Oudemirdum

OUDE-MIRDUM, Olde-Mardum, Olde-Mirdum of Olde-Mirdum, d., prov. Friesland, kw. Zevenwouden, griet. Gaasterland, arr. en 5 u. Z. van Sneek, kant. en 3 u. W. van de Lemmer, aan den rijweg van Slooten naar Stavoren. Ook loopen door dit d. wegen naar het strand, Rys, Balk, enz. De buurt van dit dorp is van kleine uitgestrektheid, tellende slechts 20 h. en 140 inw., doch hieronder behooren onderscheidene buitenbuurtjes en huizen, als: Elfbergen, Vierhuizen, Spitsbergen, de Marderhoek en Hoiteburen, welke gezamelijk 50 h. en 324 inw. tellen, die meest hun bestaan vinden in den landbouw en de veeteelt.

Een stuk lands, in het zuidoosten van hier naar zee, bij de Modder-poel en Attje-Vliet, wordt gehouden voor het beste weiland in dit oord. het Joldrenbosch is zeer hoog, bevat veel bouwland, doch meest geboomte. Van eene rijweg, welke er door loopt en het Huningspad genaamd wordt, heeft men eene der schoonste gezigten van Gaasterland.

De rijweg van hier naar Rys is zeer aangenaam, als zijnde overschaduwd door het geboomte, hetwelk hier in overvloed, nevens de hooge bouwlanden, wordt gevonden.

De Herv., die hier 240 in getal zijn, behooren tot de gem. Oude-Mirdum-Nije-Mirdum-en-Sondel. De kerk was vóór de reformatie aan de H. Maria toegewijd, ten minste op de torenklok staat deze inscriptie:

De pastorie kon destijds honderd goudgulden (150 guld.); het vikarisschap zeventig goudgulden (105 guld.) en eene andere vikarij veertig goudgulden (60 guld.) opbrengen. Deze kerk was een langwerpig gebouw met eene zwaren toren, welke, oud en vervallen geworden zijnde, in 179o vervangen is door een net kerkje, hetwelk geheel gebouwd is uit den opbrengst van den ouden duifsteen, waaruit de voormalige kerk en toren bestonden.

De enkele Doopsgez., welke hier woont, wordt tot de gem. Balk gerekend. - De 80 R. K., welke men er aantreft, behooren gedeeltelijk tot de gem. van Balk gedeeltelijk tot die van Bakhuizen. - De dorpschool wordt gemiddeld door een getal van 60 leerlingen bezocht.

Oude-Mirdum is de geboorteplaats van den Wis- en Natuurkundige Henricus Aeneae, gedoopt den 25 Augustus 1743, † 1 November 1810.

In 1329 deden de West-Friezen eene landing op deze kust, die wegens hare hoogte geene zeedijken heeft, en roofden grooten buit uit de toen aanzienlijke dorpen van Oude-Mirdum en Nije-Mirdum; doch de Oostvlielingen deden het zelfde in Wester-Vlie, en zulks met zoo veel bitterheid, dat de partijen, waar zij ook elkander op zee ontmoetten, terstond handgemeen werden en de overwonnenen over boord wierpen. Dan, kort daarna werd dit verschil bijgelegd, door de tusschenkomst van den Abt van het St. Odulfus-klooster te Stavoren en eenige aanzienlijke burgers dier stad.

OUDE-MIRDUM-NIJE-MIRDUM-EN-SONDEL, kerk. gem., prov. Friesland, klass. van Sneek, ring van Slooten.

