Politie in Lemmer
50 jaar politie in Lemmer.
Door: Jan Buitenga, Sint Nicolaasga.
Op de site spanvis staan heel mooie verhalen over Lemmer, mogelijk kan ik daar een klein stukje geschiedenis aan vastknopen, namelijk de periode 1950-1990 en dan vooral wat betreft de politie.
Toen ik in 1953, vier jaar oud, in Lemmer kwam wonen had ik nog geen idee. Wel dat ik met mijn vader, moeder en zusje vanuit Heeg zomaar in een nieuwe omgeving werd geplant, omdat mijn vader van zijn bazen de politie in Lemmer moest gaan versterken.
Na de oorlog was het met de organisatie van de politie zo gesteld dat iedere gemeente een eigen politie "korps" kreeg. In grote gemeentes (meer dan 20.00 inwoners) was dat een gemeentepolitiekorps, in kleinere gemeentes was dat een groep van het Korps Rijkspolitie. Zo’n groep had zijn eigen commandant (een adjudant), een plaatsvervanger (een opperwachtmeester en een aantal "dienders", (wachtmeesters en wachtmeesters 1e klas.)
Mijn vader was Gerrit Buitenga. Na de oorlog als NBS’er bij de bewaking van het kamp Sondel terechtgekomen (daar werden Duits-vriendelijke personen opgesloten), werd in 1948 bij de Rijkspolitie aangenomen met als standplaats Heeg. Kennelijk waren de toestanden in Lemmer in de beginjaren 50 zodanig, dat het politiekorps van Lemmer moest worden uitgebreid. Uit die tijd stammen de verhalen dat tegen een politieman door de burgerij werd verteld wat hij moest doen, anders zou hij "yn de haven soademiedere wurde." Een beetje anarchie, café’s sloten niet meer op tijd, kortom "het volk" was baas. En dat zou anders. Vond tenminste het gemeentebestuur en de politieleiding.
In de wijde omgeving werd gezocht naar jonge, sterke kerels gezocht, en zonder dat zij daar zeggenschap over hadden werden ze naar Lemmer overgeplaatst. Voor zover ik me kan herinneren bestond de groep Lemsterland in 1953 uit de commandant Stel, zijn vervanger Terpstra de wachtmeesters Jentje Koster, Gerrit Nijzing, Kooi, Kees Hofstra, Foekema, Hoekema, mijn vader Gerrit Buitenga en mogelijk nog anderen. De toenmalige groepscommandant Stel woonde in de Bantegastraat, Koster op de Nieuwe Dijk en de rest in de nieuwe Zeebuurt. In de Zuiderzeestraat woonden op een bepaald moment wel vijf politiemensen.
Het bureau van waaruit zij hun diensten draaiden stond aan de Nieuwburen, recht tegenover het postkantoor, naast het Gemeentehuis (nu oudheidkamer). Van dit bureau herinner ik me alleen de lange gang, twee kantoortjes en een losstaand cellengebouwtje met een zware deur ervoor achter het Gemeentehuis. Na een jaar of vijf moest het oude bureau worden verlaten en werd de helft van een dubbele woning, vlak bij de oude melkfabriek aan de Lijnbaan als politiebureau in gebruik genomen. Geen cellen meer en hoe men destijds met gespuis om ging vertelt het verhaal niet….
Politiebureau aan de Nieuwburen
Hoe lang de nieuwe dienders werk hebben gehad om weer baas in Lemmer te worden weet ik niet, ik was daar te jong voor. Wel hoorde ik (later) verhalen dat, wanneer het sluitingstijd was in de café’s, de bevolking van Lemmer uitliep naar de Nieuwburen om te kijken hoe de politie "de kroeg leegsloeg". Daarbij vielen soms rake klappen, soms met de gummiknuppel, soms zelfs met de platte kant van de sabel. Er is ook nooit iemand "in de haven gekieperd".
In die tijd was het ook nog vrij normaal dat de politie zich bemoeide met wat tegenwoordig huiselijk geweld heet. Van die keer dateert een verhaal over een echtpaar dat in het begin van de avond ruzie had gekregen die op straat werd uitgevochten. De politie erbij die de echtelieden naar de kamer (met bedstee) begeleidde, de vrouw opdracht gaf zich onder de lakens te begeven en manlief daar direct achteraan kieperde. Dat met de opdracht de bedsteedeuren te sluiten en er niet voor de volgende morgen uit te komen. De man is die avond niet in een kroeg waargenomen.
