Koelstra, Klaas
Klaa(e)s Koelstra, gemeente ambtenaar, geboren op 3 maart 1914 te Balk, overleden op 14 juli 1944 te Sneek, zoon van Hendrik Gijsbertsz Koelstra en Geeltje Johannesd van Hout. gehuwd met Antje Koster
Koelstra was leider van een distributiekantoor. Hij bemoeide zich vooral met de huisvesting van onderduikers. Koelstra is dodelijk in het achterhoofd geschoten tijdens de Sneker Bloednacht als vergeldingsmaatregel voor de liquidatie van de NSKK‘er Geale van der Kooij. Begraven op de algemene gemeentelijke begraafplaats te Sneek.
Sneker bloednacht.
De nacht van 13 op 14 juli 1944 is de geschiedenis ingegaan als de Sneker Bloednacht. In de Sneker Bloednacht zijn vier Snekers in koelen bloede vermoord: Klaas Koelstra, J. Tekelenburg, J.H. Bakker en Feike van der Heide.De latere burgemeester Rasterhoff stond ook op het lijstje, maar overleefde de moordpartij. Op 13 juli 1944 vertrok omstreeks 22.30 uur een autobus met ongeveer 35 NSKK-mensen uit Leeuwarden. Bij hen was ook de schietgrage SD'er Jan Ale Visser, medisch student te Groningen. Hij was de aanstichter van het verschrikkelijke drama dat zich die nacht in de stad zou ontrollen.
Visser had een lijst met namen van 25 vooraanstaande burgers in Sneek die als anti-Duits bekend stonden. Op hen moest de ontvoering en liquidatie van de NSB-er G. van der K. gewroken worden.
Met de hulp van de NSB-opperluitenant A.O. werd in diens huis de lijst in tweeën gesplitst.
De groep van Visser splitste zich ook in tweeën en gewapend met de lijsten gingen ze op pad. De Sneker NSB-ers T.H. en W.V. dienden als gidsen. "De eerste groep had geen succes. Op alle adressen waar men kwam was de gezochte afwezig of hield zich verscholen. (...)
Toch maakte deze groep een slachtoffer. Het was de jonge J. Tekelenburg, die in de schaduw van de Martinikerk woonde. Door de drukte op straat gewekt, ging hij voor het raam staan om te zien wat er gebeurde. Deze nieuwsgierigheid werd zijn dood. De moordenaarsbende zag hem staan en hij werd gesommeerd de voordeur te openen. Nauwelijks had hij dit gedaan of hij werd neergeschoten".
"Meer 'succes' had de groep van Visser. Nadat deze drie kwartier op pad was geweest werd in de Wijde Noorderhorne aangebeld bij de familie Bakker van de broodfabriek Stad Sneek. (...) De heer J.H. Bakker moest zich aankleden. (...) Toen werd hij, tegen half twee, meegenomen. Kort daarna hoorden de angstig achterblijvende een schot. Het was spertijd en dus levensgevaarlijk naar buiten te gaan nu de dood door Sneek patrouilleerde.
De volgende morgen vond de zoon het lijk". (...) "Enkele minuten later stond de troep voor de woning van de heer A. van der Heide in de Kruizebroederstraat. Zoon Feike had enige dagen tevoren ruzie gehad met een NSB-er en dat vergrijp zou nu even beslecht worden. (...) Tegen Feike werd gezegd dat hij even mee moest komen naar het politiebureau. Het zou maar voor kort zijn. Zijn vader keek hem na toen ze vertrokken. Nog geen twee minuten later klonk een schot. (...) Visser had zijn tweede slachtoffer gemaakt".
Klaas Koelstra "Om half drie belden ze aan op de Troelstrakade bij de heer K. Koelstra, leider van de distributiedienst. (...) Mevrouw Koelstra had een voorgevoel van wat haar man te wachten stond. 'Waar brengen jullie hem heen?', vroeg ze. Ze wilde hem nog een vulpen meegeven. (...) Toen Koelstra nog afscheid wilde nemen van zijn schoonouders kreeg hij daartoe geen toestemming. De bende had haast. Tegen vier uur was de spertijd afgelopen en dus de geschikte tijd voor de werken der duisternis verstreken.
En weer vroeg mevrouw Koelstra: "Doen jullie mijn man niks?" De gewetenloze Visser antwoordde: "Ik weet het niet; God weet het".
Op straat namen een vijftiental mannen Koelstra tussen zich in. Zijn vrouw zag hem na. Bij de brug hoorde zij een satanische lach, die haar door merg en been ging. Via de Jachthavenstraat bereikten de mannen de Leeuwarderweg. Daar schoten ze hem neer. " Ludolf Rasterhoff "Het ging maar vlot, vond de troep, toen zij zich haastte naar de woning van gemeentesecretaris L. Rastherhoff".
Toen in de vroege ochtend de spertijd was afgelopen (de tijd dat de mensen 's nachts verplicht binnen moesten blijven) heerste er afgrijzen en rouw in de stad. De nabestaanden vonden de lijken van de slachtoffers op straat, op de plaats waar ze waren neergeschoten. Bij het ontwaken van de stad ging het trieste nieuws van mond tot mond.
Pieter Wijbinga heeft het vervolg beschreven in deel 2 van Bezettingstijd in Friesland.
Reactie plaatsen
Reacties