Men heeft er twee kerken, als ééne te Oude-Mirdum en ééne te Sondel. De kerk te Nijemirdum schijnt in het begin van 1700 te zijn afgebroken, althans in het jaar 1702 is er voor het laatst in gedoopt. De kerk te Sondel is eene der oudste uit den omtrek. men telt er ruim 600 zielen onder welke 210 Ledematen. De eerste, die in deze gem. het leeraarambt heeft waargenomen, is geweest Quirinus Palm, die in het jaar 1566 herwarts kwam, en in het jaar 1567 naar Emden vlugte, wegens de vervolging, die Frieslands Stadhouder, Aremberg, in Januarij van dat jaar, tegen de reeds begonnen Reformatie, op last van de Gouvernante, begon aan te rigten. Hij is in 1574, bij het innemen van leerdam, door de Spanjaarden aldaar opgehangen. De eerste, die na hen aldaar stond was Sibli Harings, die in het jaar 1599 hier stond en in het jaar 1610 naar Gaastmeer vertrok. Destijds was Sondel nog niet met Oude-Mirdum en Nieuwer-Mirdum gecombineerd, dit geschiedde eerst in het jaar 1640. Sondel heeft van het jaar 1590 af vijf predikanten gehad, waarvan de eerste was Johannes Sijlvius.

Bron: Van der Aa

Oudemirdum (Fries: Aldemardum) is een dorp in de gemeente De Friese Meren, provincie Friesland. Tot 1 januari 2014 behoorde Oudemirdum tot de gemeente Gaasterland-Sloten. Het dorp telt ongeveer 1321 inwoners. Oudemirdum is een esdorp en ligt in de streek Gaasterland. In de omgeving liggen de natuurgebieden Elfbergen, Jolderenbos en Oudemirdumer Klif.

Bron Wikipedia

OUDEMIRDUM

Onder Oudemirdum behoorden verschillende "buitenbuurtjes" en "huizen met een naam", zoals de Tegenwoordige Staat het uitdrukt. Schotanus (1718) en ook de kaart van Vegilin (1739) geven hier tien wieren aan. Van west naar oost betreft het de volgende.

De wier bij de Woudakkers 

Bij de meest noordelijke boerderij op de Woudakkers lag in 1718 en 1739 een wier. In 1850 wordt de wier niet meer aangegeven. Het land aan de andere zijde van de weg, die tegenwoordig Bûterkamp heet, bestaat uit hoge zwarte enkeerdgronden met keileem.

De wier bij de Maren 

Tegenover het Joldrenbos lag in 1718 en 1739 ten noordwesten van het dorp, ten noorden van de weg en ten zuiden van de Maren een wier. Het perceel bestaat uit hoge zwarte enkeerdgronden. In 1855 was deze locatie opgenomen in een bosperceel van het bos De Maren; de wier wordt dan niet meer aangegeven. Tegenwoordig is de bebossing weer verdwenen.

De wier ten zuiden van het dorp Oudemirdum

Direct ten zuiden van het dorp lag in 1718 en 1739 naast een stemmend huis met een boomsingel een wier. In 1850 werd de wier niet meer aangegeven.

De wier bij sate Marderhoek 

Op hetzelfde perceel bij het dorp lag 250 meter zuidelijker naast een ter plaatse van de huidige boerderij "Marderhoek" gelegen huis in 1718 en 1739 eveneens een wier. In 1850 werd de wier niet meer aangegeven. Aan de wier herinnerde waarschijnlijk het merkwaardige kleine ronde perceel E 474. De strategische ligging van Marderhoek bleek in 1514. Toen landden op 22 november op Geesterlant by Merderhoeck Jancko Douwama en Sicke Douwez Galama met Gelderse troepen; dezelfde dag nog namen ze Sloten in.

Drie wieren op de Dollen

De Dollen ten zuiden van Oudemirdum bestaan uit hoge zwarte enkeerdgronden met keileem. Op de Dollen (in 1664 Dolhuysen genoemd) worden in 1718 en 1739 drie wieren aangegeven. De noordelijkste (kad. Balk E 414 bij huis 416) naast een "stemmende stel", de andere twee (kad. Balk E 412 bij huis 411; E 382 bij huis 384) elk naast een huis. In 1850 werden deze wieren niet aangegeven.

De wier op de Hoge Grazen

Aan de Lemigeweg werd in 1718 en 1739 ten oosten van Gaastburen bij de Hoge Grazen een wier aangegeven. In de nabijheid lag toen geen huis. In 1850 ontbreekt de wier. De Hoge Grazen zijn hoge zwarte enkeerdgronden met - zoals de naam Lemigeweg ook toont - keileem.

