uit alle windstreken afkomstig: Hoogezand (Smit, Bodewes), Leiden (Koninklijke Grofsmederij), Dordrecht (Van Randwijk) en de IJsselstreek (Werle en Reesink)*

Zie voor Smit, Bodewes en de Koninklijke Grofsmederij het hoofdstuk over de ankers. H. van Randwijk: Smederij, Kuipershaven 70-71, Gravenstraat 39 bij de Aardappelmarkt, Brandkasten en Kisten, bekroond..., Fornuizen, Kachels en Kinderwagens, Archief De Vries, rekeningen 1906, 9 mei; H. van Randwijk 35.62, idem, kasboek 1925, 23 apr.

De eeuwenoude ijzerindustrie van Deventer is via Werle & Zn. vertegenwoordigd. Hij verzendt onbewerkte ijzeren staven naar Lemmer.

Reesink te Zutphen produceert volgens zijn brievenhoofd tientallen ijzeren voorwerpen en gereedschappen. Daaronder ook onderlegschijven, waar Rinsje niet om heeft gevraagd: Per abuis hebben wij U onderlegschijven van 3/16 “ bijgedaan. De mand was reeds weg toen we het bemerkten, dus hoopen wij dat U ze kunt gebruiken. Rinsje (of Jan Siebold) gaat niet akkoord, dus komt er een creditnota.

Rond 1925 neemt het aantal ijzerleveranciers zelfs nog toe. In Jan Siebold crediteurenbestand komen er in 1927 zeventien voor, onder wie vier Lemster smeden. De grootste zijn F.H.P. Trip & Co. (Amsterdam), R.S. Stokvis & Zonen (Rotterdam/Groningen) en H. van den Berg uit Lemmer. Uit Joure komt de ijzerhandelaar Keverling, uit Sneek de Fa. J. Geertsema en Johs. Volkers & Zn. (Metalen Wereld) en uit Leeuwarden N.V. Bolte en Gorter en de Friesche Metaalwarenfabriek van Bruin & Joles.

Duits ijzer, per bos en in staven, koopt Rinsje in Deventer bij Werle & Zoon, wiens factuur de trots van ‘Nederland-transportland’ uitbeeldt.

Van zeilnaald tot voorhamer

Vissers en schippers zowel als klanten van de wal die gereedschap nodig hebben, komen naar de Polderdijk voor een hamer, een guts of een zaag.

Op een schap in de winkel ligt tussen 8 iepen Rottegaten en 2 Hoosvaten een spanzaagje (verkoop ƒ 2.-, inventariswaarde ƒ 1,25). De grote spanzaag op de foto komt van een scheepshelling.

In de inventaris van 1924 bevinden zich de volgende soorten hamers:

Beurtschipper Jan Dijkstra uit Drachten koopt voor ƒ 0,90 hamer en spijkers voor onderhoud aan zijn schip Rival. En smid Van den Berg een bikhamer voor ƒ 0,70. Die transactie met Jan Siebold had ook in omgekeerde richting kunnen verlopen!

Niet alleen voor de aanschaf van gereedschap maar ook voor reparaties kunnen bedrijven uit Lemmer e.o. bij de firma de Vries terecht. Aannemer Jan Steensma betaalt ƒ 4,- voor opknapwerk door Frens de Vries: Trekzaag geveild; gezet en geheel schoongemaakt, 1¾ uur Fr de Vr.

Rinsje en Jan Siebold kopen gereedschap met name bij Stokvis in Rotterdam, Reesink in Zutphen, Höweler in Amsterdam en Haga in Sneek. R.S. Stokvis, in IJzer- en koperwaren, gereedschappen, landbouwwerktuigen, spoor-en tramweg-materialen (!) verkoopt Rinsje:

Samen kostend ƒ 11,07, inbegrepen een mand, gemerkt VL 983, waarin het gereedschap in het ruim van de Lemmerboot naar Rinsje reist.

M. Haga in Sneek, Magazijn van IJzerwaren enz., kantoor en magazijn Oosterdijk bij de voormalige Oosterpoort, die in 1898 nog een op kasblad geschreven jaarrekening stuurt, zendt het jaar daarop een eenvoudige gedrukte nota voor:.