Rond 1963 werd het tijdelijke politiebureau aan de Lijnbaan verruild voor een nieuwgebouwd bureau aan de Markerstraat. Twee gloednieuwe dienstwoningen voor de adjudant en zijn vervanger en daartussen een modern bureau met ruimte voor de administratie, twee cellen van alle (on)gemakken voorzien en een garage, net groot genoeg om de motor met zijspan te herbergen. In dit bureau kreeg ook "schrijver" Geuvert Dijkstra zijn eigen plek. Hij was de (burger)administrateur.
Tekening van gevel van het nieuwe bureau aan de Markerstraat
In de relatieve rust die ontstond kwamen er meer en jongere politiemensen naar Lemmer. Hoekema werd overgeplaatst naar Scharsterbrug, Foekema naar Woudsend, Koster naar Sloten en zowel Stel als Terpstra gingen met pensioen. Als baas kwam adjudant Doddema vanuit het Gooi naar Lemmer. Daarnaast waren daar Henk Nijenhuis die ook als keeper van vv Lemmer bekend werd, Johan Gehasse, Geert ten Velde, Jan ten Cate en nog weer later (we zijn dan al 1964) jonge broekjes als Tjitze van der Wal, Jan van Dalfsen en Fokke van der Leij. Vooral deze jonge jongens, die het vak van de oude rotten in de praktijk moesten leren hebben een grote rol gespeeld bij mijn beroepskeuze enkele jaren later. Ik werd, juist ja…..
Dat een van de twee dienstwoningen in 1963 werd betrokken door ene Gerrit van den Berg, opperwachtmeester der rijkspolitie ging mij ook niet helemaal voorbij. Van den Berg had drie dochters, waarvan de middelste mij het meest aansprak. Dus die motivatie van mij kwam van meerdere kanten.
In de jaren die volgden passeerden meer, nu collega’s, de revue. Van Houten, van der Werf, Steensma, De Groot, Werkman, Halman (de Brabander, die al vrij snel wegens heimwee weer vertrok) Pranger, Bosma, Bosma (ja twee, Jan en Lieuwe) en vele anderen. Vooral na 1970 veel jongere collega’s die hier het werk kwamen leren en na een jaar weer verder trokken. Anderen die het langer volhielden, Henk de Jong, Johan Tepper, Gerrit Brouwer, Piet Zantman en nog veel meer. Grote indruk maakte het ongeval dat Frans Larooi overkwam, toen hij in de vroege morgen van 25 september 1978 te hulp geroepen bij een ernstige aanrijding op de autosnelweg bij Joure, werd aangereden door een vrachtauto die dwars door de afzettingen was gereden en verongelukte daarbij dodelijk.
In 1979 kwam voor mijn vader het moment dat hij afscheid van de politie mocht, maar ook moest nemen. Voor hem een moeilijk moment, hij hield van zijn werk. Het grote aantal mensen dat op zijn afscheid in de kelder van het Gemeentehuis aanwezig was bewees ook dat zijn liefde tot Lemmer, hij is in tegenstelling tot veel van zijn collega’s nooit weer uit Lemmer vertrokken, wederzijds was.
Vanaf 1980 heb ikzelf Lemmer als "diender" meegemaakt. Ik was inmiddels geplaatst in Doniawerstal, dat samen met Lemsterland tot 1990 een eenheid vormde. Tijdens de nachtdiensten kwam ik daardoor ook vaak in Lemmer terecht. Gelukkig lag de zaak er toen, misschien wel mede dankzij mijn vader en zijn collega’s een stuk gemakkelijker bij. Een keer werd mij door een nogal recalcitrant figuur gevraagd wie ik dan wel was om hem te sommeren mee te gaan naar het bureau. Toen ik mijn naam noemde werd er gevraagd "bin’st dan ien fan dy âlde Butinga?", en toen ik dit beaamde kwam de volgende vraag "bist do krekt sa fûl as dyn heit". Ook dit beaamde ik, terecht of onterecht, waarna hij de onvergetelijke woorden sprak "dan gean ik mei dy mei soan", waarna hij zonder enige nadere aansporing in de politieauto plaatsnam.
Het bureau aan de Markerstraat is in 1990 verruild voor nieuwbouw aan de Straatweg 13, hoek Markerstraat. Op de plek van het oude bureau staan inmiddels woningen.
Reactie plaatsen
Reacties
Mooi positief stukje Jan. Gr.