De wier boven de Kerkwal 

Ten noorden van de Lemigeweg werd in 1718, 1739 en ook nog in 1850 boven de Kerkwal een wier aangegeven. In de nabijheid lag toen geen huis. Het terrein waar de stinswier gestaan moet hebben is verkend op 25 november 2000. Tijdens deze verkenning zijn 89 fragmenten van kogelpotaardewerk en 8 fragmenten steengoed gevonden, alle uit de late middeleeuwen.

De wier tegenover Riniastate

Tegenover de plaats van het latere - in 1844 gestichte - huis Riniastate werd in 1718 en 1739 een wier naast een huis aangegeven. De akkers rondom bestaan uit hoge zwarte enkeerdgronden, gedeeltelijk met keileem. In 1832 en 1855 stond er nog een huis; de wier werd toen niet meer aangegeven.

De wier bij Atjevliet

In het oosten van het dorpsgebied van Oudemirdum geeft Schotanus in 1718 een wier aan bij Atjevliet.

De stinzen van Deeckema

Interessant is dat in de late 16de eeuw nog de herinnering leefde aan een hoofdelingenfamilie in Oudemirdum, die in het bezit zou zijn geweest van meer dan één stins. Hoewel in de bron waaruit dit blijkt, het zogenaamde Lineageboek van Rennert van Solckema, ook fictieve elementen voorkomen, ligt het voor de hand aan te nemen dat deze familie niet geheel aan de fantasie is ontsproten, en dat sommige van de Oudemirdumer stinswieren met haar in verband gebracht kunnen worden.

In de 15de eeuw zouden Deeckema's te Oudemirdum wal seven staende stenssen ofte stenshuissen hebben gehad. Ze behoorden niet tot de gelijknamige familie in Weidum, want zij voerden niet de lelies, maar hun wapen waer drie rogge aren mit drie claverbladen etc.; goed passend dus bij het Gaasterlandse landschap. Een dochter à Dekema ex Oldemardum, Renck Deeckema geheten, zou met olde Sascker Hylckema, nobilis in Harig, zijn getrouwd. Hun dochter Bauck Hylckema van Harig trouwde met Ids Tiercx Hannema, nobilis in Backhuisen; een dochter van hen, Rensck Idsd van Hannema, geboren rond 1515, trouwde met Meyne Tietema van Harich.

P.N. Noomen: De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners

Naamlijst Predikanten te Oudemirdum (waarbij Sondel sedert 1640.) Was eerst onder de klassis Zevenwouden.

Quirinus Palm, Roomsch priester te Oldemirdum, vlugtte wegens zijne hervormde gevoelens naar Einden, waar hij reeds was in 1566. Het vorige jaar had hij zich aan eenige misstappen schuldig gemaakt, waarover hij door Petrus Hain en 2 getuigen bestraft was. Deze bestraffing echter nam hij niet beter op, dan die, welke Theunis CL. van Wassenaar en Godefridus Wingius, te Emden aan hem gedaan hadden en waarom zij hem bij het nachtmaal als onboetvaardig wilden voorgesteld hebben. Schoon Quirinus Palm, onder den ban lag, heeft M. Poppius , predikant te Manslagt, hem nogthans bij zich op den preekstoel toegelaten in 1566, daar, volgens zijn oordeel, die van Leeuwarden en Emden te streng met hem handelden. Later was hij pred. te Leerdam, waar de Spanjaarden in 1574 hem ophingen.