De pompboren, avegaars (grote boren met dwarsstang) en steekgutsen (soort beitels) zijn bestemd voor het personeel in de werkplaats. Avegaars en avegaardoppen komen ook bij Van der Wal in Kampen vandaan, die niet alleen specialist is in Fongers Rijwielen, maar ook in boren, waaronder spondboren, spijkerboortjes, zwarte slangeboren, en 1 kuikenboor met 6 kuikens (1,40); een kuiken is hier een bevestigingspalletje.

Vijlen bestaan er in niet minder soorten en maten. Jan Siebold heeft ze plat, driehoekig en rond, dun en dik, klein en groot. Klein is de kattestaart, een fijn instrument van de timmerman. Het is een rond, spits toelopend vijltje dat bij het afwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen gebezigd wordt.

Nog fijner zijn de naalden. Kapitein P. Smit van de sleepboot Veehandel VI koopt in 1926 zes zeilnaalden (‘Zeilnaalden zijn grotendeels driehoekig van vorm; nrs. 11,13,15 en 17 komen
het meeste voor. (11 is klein). Vijftig jaar later zijn ze nog 25 cent,’ .) Die gebruikt hij of een bemanningslid om eigenhandig aan boord reparatiewerkzaamheden uit te voeren aan afdichtingen van zeildoek.

Zelfs zeilmaker M.F. de Vries zit wel eens zonder. Buurman Jan Siebold schiet dan te hulp met een naald voor een kwartje. Het naaigerei is bestemd voor een van M.F. de Vries' knechten, zoals Sybolt van de Bijl, een trotse ambachtsman: Je kreeg eelt van die naald, natuurlijk. Maar ‘t ging alles met de hand. Nu zitten de meisjes achter de machine en prrrrrrrrrrrrr.

Het duurste gereedschap dat Jan Siebold aan de man brengt is een complete draaibank. De scheepsbouwers De Boer kopen die voor ƒ 325,-.

Wed. de Vries koopt gereedschap bij H.J. Reesink, in Zutphen. Tekeningen op achterzijde factuur: Archief De Vries, rekeningen 1903, Reesink 30 jan.

Jan Siebold betrekt zijn gereedschap grotendeels van dezelfde ijzerwinkels als zijn moeder: Haga, Trip en Zwanenburg. Een enkele keer haalt hij het bij een collega-ambachtsman in Lemmer. Lute Steensma, die op de Langestreek potten bakt, schiet te hulp met een beitel voor ƒ 1,10. Is Steensma behalve pottenbakker ook beeldhouwer? *

Archief De Vries, kasboek 1925-1927, 29 sept 1925. Lute Steenstra (1875-1925) doet ook in porcelein, Post (1993), 22. In de winkel, gevestigd in Langestreek 25 en ‘waarvan de voorgevel onlangs werd aangepast in verband met de winkelbestemming die het heeft gekregen, was vroeger één van de belangrijkste Lemster pottenbakkerijen gevestigd. De naastliggende Pottebakkerssteeg herinnert nog aan deze bedrijfstak,’ architect Jelle de Jong http://www.jongarchitecten.nl/ 

Dit is toch wel wat erg

Een van de leveranciers van gereedschappen en ijzerwaren is de Amsterdamse handelaar A. Zwanenburg & Co. In 1899 koopt Rinsje bij hem o.a. marlspijkers, hoosschoppen, peerkousen en puntschoppen met handvat D. Maar ze is zo sloom (of slim) van betalen dat het Zwanenburg te gortig wordt.

Hier past eerst enige toelichting op de toen gangbare regels in het betalingsverkeer. De normale gang van zaken is dat men op een bepaalde termijn na factuurdatum, meestal drie maanden, de toegezonden wissel betaalt. Òf men betaalt eerder en past dan een korting toe. Deze keus staat op de meeste nota’s voorgedrukt. Stoomhoutzager Nanninga uit Groningen bijvoorbeeld schrijft op zijn factuur: M! Indien u prompt wenscht te remitteeren gelieve U 1½% korting af te trekken. Anders verzoeken we u na 3 mnd zonder korting [het geld] te willen zenden.

