Ale de Boer
Het is maar mooi Ale de Boer uit Lemmer, dat jij bij je geboorte een welluidende stem meekreeg. Toen je als brood-koek-verkoper in het laatst van de dertiger jaren in dienst was bij bakker van der Kloet in Franeker, kwam die stem je tenminste goed van pas. Als hij de kade naderde waar boten lagen gemeerd, schalde je stem: niet alleen aan de wal maar ook op de boten, kent men van der Kloet's kalverpoten". Sommige mensen zeiden, dat je wel in Harlingen te horen was. Maar dat was natuurlijk sterk overdreven.......
Ale de Boer uit Lemmer, op zijn standplaats op de Afsluitdijk.
Brood en koek verkopen was eigenlijk niet hetgeen jij Ale de Boer je hele leven wilde doen. O nee, je voelde er veel meer voor om zelf een handeltje op touw te zetten. Toen op 10 met 1940 de Duitsers ons land binnenvielen en niet van opkrassen wilden weten, was jij dan ook allang geen brood en koekventer meer. Je deed toen al een hele tijd- om het maar zo uit te drukken- voor jezelf.
Bij allerhande dingen die jij in de handel had, waren ook zelf gemaakte gedichten. Het moet oprecht gezegd worden Ale de Boer, dat jij de dichtkunst goed onder de knie had. Daar konden zogenaamde grootmeesters nog wel wat van leren.
In de oorlogsjaren had je het niet gemakkelijk. In de eerste plaats moest je ervoor zorgen dat de Duitsers geen vat op je kregen. Je voelde er niets voor om waar dan ook voor de vijand te werken. Omdat je toch in leven moest blijven, moest je doorgaan met de handel. Maar het was enorm moeilijk om dingen te verkrijgen, waar de mensen interesse voor hadden. Nou kon het je niet zoveel schelen, wat je verkocht. Op zekere dag was je helemaal in Krommenie, waar je huis-aan-huis kamferballen aanbood.
Toen je daar een paar dagen op pad was, werd je op een middag staande gehouden door een politieagent. Deze wilde wel eens weten, wat je die mensen eigenlijk probeerde te verkopen. Je hebt die agent (die in jou ogen geen goed vaderlander kon zijn) strak aangekeken en hem gezegd, ik verkoop tijdbommen. Toen de agent echter na dat antwoord mooi rood begon aan te lopen, heb je hem maar snel de kamferballen onder zijn neus gedrukt.
Ale de Boer heeft een keer een partij tegeltjes op de kop getikt met het opschrift ,,alles sal reg kom". Met die tegeltjes ging hij 's avonds de cafés af. Daar hield je dan zo'n ding omhoog en declameerde plechtig, een mooie tegel al is het om het even, die in goede stand keurig wordt bevestigd aan de wand".
Op een avond trof je het maar wat slecht, dat juist in zo'n café een groep S.D.-ers zat. Toen één van die knapen op je toekwam ging je hart als een razende te keer. Nee niet van hartstocht maar van angst. Hoe vreemd heb je toen opgekeken Ale de Boer toen bleek dat de Duitser 4000 van die tegeltjes wilde kopen. Maar.... je had er nog maar 300 van in voorraad. De volgende dag zou de man die partij ophalen. Het was eigenlijk erg dom van je Ale de Boer om te geloven, dat die kerel werkelijk tegels wilde kopen.
Die volgende dag heb je dat geweten. Ze kwamen met een hele groep die S.D.ers en wilden je arresteren. Je had het aan je kostvrouw te danken, dat dit niet gebeurde, Zij wist met een onstuitbare woordenstroom de Duitsers er van te overtuigen, dat je geen kwaad in de zin had..... Nee, de vijf oorlogsjaren zijn aan jou niet ongemerkt voorbijgegaan, ze waren voor jou net zo'n verschrikking als voor ieder ander mens.... Na de oorlog bleef je langs de huizen lopen met je handel, waaronder altijd je gedichten.