  • 159 . Sible Harings, was volgens synodale Acten, hier in 1599 en behoorde onder de klassis Zevenwouden; verroepen naar Gaastmeer, is hij geapprobeerd bij de klassis Sneek 7 Mei 1610.
  • 161 . Albertus Hummerus, opgevoed in het weeshuis te Sneek, was denkelijk de opvolger van bovengenoemden, is hier gekomen in 1610 of 11, en overleden' den 8 Junij 1619.
  • 1621. Jacobus Florus, zoon van Corn. te Piaam, kwam hier in 1621. Hij is van zijne bediening ontzet denkelijk den 6 Junij 1625, daar hij den 17 Julij 1627 gecompareerd is voor de Deputaten synodi met zijnen vader, die tijd en plaats verzocht, waarop zijn zoon zijn appel over het deportement, bij de classis van Sneek over hem gedaan, mocht bevorderen. Hij is naderhand verdronken.
  • 1628. Wopke Botes, beroepen van Wier, geapprobeerd den 1 Julij, is lid der klassis geworden den 5 Augustus en overleden den 8 September 1636. Eenigen tijd vacature.
  • 1639. Hajo Venema is als kandidaat hier beroepen op een tractement van 300 gulden om Oude en Nieuwe Mirdum te bedienen, en geapprobeerd den 2 Julij; in het volgende jaar is hem Sondel ook toegevoegd en met de gemeente gecombineerd. Hij overleed in 1657.
  • 1658. Henricus Vomelius, broeder van Petr. te Gaast, is als kandidaat geapprobeerd den 9 Februarij, lid der klassis geworden den 20 April, en overleden in 1674. Uit een proces en eene sententie van den 19 December 1685 blijkt, dat Vomelius in 1665 het collecte van 't gemaal van het dorp Oldemirdum heeft bediend.
  • 1675. Wilhelmus Scaevola of Scliaevola, denkelijk zoon van Joh. te Metslawier ca., geboren in 1641, is als kandidaat geapprobeerd den 2 November, lid der klassis gworden den 29 Februarij 1676, verroepen naar Heeg, en gedimitteerd den 7 October 1684.

De schrijvende hand komt ook voor in het familiewapen van de predikant Wilhelmus Scaevola, zoals dat is gegraveerd op de zilveren avondmaalkelk van de gemeente Scharnegoutum met als opschrift "De Diaconie Beker tot Govtvm en Loinga Anno 1688". 

  • 1685. Johannes Winkler, is beroepen van Longerhouw, daar gedimitteerd den 22 Januarij, lid der klassis geworden den 8 April, verroepen naar Deinum, en gedimitteerd den 5 Augustus 1686.
  • 1687. Maurits Arnoldus Banning is geapprobeerd den 3 April, lid der klassis geworden den 7 Junij, en emeritus in 1708 den 22 Augustus bij 't Gollegie.
  • 1708. Johannes Banning, zoon van Maur. arn, is als kandidaat geapprobeerd den 20 November, lid der klassis geworden den 9 April 1709, en overleden in 1735.
  • 1736. Johannes Sixtus Stokman, geboren te Amsterdam April 1707, is als kandidaat bevestigd den 13 Mei, verroepen naar Wier, en gedimitteerd 2 Mei 1741.
  • 1741. Eduardus Aenée, geboren te Slooten den 16 Februarij 1718, is als kandidaat bevestigd den 17 September en nam, verroepen naar Harich, afscheid den 10 November 1765.
  • 1765. Eltjo Hulshof, geboren te Nieuwwolda, is als kandidaat bevestigd den 1 December en nam, verroepen naar Hiaure, afscheid den 28 April 1779.
  • 1779. Justus Crans, geboren te Dokkum in October 1753, is als kandidaat bevestigd den 16 Mei en nam, verroepen naar Aalsum, afscheid den 7 September 1783.
  • 1783. Johannes Wibrandus Florison, geboren te Metslawier den 30 April 1760, zoon van Joh. Jac., broeder van Laur. Joh. te Ee en Engwierum, is als kandidaat bevestigd den 26 October en nam, verroepen naar Pietersbierum, afscheid den 28 Mei 1786.
  • 1787. Hero Idema, geboren te Appingadam, is als kandidaat bevestigd den 22 April, nam, verroepen naar Opperdoes, afscheid den 15 September 1793, en overleed daar den 27 September 1820, oud 56 jaren.
  • 1796. Jacobus de Vries, rustend predikant van Minnertsga, deed zijn intreerede den 31 Januarij en nam , verroepen naar Boxum, afscheid den 30 Julij 1797.
  • 1797. Johannes Wesselius, zoon en broeder van Herm., deed, beroepen van Oldeholtpade, zijn intreerede den 8 October en nam, verroepen naar Idaard, afscheid den 16 September 1798.
  • 1799. Stephanus Johannes Bulthuis deed, beroepen van Gaastmeer, zijn intreerede den 21 April, en overleed den 15 December 1827.
  • 1828. Jan Keizer deed, beroepen van Ballum en Hollum, zijn intreerede den 5 October en nam, verroepen naar Wetsinge en Sauwerd, afscheid den 4 April 1830.
  • 1830. Anne Tjittes Reitsma, geboren te Lemmer den 16 December 1806, is als kandidaat bevestigd, deed zijn intreerede den 22 Augustus en nam, verroepen naar Roordahuizum, afscheid den 22 Julij 1838. (Anne Tjittes Reitsma, is overleden op 1 april 1880 te Groningen, zoon van Tjitte Reitsma en Trijntje Gurbens. Hij was gehuwd met Klaaske Noordenloos, de hoogleraar Johannes Reitsma, was hun zoon). Afbeelding op: www.beeldbankgroningen.nl
  • 1838. Frederik Gerhard ter Meulen, geboren te Enschede, deed, als kandidaat bevestigd, zijn intreerede den 9 December.