Zo doet bijna iedereen het. Maar Rinsje heeft in 1899 eigengereid een te groot bedrag gekort op een rekening van Zwanenburg. Zij licht dat toe in een brief aan Amsterdam, waarvan een klad bewaard is gebleven: H.H.! Hierbij ontvangt Ued ƒ 547,92 ter voldoening der rekeninge. [...] Niet twijfelend of U zal hiermede acoord gaan, in afwachting kwitantie, teeken wij Hoogachtend, p.o. Wed SJ de Vries, SJ de Vries, p.s. Gaarne hadden wij dat Ued op de kwitantie schreef: tot hiertoe alles vereffend.

Maar geen sprake van. Zwanenburg: M! Wy ontvingen Uw schrijven van gisteren met ingesloten ƒ 500,- en zullen ongetwijfeld heden avond Uw postwissel wel ontvangen. Uwe rekening is niet accoord: U trekt 2% korting af voor posten van Maart en April welke strict netto zyn en op sommige waarvan reeds 2½% korting reeds [!] was afgetrokken in de veronderstelling dat u een maand na levering zou betalen. U trekt dus voor Maart posten 4½% af voor betaling einde Juni. Dit is toch wel wat erg. [...] Wy sluiten dus opstelling by van de feitelijke factuurbedragen en trekken hiervan 2 % af, alsook 5 % van de factuur van 13 Juni en 23 Juni zooals U wenscht ofschoon het voor die van 16 Juni feitelijk reeds te laat is: wy zullen dit met de fabrikanten trachten te vinden... Nota gaat hierby terug... /Hoogachtend A. Zwanenburg.

De ergernis staat het zaken doen op langere termijn niet in de weg. Rinsje blijft gereedschap en staaldraad bij Zwanenburg halen. Over de noodzakelijke wijze van betalen laat de Amsterdamse handelaar, ook nog twee jaar na zijn brief, niets aan duidelijkheid te wensen over: Bovenstaande prijzen zijn de allerlaagste, alleen zoo U direct betalen wil, zullen wij u 5% korting toestaan. Bij betaling op 30 dagen 2½% korting. Graag vernemen wij hoe U in deze wil, Hoogachtend A ZW.

Tuig-, zwaard- en patentlieren

De lier is een belangrijk onderdeel van de scheepsuitrusting geworden. De zogenaamde tuiglier, de lier waarmee de bemanning het zeil hijst, wordt rond de tijd van de Eerste Wereldoorlog gemeengoed op de Nederlandse binnenvloot. Voordien hees men met de hand.

De eerste door Rinsje gekochte lieren in het archief zijn uit 1900. H.E. Bodewes uit Foxhol (Hoogezand) levert dan lieren voor het schip van J. Hukema.

Een metalen lier siert het briefpapier van Bodewes. De grote Groningse machinefabrikant noemt zichzelf specialist in lieren maar heeft meer in zijn mars. Hij produceert ook wind- en molenwerken, complete drijfwerken met gewone en zelf-smerende lagerstoelen, pons- en knipmachines, spantenbuigers, hoekijzerstekers, reservoirs, overkappingen, plaatwerken en gehele ijzeren bruggen

Reparaties aan lieren verricht smid H. van den Berg, wiens zonen zich later in de productie van lieren zullen specialiseren: 2 Nieuwe lieren onder 1 krans van touw[w]ant voor 90 cent met daarbij 10 verzonken 4-duims spijkers voor een kwartje. Ook de 2 palwerken compleet, 9 " ad ƒ 5,50 p/st. die Rinsje bij de ijzergieterij Ten Oever, Koning & Co. koopt, is voor de reparatie van een lier bestemd, zo mag men aannemen. Ten Oever c.s. is evenals Bodewes in Hoogezand gevestigd, maar in een ander industriegebied: Martenshoek. Rinsje de Vries koopt ook nog lieren bij de stoomsmederij, fabriek van scheepslieren, vlasbraakmachines enz. van Gebr. Lodder uit Ridderkerk.

In 1906 koopt de fa. de Vries bij de smederij J. Admiraal in Hasselt 2 tuiglieren voor 7 vallen voor ƒ 79,38: Mijnheer, moeten in de andere 2 tuiglieren ook 7 vallen zijn? Net als deze en wanneer ze U liefst hebben wilt, Hoogachtend, J. Admiraal Jzn. Beurtschipper Kok zeilt ze naar Lemmer. Het is de eerste keer dat het woord tuiglier in het archief valt.