Toen werd het 1 februari 1953. De dag van de stormvloed. Een deel van Nederland werd getroffen door een vreselijke ramp. Mens en dier vonden de dood. Nieuwekerk en Ouwerkerk werden het zwaarst getroffen. Met onvoorstelbare kracht was het water door de dijkbreuken bij Stevenssluis en Ouwerkerk gebroken, de Vier Banen Polder in. Het aantal doden bedroeg in die beide plaatsen vijftien procent van de totale bevolking. Hulp kwam voor hun te laat, het gulzige water had genomen.
Nog geen maand later stond jij Ale de Boer op de Afsluitdijk ter hoogt van het monument van Ir. Lely. Alle werkverkeer werd door jou tot stoppen gedwongen. Niemand hoefde angst voor jou te hebben. De doorlopend van je gelaat stralende lach deed alreeds vermoeden, dat jij nog geen mug kwaad zou doen. Hoewel het niet tot je taak behoorde, waarschuwde jij de automobilisten voor het steeds dreigende gevaar van overstekende wielrijders en voetgangers. De Afsluitdijk was immers maar éénbaans.
Onder de toeristen bevonden zich veel buitenlanders. Maar dat was voor jou Ale de Boer geen probleem. Je riep je waarschuwing zowel in het Frans-Deens-Zweeds-Engels als Duits. In je hand had je een pak papieren waarop je eigen gemaakte gedicht was gedrukt, dat ging over de stormramp. Het lukte je kennelijk heel goed daar op de Afsluitdijk in het gezelschap van de immer zwijgende Ir.Lely een goed stuk brood te verdienen, 's morgens vertrok je in alle vroegte uit Lemmer, om daar 's avonds laat terug te keren. Jaar in jaar uit. Als dan eindelijk wordt besloten voor de veiligheid een brug te bouwen, was jij het weer Ale de Boer die dichtte:
In Neêrlands Koninkrijk Kwam de beroemde Afsluitdijk
Indien men het soms niet meer weet
In de tijd van vijf jaar gereed
Beukten zware stormen ons lage land
De dijk was hecht en hield stevig stand.
Dertig kilometer lang is deze baan
Die toeristen vol bewondering gadeslaan
Bij duizenden, van oord tot oord
Razen de auto's er over voort.
Voor de gevarenvan 't snelverkeer
Waarschuw ik de mensen telkens weer.
Ik maak ieder steeds attent
Op 't grote gevaar bij 't Monument
Dit ging zo niet langer meer
Bij al dat toenemende verkeer.
Om de veiligheid bij 't passeren
Voor voetgangers te garanderen
Besloot men toen een brug te maken
Om hier blijvend voor te waken
U kunt nu overstken zonder zorg
De brug staat voor uw veiligheid borg!
Toen de dag kwam, dat men besloot van de Afsluitdijk een méérbanenweg te maken, was het rijk voor jou Ale de Boer daar uit. Begrijpelijk, dat toen je afscheid van Ir. Lely nam, er een traan over je wang liep. Begrijpelijk, omdat het het daar vijf jaar lang je vaste plek was geweest..... Toen brak de tijd aan Ale de Boer, dat je met je gedichten en aanverwante artikelen weer huis aan huis moest.
Vanuit Lemmer bestreek je een groot gebied. Velen zeer velen, kenden jou, niet in het minst om het aangrijpende gedicht wat je had gemaakt over de watersnoodramp. Een gedicht van twintig verzen en waarvan het laatste vers luidt: Al wat onder water is verdwenen, al wat ging verloren, is hij de redder alleen, ons volk wordt opnieuw herboren.
O zeker, het zal jou niet zo bijster naar de zin zijn, dat jou gedichten niet de waardering krijgen die ze verdienen. Als je daar soms sikkeneurig om wordt, bedenk dan Ale de Boer, dat het voor een mens van gewone komaf vaak heel moeilijk is waardering te vinden, hoe goed de prestatie ook is.