Er ontbreken: J. Troste 1851—81; T. H. Woudstra 1882.

Bron: tresoar.nl/wumkes/pdf

Pastorie Oudemirdum.

De oude openbare school te Oudemirdum-Balk.

Onderwijs en schoolmeesters te Oudemirdum.

De eerste schoolmeester die we hier aantreffen is Sierck Jans, die op 14 feb. 1679 zijn zoon Douwe, geboren op 13 feb., laat dopen. In maart 1685 worden als lidmaten genoemd: Sierk Jans en Antje Ruurds, echtelieden. Op 6 aug. 1699 wordt hun zoon Sipke, gedoopt en op 28 jan. 1701 hun dochter Antje. In dat jaar was Jans, nog steeds schoolmeester.

  • In 1710 komen voor als lidmaten: Jan Jacobs en Jink Jans, echtelieden; evenzo in 1714. Op 22 mei 1712 laat Jan Jacobs, schooldienaar te Oudemirdum, hier een kind dopen: Reynsk. In maart 1714 wordt Didde gedoopt en in jan. 1716 hun dochter Antje.
  • In 1721 was Cornelis Roelofs, hier schoolmeester; hij deed op 16 feb. van dat jaar belijdenis. Hij vertrok in aug. 1725 met attestatie naar Hemelum. Hij werd waarschijnlijk opgevolgd door Feike Sijgers, want op 23 nov. 1725 trouwde Feike Sijgers, schoolmeester te Oudemirdum, in Balk met Himkjen Wattjes van Balk.
  • In 1749 was Pieter (of Pijter) Sjoerds schoolmeester te Oudemirdum.
  • In feb. 1766 was J. Schotanus schoolmeester te Oudemirdum. In 1772 was hij als schoolmeester in Sondel.
  • In 1794 vinden we Jan Durks, als schoolmeester in Oudemirdum. Zijn vrouw heette Trijntje Jacobs. Hij was hier in juni 1796 nog.

De Gaasterlandse schoolmeesters te Balk, Wijckel, Oudemirdum, Mirns-Bakhuizen en Harich, werden in 1796 afgezet, omdat zij weigerden de "Verklaring volgens publikatie der Representanten van het Volk van Friesland" d.d. 11 maart 1796 van alle ambtenaren geëist, te ondertekenen. Aangifte [voor een nieuwe schoolmeester] kon vóór 12 mei plaatsvinden; het traktement in Oudemirdum bedroeg 77 c.g.. met vrije woning en verdere emolumenten. In april 1797 was de school te Oudemirdum vacant; in juli 1798 was dat nog steeds het geval.