Behalve het hijsen van het zeil kan ook het hijsen van het anker of het zwaard door een lier worden vergemakkelijkt. Of beide ineen: op het Groningse bolschip Dankbaarheid van schipper Buisman staat een gecombineerde zwaard-hekankerlier*

Loomeijer (1980), 72. Archief De Vries, verkoopboek 1927, 43. Als dit schipper Buisman uit Kuinre betreft, is hij klant van Jan Siebold de Vries. Hij koopt in 1927 21 meter staaldraad (Idem, verkoopboek, 44). Dat kan voor die lier bestemd.

Jan Siebold verkoopt in 1927 vijf zwaardlieren en een tuiglier m 4 rollen en krachtwerk aan scheepswerf A.P. van der Werff in Drachten/Terwispel. De zwaardlieren kosten ƒ 20,- tot ƒ 33,-, de tuiglier ƒ 95,-. Veel duurder zijn de twee tuiglieren met doorlopende as en vliegwiel bestemd voor het opleidingsschip van het Onderwijsfonds van de Binnenvaart te Amsterdam: ƒ 127,50 per stuk.

Onder de verkochte lieren zijn enige Van der Berg patent-lieren. Die moderne lieren, uit het fabriekje van de Lemster fa. H. van den Berg, zijn wijd en zijd bekend*

Fa. H. v/d Berg Lier Koudum, Archief De Vries, kasboek 1925-1927, 25 aug 1925 en Lieren Visser A’dam, Belmer of v/d Berg f 67,50, idem, 15 sept; over de V.d. Berg-patentlier: Loomeijer/Martens (1977), 12.

Zo heeft de dorpssmid die twintig jaar geleden zijn rekeningen op schriftblaadjes schreef, zich ontwikkeld tot een modern, innovatief bedrijf dat een gepatenteerd en populair product in de markt heeft geplaatst. Zo blijft ook in de jaren twintig van de twintigste eeuw de blaasbalg van Van den Berg lucht naar het vuur blazen om ijzer voor de fa. Wed. S.J. de Vries & Zonen te smeden. Alleen de rekeningen zijn netter geworden.

Kousen, sluitingen, musketons en een puntoog

Tot het kleine ijzerwerk behoren voor de samenhang van het scheepstuig zeer belangrijke bevestigingsartikelen als wantschroeven voor de stagen (met 2 gaffels of 1 gaffel en 1 oog), spanschroeven, taliehaken, losse gaffels, haken, schroef, oog- en veerleuvers, en verder allerlei onderdelen als ringen, sluitingen, musketons, wartels, en kousen*

O.a. in Archief De Vries, inventarisboek 31 dec. 1924, z.p., (Winkel. f 4567,66 en f 5949,06, Filiaal Hoogeveen, f 679,44). Een musketon is een haak met verende sluiting, zoals aan een hondenriem..

Van al deze dingen en dingetjes is de eerste soort steeds gegalvaniseerd, d.w.z. in een antiroestbad gedompeld en daarom duurder. De meestverkochte ijzeren nautische verkoopartikelen na het beslag en de tonen zijn sluitingen en kousen.

Sluitingen, op de Polderdijk steeds ‘sluitings’ genoemd, verbinden scheepsonderdelen met elkaar. Jan Siebold koopt ze o.a. bij Pit Schreuder in Rotterdam. Hier een afbeelding van ‘D-sluitings N 964' uit een Delfts vakboek van 1955

Kousen zijn metalen versterkingen in zeildoek of in de gesplitste lus van touw of staaldraad om slijtage tegen te gaan. De fa. Wed. S.J. de Vries heeft ze in alle soorten en maten: touw- en metalen kousen, gewelde en ongewelde kousen, open en volle kousen, ei- en puntkousen*

(On)gewelde kousen: wellen [smed.]= twee stukken metaal tot een geheel verbinden door ze, week gemaakt, op elkaar te drukken, Van Dale8 (1961), 2366.