Bedenk echter tevens dat het zaad ontkiemt, al draagt de wind het ver, té ver, dat wij kunnen zien waar het neervalt. En bedenk ook Ale de Boer uit Lemmer, dat mocht ooit in je leven de eeuwig op je gelaat liggende lach verduisterd worden door droefenis, dat niemand zo arm of ongelukkig is, dat hij niet iemand zou kunnen helpen en troosten die nog ongelukkiger is dan hij.... Heb je goed geluisterd, Ale de Boer.
19691 -Ale de Boer, uit Lemmer is een teleurgesteld en zo langzamerhand verbitterd man. Men mag erover twisten of de honderden verzen, die hij in de loop der jaren bij elkaar schreef op de aanduiding gedichten kunnen bogen of dat ze uitsluitend als rijmelarijen kunnen worden beschouwd, zeker is in ieder geval dat ze hem jarenlang een behoorlijke, en naar het scheen veilige, broodwinning hebben bezorgd.
En in één keer is dat afgelopen. De Boer zit zonder een behoorlijke verdienste, moet leven van wat bijstandscenten het verkopen van briefpapier langs de deuren en zo nu en dan een klusje. En dat alles omdat de Afsluitdijk enkele maanden geleden vierbaans-verkeersweg werd. Trouwe bezoekers van het Monument daar (en dat zijn niet alleen Nederlanders, maar ook Duitsers, Zweden, Engelsen en Italianen) kenden hem als een wat bizarre, nu eens driftige dan weer verbazend goedmoedige man, die zijn zelf gemaakte, keurig gedrukte dichtwerken aan de man of vrouw probeerde te brengen en hen bovendien behoedde voor roekeloos oversteken.
Die waarschuwingen klonken niet alleen in het Nederlands, want de heer De Boer kent als het moet zijn talen: in het Duits, Engels, Frans, Zweeds en Italiaans maakte hij de toeristen erop attent, dat ze maar „prudent" moesten zijn, want dat „la strada" „no spleedlimit" kent en dat de auto's er „une grande vitesse" hebben. Het kostte hem, zegt hij, geen enkele moeite uit te vinden, welke taal hij op een bepaald moment moest gebruiken. „Ik zag steeds aan de gezichten, wat voor mensen het waren; of ze nu uit Zweden of uit Frankrijk kwamen."
Van wie heeft hij al die talen geleerd? Van de toeristen zelf, die hem de zinnetjes voorzeiden. „En wat ik éénmaal gehoord heb, onthoud ik, meneer." Maar nu is dat allemaal afgelopen. Op grond van een exploitatieovereenkomst tussen de inspecteur van de Domeinen te Alkmaar en de exploitant van het monument op de Afsluitdijk is het deze laatste verboden op de parkeerterreinen handel te drijven of te doen drijven, of toe te laten dat anderen daar handel drijven. En aangezien het aanbieden van gedichten onder dit laatste verbod valt, is de Lemster brodeloos geworden. Hij heeft dat niet zo maar op zich laten zitten.
- Ale schreef een verzoek naar de koningin om zijn negotie voort te mogen zetten. Een verzoek, natuurlijk — hoe kan het bij hem anders — op rijm:
„Op de Afsluitdijk in Uw koninkrijk. Bij het monument. Ben ik altijd present. Reeds 15 jaar lang. Nu maken ze me bang. Geenszins laat men mij begaan. Om daar ginds te staan. Dan is mijn brood verloren. Op het terrein bij de toren. Daarom vraag ik Uwe majesteit. Uit diepe erkentelijkheid. Mij hiervoor vergunning te geven. Voor het dagelijks onderhoud en leven."
Via het ministerie van Verkeer en waterstaat — maar niet op rijm werd Ale meegedeeld, dat het het ministerie niet mogelijk is om de eerder genoemde overeenkomst te doorkruisen, zodat de vergunning niet kan worden verleend.
Talen speelden geen rol bij Ale de Boer. Het gedicht „De Stormvloed" heeft hij in vier talen laten vertalen. Zelf sprak hij ook een aardig mondje buitenlands.