  • In 1804 stond hier Rein Douwes Visser, als schoolmeester. Het traktement was toen ƒ 102. Hij werd op 12 dec. 1808 door de Landdrost afgezet - na enige tijd geschorst geweest te zijn - wegens onkunde, dronkenschap en ergerlijk gedrag, met intrekking van zijn acte van algemene toelating.
  • In 1808 werd Jurjen Everts (de Koe), geboren omstreeks 1770, tijdelijk benoemd als schoolmeester. Hij was voordien in Hemelum werkzaam geweest. In 1809 kreeg hij een vaste aanstelling. Het traktement bedroeg toen 89 c.g. 12 st., schoolpenningen (ƒ 1,50 per kwartaal) en vrij wonen. In 1810 was het traktement ƒ 300. Hij was tevens koster en voorzanger. In 1828 werd een nieuwe school gebouwd. Hij is begin 1840 te Oudemirdum overleden.
  • Als zijn opvolger werd Jan Rinkes Baukema, tijdelijk benoemd; op 10 aug. 1840 kreeg hij een vaste aanstelling. Hij was op 10 maart 1817 geboren te Harich. In 1864 werd de school vergroot; de inwijding van het vernieuwde gebouw vond op 18 juli van dat jaar plaats. Baukema, stond hier tot 1887 en is, volgens de grafzerk op het kerkhof te Oudemirdum, op 21 feb. 1897 overleden. Zijn echtgenote Grietje Boukes Albada, was op 12 juni 1819 geboren te Kolderwolde. Zij overleed te Oudemirdum op 8 feb. 1890. Hun zoon was de Friese kunstschilder Sieger Jans Baukema, geboren op 3 april 1852. Hij was eerst onderwijzer te Koudum, Oudega (H.) en Sneek. Toen leerde hij 't schilderen aan "Minerva" te Groningen. Hij werd later leraar aan de HBS te Deventer en in 1884 werd hij directeur van de schilderschool te Arnhem. Zijn vrouw, geboren Schaap, was van Delft afkomstig. Zij overleed op 23-jarige leeftijd. Hij hertrouwde in 1887 met een van zijn leerlingen, geboren Philippe. (Maria Johanna Philipse)
  • In 1887 werd Baukema opgevolgd door Hendrik Ates Leffring. Deze werd op zijn beurt in 1921 opgevolgd door J. Wijma. De benoeming was tijdelijk; Wijma was rustend hoofd der school te Balk.
  • In 1923 werd hij opgevolgd door W. Hilverda, die ook een tijdelijke aanstelling kreeg. Hij is later opgevolgd door J.E. van der Oort, die op 1 april 1930 naar Moerdijk vertrok. Na het vertrek van Van der Oort, is het onderwijs aan deze school voorlopig geschorst, wegens gebrek aan leerlingen. Op 1 april 1932 is de school voorgoed opgeheven, met goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

Bijzonder onderwijs.

Te Oudemirdum werd in 1921 een hervormde christelijke school gesticht (CVO). Als hoofd werd toen J. Koning, benoemd. Hij werd in 1925 opgevolgd door J. de Ruiter van Hoorn, (Terschelling). Hij was eerder onderwijzer te Ameide en Alphen a/d Rijn geweest. Op 1 nov. 1929 vertrok hij naar Balk om daar hoofd van de christelijke landbouwschool te worden. Hij werd later lid van de Provinciale Staten van Friesland en sedert 1946 lid van de Tweede Kamer voor de CHU. De Ruiter werd op 1 jan. 1930 opgevolgd door A.B. Renema, die daarvoor in Echtenerpolder werkzaam was geweest. In 1946 was hij nog aan deze school te Oudemirdum verbonden.

Bron: www.fryske-akademy.nl

Lege Leane

Het Fonteinbos te Oudemirdum.

Oudemirdumer klif, Gaasteland.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.