Afgezien van de ‘Reparatien van Machinerie en Rijwielen’ vervaardigt Hollander & Zn. uit Lemmer vooral ijzerwerk voor de scheepvaart. Hij is specialist in het vervaardigen van metalen kousen. In zijn jaarlijkse rekening aan Mejufvrouw de Wed. S.J. de Vries komen er vele voor: gewelde koussen, sluiting, rond koussen, stukje zink, motorhoorns zink, koper zeilkoussen, koper motorhoorn, rondkousen, sluitings* 

Factuur: Archief De Vries, rekeningen 1902, Hollander (31 mei). Op de onderkant staat: Op ontvangen in mindering vijfenzestig Cts. [w.g.] O.J.? Hollander. ‘Ongewelde’ kousen: wellen [smed.]= twee stukken metaal tot een geheel verbinden door ze, week gemaakt, op elkaar te drukken, Van Dale8 (1961), 2366. De fa. Hollander komt niet voor in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel Friesland. R. Hollander is waarschijnlijk Regnerus Hollander, overleden 7 juli 1908, oud 70 jaar, gehuwd, RAF-Overlijdensreg., Lemsterland, resp. 1908, akte no. 6.

In 1927 verkoopt Jan Siebold 6 kousen, 4 zware kousen en 12 puntkousen, niet zo veel meer.

Ook ogen zijn van ijzer. Er past een haakje in of er loopt een touw door. De inventarissen vermelden gewone oogen, een oog bij een gaffel, bij een krans en bij een beugel, puntogen, oogleuvers en -boutjes, wervelogen en bakstagogen.

Spanschroeven haalt Rinsje o.a. bij Y.I. Höweler. Een order van Rinsje in 1899 is de Amsterdamse handelaar niet helemaal duidelijk: Mej! In antwoord op uw briefkaart dd 24 oct moet ik U mededelen dat ik niet goed begrijpt [!], wat U verstaat onder boeren- & veehoudersartikelen alsmede spanschroefjes met gesneden draad voor gebouwen. Gaarne zie ik uw antwoord tegemoet, inhoudende nauwkeuriger opgaven wat door U bedoeld wordt. Mij voor verder orders beleefd aanbevelende, Hoogachtend, H. Spanschroefjes voor gebouwen?! Höweler kan niet lezen of Rinsje heeft niet duidelijk geschreven...

Nagels, spijkers, schroeven, moeren, bouten

De firma De Vries verkoopt allerlei spijkers, nagels, schroeven, moeren en bouten. Ze zijn van staal, koper, zink of al dan niet vertind ijzer en worden per gros (=12 dozijn dus 144 stuks), per kilo of per doosje verkocht. Tot het assortiment behoren gewone spijkers van ½ tot 5 duim, 1 kilo allerhande voor een kwartje, spijkertjes gemerkt EZ (in een pakje), toonspijkers, plaat- en asfaltspijkers, stokdweil- en presenningspijkers (per pakje), bootshaakspijkers en de 500 puntig gekopte ansjovisproppen die visroker De Rook in het voorjaar van 1922 in porties van 100 koopt om er de te roken vis op te prikken*

Archief De Vries, debiteurenboek 1921-1929, resp. folio 102,170, 230, 38, en inventarisboek 1925, filiaal Hoogeveen, z.p. (f 742,15) en idem 1926, Lemmer (f 4471.42 en 11456.63). Presenning: zeildoeken of linnen rol, o.a. om de naden tussen de planken van de luiken van het vrachtschip te dichten, Carol de Vries email 27 maart 2005. Definitie van ansjovisprop: Dorleijn (1996), 5-279.

Eind 1924 liggen er 934 moeren, 690 halve moeren en 1360 weien. Van de laatste is de betekenis nog niet gevonden.

Dan zijn er nog slot- en klepschroeven, koordklemmen, krammetjes (doosje van duizend), diverse ringetjes, schroef- en klinkbouten, nieuwe en oude bouten, en ook nog strijkijzerbouten (hetgeen een duidelijker term is dan strijkboutbouten...).

De smederij van Rinsje en Jan Siebold produceert het kleingoed niet zelf. Spijkers, schroeven, en dergelijke worden onder andere bij Haga in Sneek, Trip in Amsterdam kant-en-klaar ingekocht. Alleen de stokdweilspijkers, van ongeveer 12 cm lengte, zijn van eigen makelij van de mannen in de mastmakerij*

Carol de Vries, e-mail 20 maart 2005, ook: de haakstokspijkers en de teerstokijzers zullen wel machinaal bij een ander gemaakt zijn. De smederij zal verder nog wel gemaakt hebben: mastbanden, mastringen, hanenpoten, wandputtingen, overlopen, haken, bootshaken, trommelstokken en alles waar het woord beslag aan vastzit.

Sommige soorten zullen jaren in de laatjes van de winkel blijven liggen totdat er eens een klant verschijnt die precies dat schroefje van dat materiaal in die maat nodig heeft. Tot dat ogenblik worden ze blijvend van jaar tot jaar in het inventarisboek overgeschreven.

Varkenssnuitringen

Er komt overigens uit dat inventarisboek een aardig voorval naar boven dat met het inventariseren van ijzerwaren te maken heeft. Tijdens de jaarlijkse opmaak van de voorraad loopt Jan Siebold alle schappen na en dicteert namen, hoeveelheden en inkoopwaarden van de aanwezige artikelen aan de boekhouder die alles nauwgezet in het inventarisboek opschrijft. Zelfs de kleine ijzerwaren worden stuk voor stuk geteld. Tijdens die verplichte rondgang maakt Jan Siebold een grapje, waarschijnlijk om elkaar tijdens dat monotone werk wakker te houden. Zo roept hij op oudjaar 1926 tussen alle klemmen, krammen en ringetjes 1 doosje varkenssnuitringen! De schrijver-boekhouder noteert het zonder nadenken. Maar voordat hij de opgegeven waarde van het denkbeeldige artikel erachter zet, heeft hij in de gaten dat hij voor het lapje is gehouden. Dan schrijft hij achter varkenssnuitringen maar: ƒ 00,00

Op ijzers van Nauta en Nooitgedacht

Na het platte, ronde en kleine ijzer, de snelle ijzers. Het zullen Friese doorlopers zijn geweest die Rinsjes echtgenoot onder had toen hij in 1889 door het ijs van het Tjeukemeer zakte, wat hem uiteindelijk fataal werd. Dit drama weerhoudt Rinsje er later niet van schaatsen in het verkoopassortiment op te nemen. In 1899 koopt ze maar liefst 50 paar schaatsen in bij collegamastmaker S.O. de Vries in Ylst. Het is dan half december en de vorst is dat jaar vroeg ingevallen.

Nauta maakt schaatsen in IJlst, net als Nooitgedacht

Het jaar daarop ligt er weer ijs in Friesland. In de werkplaats van de houtzagerij van Wed. C. Sleeswijk wordt een paar schaatsen voor de familie De Vries geslepen*

1 paar schaatsen geslepen voor 15 cent (naast ‘1 nagel in een blok 7½ [cent], 14 Nieuwe zeelen in 14 pompemmertjes: f 1,40’, Archief De Vries, rekeningen 1900, Sleeswijk halfjaarrek. (betreft 14 dec.

Want in de familie heeft men de schaatsslag onder de knie. Het is onbekend voor wie de weer scherpe ijzers zijn: één van de jongens (Jentje of Jan Siebold)? Of rijdt Rinsje? Anders voor haar schoondochter Karolina van Anken-De Vries: zij was een fanatiek schaatster.

Een strenge winter is er in 1924. De scheepvaart kampt met zware ijsgang op de Zuiderzee. Sleepboot annex ijsbreker Daniël moet de Lemmerboten voorgaan. De meester van de Christelijke School bestelt een kar kapspanen om voor de kinderen in de klas de kachel wat hoger op te stoken. Jan Siebold verkoopt schaatsen aan beurtschipper Gerrit Hoff.

Ook na zijn verhuizing blijft Jan Siebold het ijsvermaak trouw. Vanuit zijn winkel op het Singel (op die gracht, in ieder geval voorbij de sluis, kan men in goede winters zeker de ijzers onderbinden) verkoopt hij Friese doorlopers. Ze komen van Nooitgedacht uit Ylst. In de zeer strenge winter van 1929 bestelt hij in januari en februari maar liefst elf keer tot een totaalbedrag van ƒ 736,68. Ook in Amsterdam kunnen ze een baantje trekken!

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.